OFF
57
Toegang tot de auto
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en
diefstal. Het systeem bestaat uit de volgende
typen beveiliging:
Alarm
- Omtrekbeveiliging
Dit systeem houdt de te openen carrosseriedelen van de auto in de gaten.
Het alarm gaat af als iemand een por tier, de
achterklep of de motorkap probeert te openen.
- Interieurbeveiliging
Dit systeem treedt in werking als er bewegingen in het interieur worden waargenomen.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt ingeslagen,
als iets of iemand de auto binnendringt of als iets
of iemand in de auto beweegt.
- Wegsleepbeveiliging
Dit systeem treedt in werking als er veranderingen in de wagenhoogte worden waargenomen.
Het alarm gaat af als de auto wordt opgetild,
verplaatst of aangestoten.
Automatische beveiligingsfunctie
Dit systeem treedt in werking als iemandprobeert het alarm te saboteren.Het alarm gaat af als iemand probeert de accu, de knop of de kabels van de sirene uit te schakelen of te beschadigen.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaatsalvorens wijzigingen aan het alarmsysteem aan te brengen.
Vergrendelen van de auto met
volledig ingeschakeld alarm
Inschakelen
)
Zet het contact af en verlaat de auto.
)
Druk op de vergrendelknop
van de a
fstandsbediening of
vergrendel de auto met het
"Keyless entry and star t"-systeem. Het alarmsysteem is geactiveerd: het
controlelampje van de knop zal één keer per seconde knipperen.
Nadat de vergrendelknop van de
afstandsbediening is ingedrukt of nadat de
auto met het "Keyless entry and star t"-systeem
vergrendeld is, wordt de uitwendige beveiliging
na 5 seconden, de interieurbeveiliging na45 seconden en de wegsleepbeveiliging na
1 minuut en 30 seconden geactiveerd.
Indien een por tier o
f de achterklep niet goed isgesloten, wordt de auto niet vergrendeld, maar
wordt de uitwendige beveiliging na
45 seconden wel ingeschakeld.
) Druk op de ontgrendelknop
van de afstandsbediening of ontgrendel de auto met het"Keyless entry and star t"-systeem.
Uitschakelen van de interieurbeveiliging
De interieurbeveiliging wordt uitgeschakeld; het controlelampje
van de knop gaat uit.
OFF
OFF
OFF
Vergrendelen van de auto
met alleen de uitwendige
beveiliging ingeschakeld
Schakel de interieur- en wegsleepbeveiliging uit
om te voorkomen dat het alarm onnodig wordt
ingeschakeld als bijvoorbeeld:
- een ruit op een kier blijft staan,
- de auto wordt gewassen,
- een wiel wordt ver wisseld,
- de auto wordt gesleept,
- de auto op een boot wordt ver voerd.
Uitschakelen van de interieur- en
wegsleepbeveiliging
) Zet het contact af en druk binnen
10 seconden op deze knop tot
het controlelampje blijft branden. ) Verlaat de auto.
)
Druk onmiddellijk op de
vergrendelknop van de
afstandsbediening of vergrendel
de auto met het "Keyless entryand start"-systeem.
Alleen de uitwendige beveiliging wordt
ingeschakeld; het controlelampje van de knop
zal één keer per seconde knipperen.
De interieur- en wegsleepbeveiliging worden
uitsluitend uitgeschakeld als deze procedure elke keer na het afzetten van het contact wordt
uitgevoerd.
Opnieuw inschakelen van deinterieur- en wegsleepbeveiliging
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in werkingen knipperen de richtingaanwijzers gedurende
dertig seconden.
Als het alarm voor de 11 ekeer afgaat, worden
de alarmsystemen uitgeschakeld.
)Druk op de ontgrendelknop
van de afstandsbediening of
ontgrendel de auto met het
"Keyless entry and star t"-systeem om de omtrekbeveiliging uit te schakelen. ) Druk op de vergrendelknop van de afstandsbediening of vergrendel de auto met het "Keyless entry and start"-systeem om alle alarmsystemen in te schakelen.
Het controlelampje van de knop
zal opnieuw één keer per seconde
knipperen.
Als het controlelampje van de knop snel knipper t bij het ontgrendelen van
de auto met de afstandsbediening of
met het "Keyless entry and start"-
systeem, is het alarm tijdens uw afwezigheid
afgegaan. Het lampje stopt met knipperen als
het contact wordt aangezet.
Storing afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
)Ontgrendel de auto met de sleutel(in de afstandsbediening) in het slot
van het bestuurdersportier.
)Open het por tier; het alarm gaat af. )Zet het contact aan, het alarm stopt. Hetcontrolelampje van de knop gaat uit.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te schakelen
)Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de sleutel (in de afstandsbediening) in het slot van het bestuurdersportier.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact hetcontrolelampje van de knop blijft branden, duidt dit op een storing in het systeem.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
*
Volgens land van bestemming.
Automatisch inschakelen *
Het systeem wordt 2 minuten nadat het
laatste por tier of de achterklep is gesloten,
automatisch ingeschakeld. )Om het afgaan van het alarm bij het
openen van een portier of de achterklep te
voorkomen, moet eerst op de ontgrendelknop
van de afstandsbediening worden gedruktof moet de auto ontgrendeld worden met het"Keyless entry and start"-systeem.
Antiklemvoorziening
Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit,stopt de ruit en gaat deze direct gedeeltelijk
w
eer open.
Als de ruit niet wil sluiten, druk dan op deschakelaar om de ruit helemaal te openen en
trek vervolgens de schakelaar omhoog tot de ruit volledig is gesloten. Houd de schakelaar nahet sluiten nog ongeveer 1 seconde vast.
Tijdens deze handelingen is de antiklemvoorziening uitgeschakeld.
Blokkering van de ruitbedieningachter
Resetten van de
ruitbedienin
g
Wanneer tijdens het bedienen van deruit iets tussen de ruit en de sponningbekneld raakt, moet de ruit weer worden geopend. Druk daar voor op de desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aanpassagierszijde bedient, moet deze ervan verzekerd zijn dat niets hetcorrecte sluiten van de ruit hindert.
De bestuurder moet ervan verzekerd zijn dat de passagiers op de juiste manier gebruik maken van deelektrische ruitbediening.
Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens het bedienen van de ruit niet kunnen
bezeren.
Let op inzittenden en/of personen in de buurt van de auto tijdens het sluiten vande ruiten met de elektronische sleutel of het "keyless entry and star t"-systeem. Als de accu los
gekoppeld is geweest, moet deruitbediening gereset worden. Tijdens deze handelingen is de
ant
iklemvoorziening uitgeschakeld:
- open de ruit volledig en sluit de ruit.
Telkens als de schakelaar omhoo
g wordt getrokken, sluit de ruit enkele centimeters.
Laat de schakelaar los en trek hemopnieuw omhoog totdat de ruit volledig is gesloten,
- houd de schakelaar na het sluiten nog
minimaal 1 seconde vast.
Druk, voor de veiligheid van uwkinderen, op de schakelaar 5 om deruitbediening achter, ongeacht de
stand van de ruiten, te blokkeren.
Ter bevestiging gaat het controlelampje vande knop branden en wordt er een melding
weergegeven. Het lampje blijft branden zolang
de kinderbeveiliging is ingeschakeld.
De binnenportiergrepen van de achterportieren
worden in dat geval ook geblokkeerd.
Het blijft mogelijk om de portieren van buitenaf
te openen en de achterportierruiten via het
bedieningspaneel op het bestuurdersportier te bedienen.