118
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
INOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Opmerkingen
Als het koppelingspedaal niet wordt ingetrapt is, 3 minuten na
het uitzetten van de motor, een herstart van de motor alleen mo-
gelijk m.b.v. de contactsleutel.
Als de motor ongewenst is afgeslagen, bijvoorbeeld wanneer het
koppelingspedaal te snel is losgelaten bij een ingeschakelde ver-
snelling, en het Start&Stop-systeem is ingeschakeld, dan kan de
motor gestart worden door het koppelingspedaal helemaal in te
trappen of door de versnellingspook in de vrijstand te zetten.
OMSTANDIGHEDEN VOOR
HET HERSTARTEN VAN DE MOTOR
Vanwege comforteisen, beperking van de uitstoot en om veilig-
heidsredenen kan de motor weer automatisch worden gestart, zon-
der ingrijpen van de bestuurder, onder de volgende omstandigheden:
❍onvoldoende opgeladen accu;
❍ruitenwisser ingeschakeld op maximale snelheid;
❍beperkte onderdruk in het remsysteem (bijvoorbeeld na her-
haaldelijk intrappen van het rempedaal);
❍auto in beweging (bijvoorbeeld wanneer bergafwaarts wordt
gereden);
❍wanneer de motor langer dan circa 3 minuten is uitgezet door
het Start&Stop-systeem;
❍bij uitvoeringen met automatische klimaatregeling met ge-
scheiden regeling (voor bepaalde uitvoeringen/markten), om
een comfortabele temperatuur te bereiken in het interieur of
door inschakeling van de MAX-DEF-functie.
Met een ingeschakelde versnelling kan de motor alleen automa-
tisch worden gestart als het koppelingspedaal geheel wordt inge-
trapt. Het starten wordt aan de bestuurder getoond door het ver-
schijnen van een melding en, voor bepaalde uitvoeringen/markten,
het knipperen van symbool
Uop het display.
119
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
VEILIGHEIDSINSTELLINGEN
Als de motor is uitgezet door het Start&Stop-systeem en de be-
stuurder maakt de eigen veiligheidsgordel los en opent het be-
stuurders- of passagiersportier, dan kan de motor daarna alleen
worden gestart m.b.v. de contactsleutel.
De bestuurder wordt op deze situatie geattendeerd door een ge-
luidssignaal en door het knipperen van symbool
U op het dis-
play (op enkele uitvoeringen verschijnt ook een melding).
„ENERGY SAVING”-functie
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als na een automatische start van de motor de bestuurder 3 minu-
ten geen enkele actie onderneemt, dan zet het Start&Stop-systeem
de motor definitief uit om brandstof te besparen. In dit geval kan
de motor alleen gestart worden m.b.v. de contactsleutel.
OPMERKING Het is in alle gevallen mogelijk de motor draaiend te
houden door het Start&Stop-systeem uit te schakelen.
STORINGEN
Indien zich een storing voordoet, wordt het Start&Stopsysteem uit-
geschakeld. De bestuurder wordt op de hoogte gebracht van de
storing door het knipperende
Usymbool (uitvoeringen met mul-
tifunctioneel display) of
jsymbool (uitvoeringen met herconfi-
gureerbaar multifunctioneel display). Voor bepaalde uitvoerin-
gen/markten, indien aanwezig, wordt er ook een bericht
weergegeven. Neem in dat geval contact op met een Alfa Romeo
Servicenetwerk.
AUTO LANGERE TIJD NIET IN GEBRUIK
Als de auto langere tijd niet wordt gebruikt, dan moet er in het
bijzonder op worden gelet dat de elektrische voeding van de accu
wordt losgemaakt.
Hiervoor moet de aansluiting A-fig. 83 (door bediening van knop B)
worden losgekoppeld van de accuconditiesensor C, die op de min-
pool D van de accu is gemonteerd. Deze sensor mag nooit worden
losgekoppeld van de accu, behalve als de accu wordt vervangen.
fig. 83A0K0179m
Wendt u tot het Alfa Romeo Servicenetwerk als de
accu moet worden vervangen. Vervang de accu
door een accu van hetzelfde type (HEAVY DUTY)
en met dezelfde specificaties.
125
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
MELDINGEN OP HET DISPLAY
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Bij het inschakelen van de sensoren verschijnt op het “Instelbare
multifunctionele display” (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
het scherm van fig. 88a; de informatie over de aanwezigheid van
en de afstand tot een obstakel wordt niet alleen doorgegeven door
middel van geluidssignalen, maar wordt ook zichtbaar gemaakt op
het display van het instrumentenpaneel. Als meerdere obstakels
aanwezig zijn, dan wordt het obstakel aangegeven dat zich het
dichtst bij de auto bevindt.
AKOESTISCH WAARSCHUWINGSSYSTEEM
Als de achteruit wordt ingeschakeld, klinkt automatisch een ge-
luidssignaal als er binnen het meetbereik een obstakel is.
Het geluidssignaal:
❍wordt steeds korter onderbroken naarmate de afstand tot het
obstakel kleiner wordt;
❍klinkt ononderbroken als de afstand tot het obstakel minder
is dan ongeveer 30 cm en stopt onmiddellijk als de afstand tot
het obstakel groter wordt;
❍heeft een gelijkblijvende onderbreking als de door de middel-
ste sensoren gemeten afstand gelijk blijft. Als de afstand ge-
meten door de sensoren aan de zijkant gelijk blijft, wordt het
signaal na 3 seconden afgebroken om signalering te voorko-
men wanneer de auto bijvoorbeeld langs een muur rijdt.
BELANGRIJK Het volume van de akoestische waarschuwingssig-
nalen kan worden ingesteld m.b.v. de optie “Volume geluidssig-
nalen” in het “Setup-menu”.
WERKING MET AANHANGER
De werking van de sensoren wordt automatisch uitgeschakeld als de
stekker van de elektrische kabel van de aanhanger wordt aange-
sloten op de stekkerdoos van de trekhaak. De sensoren worden au-
tomatisch weer ingeschakeld als u de aanhangerstekker loskoppelt.
Voor een juiste werking van het systeem mag er
geen modder, vuil, sneeuw of ijs op de sensoren
zitten. Wees voorzichtig bij het reinigen van de sen-
soren om krassen of beschadigingen te voorkomen; ge-
bruik geen droge, grove of harde doek. De sensoren moe-
ten worden gereinigd met schoon water, waaraan
eventueel autoshampoo is toegevoegd. In wastunnels
waar gebruik wordt gemaakt van stoom of hogedruk-
reiniging, moeten de sensoren kort worden gereinigd.
Houd hierbij de straalpijp op meer dan 10 cm afstand.
fig. 88aA0K0059m
133
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
SBR-SYSTEEM
(Seat Belt Reminder)
Dit akoestische waarschuwingssysteem waarschuwt, samen met
het knipperende lampje
fig. 95A0K0075m
Op enkele uitvoeringen is boven de binnenspiegel ook een paneel
fig. 95 aanwezig (als alternatief voor de waarschuwingslampjes op
het instrumentenpaneel) dat de passagiers op de zitplaatsen voor
en achter via een zichtbaar en akoestisch signaal waarschuwt als
ze hun veiligheidsgordels niet hebben omgelegd.
Voor permanente uitschakeling dient u zich tot het Alfa Romeo Ser-
vicenetwerk te wenden. Het SBR-systeem kan alleen via het Se-
tup-menu van het display weer worden geactiveerd (zie het hoofd-
stuk “Wegwijs in uw auto”).
De lampjes kunnen een rode of groene kleur hebben en werken
als volgt (fig. 95):
❍1 = zitplaats linksvoor (geeft de status voor de bestuurder aan
bij uitvoeringen met stuur links)
❍2 = zitplaats linksachter (passagier)
❍3 = zitplaats middenachter (passagier)
❍4 = zitplaats rechtsachter (passagier)
❍5 = zitplaats rechtsvoor (geeft de status voor de passagier aan
bij uitvoeringen met stuur links)
150
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als het lampje ¬niet gaat branden als u de con-
tactsleutel in stand MAR draait, of blijft branden tij-
dens het rijden (op enkele uitvoeringen verschijnt
ook een melding op het display), dan is er mogelijk een sto-
ring in de veiligheidssystemen; in dat geval kunnen de air-
bags of gordelspanners niet geactiveerd worden bij een on-
geval of, in een zeer beperkt aantal gevallen, niet op de
juiste wijze geactiveerd worden. Voordat u verder rijdt, dient
u contact op te nemen met het Alfa Romeo Servicenetwerk
om het systeem direct te laten controleren.
De geldigheidsduur van de pyrotechnische lading
en die van het spiraalmechanisme zijn vermeld op
het betreffende plaatje in het dashboardkastje.
Wendt u vóór het verstrijken van deze periode tot het
Alfa Romeo Servicenetwerk om de gordelspanner te la-
ten vervangen.
Reis niet met voorwerpen op schoot of voor de
borst en houd vooral geen pijp, potlood enz. in
de mond. Bij een ongeval waarbij de airbag in wer-
king treedt, kan dit ernstig letsel veroorzaken.
Laat bij diefstal of een poging tot diefstal, bij be-
schadiging of als de auto bij een overstroming on-
der water is geweest, het airbagsysteem door het
Alfa Romeo Servicenetwerk controleren.
Bedenk dat als de contactsleutel in stand MAR
staat, ook bij uitgezette motor de airbags geacti-
veerd kunnen worden als de auto wordt aange-
reden door een andere auto. Daarom mogen, ook als de
auto stilstaat, absoluut geen kinderen op de passagiers-
stoel voor worden geplaatst. Als de contactsleutel echter
in stand STOP staat, wordt bij een ongeval geen enkel be-
veiligingssysteem (airbag of gordelspanners) geactiveerd;
als een systeem niet in werking treedt, betekent dit niet
dat het systeem niet goed werkt.
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat
het lampje
“(met ingeschakelde frontairbag aan
passagierszijde) enige seconden branden en ver-
volgens enige seconden knipperen, om aan te geven dat
de airbag aan passagierszijde bij een ongeval wordt ge-
activeerd. Hierna moet het lampje doven.
De frontairbag treedt in werking als de botsing
zwaarder is dan een botsing waarbij alleen de gor-
delspanners worden geactiveerd. Bij aanrijdingen
die tussen deze twee drempelwaarden in liggen, treden
alleen de gordelspanners in werking.
F91
F90
F12
F13
F12
F13
F93
F92
F32155
155
155
155
155
155
155
155
1557,5
7,5
7,5
7,5
15
15
7,5
7,5
10
191
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
ZEKERINGENTABEL
VERLICHTING ZEKERING AMPÈRE FIGUUR
Grootlicht rechts
Grootlicht links
Dimlicht rechts
(uitvoeringen met halogeen koplampen)
Dimlicht links
(uitvoeringen met halogeen koplampen)
Dimlicht rechts
(uitvoeringen met Bixenon koplampen)
Dimlicht links
(uitvoeringen met Bixenon koplampen)
Mistlamp rechts
Mistlamp links
Bagageruimteverlichting/Zonneklepverlichting/
Dorpelverlichting/Dashboardkastverlichting/
Plafondlampje voor/achter
Display Radionavigátor
199
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENSI
ALFABETISCH
REGISTER
ONDERHOUD EN ZORG
BELANGRIJKE TIPS
❍Bij 2000 km voor de volgende onderhoudsbeurt verschijnt er
een bericht op het display.
❍De servicebeurten van het geprogrammeerd onderhoud zijn
door de fabrikant voorgeschreven. Het niet uitvoeren van de-
ze servicebeurten kan het vervallen van de garantie tot ge-
volg hebben.
❍Het verdient aanbeveling eventuele kleine defecten onmid-
dellijk door het Alfa Romeo Servicenetwerk te laten verhel-
pen en daarmee niet te wachten tot de volgende servicebeurt.
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD
Doelmatig onderhoud is een beslissende factor voor een lange le-
vensduur, de beste prestaties en een zo zuinig mogelijk gebruik
van de auto.
Om dit te realiseren heeft Alfa Romeo een reeks controle- en on-
derhoudsbeurten samengesteld die om de 30 000 km (uitvoerin-
gen 1.4 benzine) en om de 35 000 (uitvoering 1750 Turbo Ben-
zine en dieseluitvoeringen) moeten worden uitgevoerd.
Toch is het altijd nodig om voor de servicebeurt bij 30 000/
35 000 km en tussen twee servicebeurten in aandacht te schen-
ken aan hetgeen beschreven is in het Onderhoudsschema (bijv.
het regelmatig controleren van de vloeistofniveaus, de banden-
spanning enz.).
De werkzaamheden van het geprogrammeerd onderhoud kunnen
door het Alfa Romeo Servicenetwerk tegen vaste tarieftijden wor-
den uitgevoerd. Eventuele reparaties die nodig blijken tijdens het
uitvoeren van de diverse inspecties en controles van het gepro-
grammeerd onderhoud, worden uitsluitend na toestemming van
de klant uitgevoerd.
Als de auto vaak wordt gebruikt voor het trekken van aanhangers,
moeten er kortere intervallen worden aangehouden voor de werk-
zaamheden van het geprogrammeerd onderhoud.
A A
U U
T T
O O
R R
A A
D D
I I
O O(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
RADIO (TUNER) ..................... 269
Inleiding ..................................... 269
Golfband selecteren...................... 269
Voorkeuzetoetsen ......................... 269
Laatst beluisterde station opslaan .... 269
Automatische afstemming .............. 270
Handmatige afstemming ............... 270
Functie AutoSTore ......................... 270
Ontvangst van alarmberichten ........ 271
Functie EON................................ 271
Uitzendingen in stereo ................... 271
CD-SPELER.............................. 272
Inleiding ..................................... 272
CD-speler selecteren ...................... 272
Laden/uitwerpen van de CD .......... 272
Informatie op het display ............... 273
Muziekstuk selecteren ................... 273
Muziekstukken snel
vooruit-/terugspoelen ...................273
Functie Pause .............................. 273MP3 CD-SPELER ..................... 274
Inleiding ..................................... 274
MP3-speler .................................. 274
MP3-sessies op hybride
discs selecteren............................ 275
Informatie op het display ............... 275
Volgende/vorige map selecteren ..... 275
Structuur van de mappen ............... 275
AUX (alleen in combinatie
met Blue&Me™-systeem)
(voor bepaalde uitvoeringen/
markten).................................... 276
Inleiding .................................... 276
AUX-functier ................................ 276
DIAGNOSE VAN STORINGEN ... 277
Algemeen ................................... 277
CD-speler ..................................... 277
MP3-bestand lezen ....................... 277 INLEIDING............................... 248
Tips ............................................ 248
Technische gegevens..................... 250
BEKNOPTE HANDLEIDING ..... 251
Bedieningstoetsen op het stuur ....... 254
Algemene informatie ..................... 256
FUNCTIES EN INSTELLINGEN... 257
Autoradio inschakelen ................... 257
Autoradio uitschakelen .................. 257
Functies Radio selecteren ............... 257
CD-speler selecteren ...................... 257
Geheugenfunctie audiobron ............ 257
Volumeregeling............................ 257
Functie Mute/Pause ..................... 258
Audio-instellingen ......................... 258
Toonregeling ................................ 259
Balansregeling............................. 259
Faderregeling ............................... 259
Loudness-functie........................... 260
Menu ......................................... 261
Inbouwvoorbereiding telefoon ......... 267
Diefstalbeveiliging......................... 267
AUTORADIO
247