76
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
CRUISE CONTROL
(snelheidsregelaar)
(voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
ALGEMENE INFORMATIE
De snelheidsregeling (CRUISE CON-
TROL) is een elektronisch systeem
waarmee de auto met de gewenste
snelheid blijft rijden, zonder dat het gas-
pedaal ingetrapt hoeft te worden. Hier-
door neemt de vermoeidheid af tijdens
een rit op de snelweg, vooral bij lange
ritten, omdat de opgeslagen snelheid
automatisch in stand wordt gehouden.
WAARSCHUWINGDe cruise control
kan worden ingeschakeld als er in de
vierde, vijfde of zesde versnelling met
een snelheid tussen 45 en 180 km/h
wordt gereden.A0E0095mfig. 57
SYSTEEM INSCHAKELEN
Draai draaiknop A-fig. 57opÜ.
Het systeem kan niet worden ingescha-
keld als de 1e versnelling of de achter-
uit is ingeschakeld; het verdient aanbe-
veling om het systeem in te gebruiken in
de 4e versnelling of hoger. Bij afdalingen
kan de snelheid bij een ingeschakelde
cruise control iets hoger dan de opgesla-
gen snelheid liggen.
Als de cruise- controle wordt ingescha-
keld, gaat het lampje
Üop het instru-
mentenpaneel branden (bij sommige
uitvoeringen wordt er ook een bericht
op het display weergegeven) (zie het
hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
SNELHEID OPSLAAN
Ga als volgt te werk:
❒draai de draaiknop A-fig. 57in
stand
Üen trap het gaspedaal in tot
de auto met de gewenste snelheid
rijdt;
❒druk de hendel omhoog (+) of om-
laag (–) en laat de hendel los: de
snelheid van de auto wordt opgesla-
gen en het gaspedaal kan nu worden
losgelaten.
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen)
kan de snelheid simpel verhoogd wor-
den door het intrappen van het gaspe-
daal: als u daarna het gaspedaal loslaat,
wordt teruggekeerd naar de opgeslagen
snelheid.
OPGESLAGEN SNELHEID
OPROEPEN
Als het systeem is uitgeschakeld door
bijvoorbeeld het intrappen van het rem-
of koppelingspedaal, kan de opgeslagen
snelheid op de volgende manier worden
opgeroepen:
❒geef geleidelijk gas, totdat de snel-
heid ongeveer gelijk is aan de op-
geslagen snelheid;
046-082 Alfa 159 NL 31-03-2009 9:19 Pagina 76
KINDERSLOT
De achterportieren zijn voorzien van een
kinderveiligheidsslotfig. 91 ; hierdoor
kunnen de deuren niet meer van bin-
nenuit worden geopend.
Het systeem kan alleen worden in-/uit-
geschakeld (met de metalen baard in
de sleutel) als het portier open is:
❒stand 1: systeem ingeschakeld
(vergrendeld portier);
❒stand 2: systeem uitgeschakeld
(het portier kan van binnenuit wor-
den geopend).WAARSCHUWINGHet systeem
werkt alleen bij het portier waar het bij
hoort.
WAARSCHUWING Schakel dit sys-
teem altijd in als er kinderen in de au-
to zitten.
WAARSCHUWINGControleer nadat
u het veiligheidsslot bij beide achter-
portieren hebt ingeschakeld of het slot
daadwerkelijk is ingeschakeld door aan
de handgreep aan de binnenzijde van
de portieren te trekken.
97
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
Met het “Setup-menu” (of bij sommige
uitvoeringen met het radio-/navigatie-
systeem) van de auto kan het automa-
tisch vergrendelen van de portieren bij
een snelheid hoger dan 20 km/h wor-
den geactiveerd (zie de paragraaf “In-
stelbaar multifunctioneel display” in dit
hoofdstuk).
De knop
qwordt uitgeschakeld als de
portieren worden vergrendeld met de af-
standsbediening, met het vergrendel-
knopje op het bestuurdersportier of na
het automatisch vergrendelen na 2,5
minuten; de knop wordt weer inge-
schakeld als de portieren worden ont-
grendeld met behulp van de knop
Ëop
de sleutel, door de metalen baard in het
bestuurdersportierslot te draaien of door
de sleutel in het startsysteem te steken.
WAARSCHUWING Als een van de
portieren van binnenuit wordt geopend
terwijl de portieren centraal zijn ver-
grendeld, worden alle portieren ont-
grendeld. Als de elektrische voeding ont-
breekt (zekering doorgebrand, accu los-
gekoppeld enz.), kunnen de portieren
nog wel met de hand worden vergren-
deld.
A0E0155mfig. 91
083-128 Alfa 159 NL 31-03-2009 11:21 Pagina 97
101
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDENAls de bagageruimte niet goed is ge-
sloten, wordt dit bij sommige uitvoerin-
gen aangegeven door het branden van
het lampje
´op het instrumentenpa-
neel; bij andere uitvoeringen wordt het
symbool
Rweergegeven samen met
een bericht op het display (zie het
hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
Als de bagageruimte is ontgrendeld, dan
kan deze vanaf de buitenzijde worden
geopend door op het elektrische logo
fig. 94te drukken, totdat u merkt dat
de bagageruimte is ontgrendeld.
BAGAGERUIMTE
De bagageruimte wordt elektrisch ont-
grendeld, maar dat is alleen mogelijk als
het voertuig stilstaat.
Met behulp van het “Setup-menu” (of
bij sommige uitvoeringen met behulp
van het radio-/navigatiesysteem) kan
de ontgrendeling van de bagageruimte
worden ingesteld door de optie “Baga-
geruimte onafhankelijk” te activeren
(zie de paragraaf “Instelbaar multi-
functioneel display” in dit hoofdstuk);
als deze functie is geactiveerd, wordt al-
leen de bagageruimte ontgrendeld als
de knop
`op de elektronische sleu-
tel wordt ingedrukt.
A0E0498mfig. 94
Het openen van de bagageruimte wordt
makkelijker gemaakt door de gasdem-
pers aan de zijkant.
Als de bagageruimte wordt geopend,
gaat er een interieurlampje branden: de
verlichting gaat automatisch uit als de
bagageruimte wordt gesloten. Als u ver-
geet de bagageruimte te sluiten, gaat
de verlichting na enkele minuten auto-
matisch uit.
083-128 Alfa 159 NL 31-03-2009 11:21 Pagina 101
105
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
Als de bagageruimte niet goed is geslo-
ten, gaat er bij sommige uitvoeringen een
lampje
(voor bepaalde uitvoerin-
gen/markten, waar voorzien) op het in-
strumentenpaneel branden of wordt het
symbool
Ssamen met een bericht op
het display (zie het hoofdstuk “Lampjes
en berichten”) weergegeven.
WAARSCHUWINGControleer altijd
of de motorkap goed is gesloten om te
voorkomen dat deze tijdens het rijden
opengaat.
MOTORKAP
OPENEN
Ga als volgt te werk:
❒trek de hendel A-fig. 98omhoog
totdat u merkt dat de motorkap
wordt ontgrendeld;
❒druk het hendeltje B-fig. 99van
het beveiligingsmechanisme om-
hoog en til de motorkap op.
WAARSCHUWING Het optillen van
de motorkap wordt makkelijk gemaakt
door de twee gasdempers aan de zij-
kant. Deze gasdempers mogen niet wor-
den gerepareerd of gewijzigd; begeleid
de motorkap tijdens het openen.
WAARSCHUWING Controleer voor
het optillen van de motorkap of de rui-
tenwisserarmen op de voorruit liggen en
of de ruitenwissers zijn uitgeschakeld.
A0E0122mfig. 98
A0E0470mfig. 99
SLUITEN
Laat de motorkap tot op ongeveer 20
centimeter van de motorruimte zakken
en laat de motorkap vallen; controleer
vervolgens door de motorkap op te til-
len of de motorkap goed is gesloten en
niet alleen vastzit aan de veiligheids-
vergrendeling. Druk in dit laatste geval
de motorkap niet dicht, maar til hem op-
nieuw op en herhaal de handeling.
Voer deze handelingen
uit terwijl de auto stil-
staat.
OPGELET
Om veiligheidsredenen
moet de motorkap tij-
dens de rit altijd goed zijn ge-
sloten. Controleer daarom al-
tijd of de motorkap goed is
vergrendeld. Als u tijdens het
rijden merkt dat de motorkap
niet goed is vergrendeld, stop
dan onmiddellijk en sluit de
motorkap op de juiste wijze.
OPGELET
083-128 Alfa 159 NL 31-03-2009 11:21 Pagina 105
109
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
Storing in EBD
Dit wordt aangegeven door de bran-
dende lampjes
>+xop het instru-
mentenpaneel (bij sommige uitvoerin-
gen wordt er ook een bericht op het dis-
play weergegeven) (zie het hoofdstuk
“Lampjes en berichten”).
In dit geval kunnen bij krachtig remmen
de achterwielen vroegtijdig blokkeren
waardoor de auto kan slippen. Rijd ui-
terst voorzichtig verder naar het dichtst-
bijzijnde bedrijf in het Alfa Romeo Ser-
vicenetwerk om het systeem te laten
controleren.
BRAKE ASSIST
(regeling bij noodstops)
Het systeem, dat niet uitgeschakeld kan
worden, herkent noodstops (afhanke-
lijk van de snelheid waarmee het rem-
pedaal wordt ingetrapt) waardoor het
sneller op het remsysteem kan ingrijpen.
Brake Assist wordt bij een auto met VDC
uitgeschakeld als er een storing wordt
gesignaleerd (als er een storing is, gaat
het lampje
áop het instrumentenpa-
neel branden (bij sommige uitvoeringen
wordt er ook een bericht op het display
weergegeven).
STORINGSMELDINGEN
Storing in ABS
Dit wordt aangegeven door een bran-
dend lampje
>op het instrumenten-
paneel (bij sommige uitvoeringen wordt
er ook een bericht op het display weer-
gegeven) (zie het hoofdstuk “Lampjes
en berichten”). In dat geval blijft het
remsysteem normaal werken, maar zon-
der de mogelijkheden van het ABS.
Rijd voorzichtig verder naar het dichtst-
bijzijnde bedrijf in het Alfa Romeo Ser-
vicenetwerk om het systeem te laten
controleren.
083-128 Alfa 159 NL 31-03-2009 11:21 Pagina 109
110
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
VDC-SYSTEEM
(Vehicle Dynamics
Control)
(voor bepaalde uitvoeringen/
markten, waar voorzien)
Dit systeem bewaakt de stabiliteit van
de auto als de wielen hun grip verliezen,
waardoor de auto beter op koers blijft.
De werking van het VDC-systeem is ui-
termate nuttig als de grip op het weg-
dek wisselt.
ACTIVERING VAN HET
SYSTEEM
Als het systeem in werking treedt, gaat
het lampje
áop het instrumentenpa-
neel knipperen, om de bestuurder er op
te wijzen dat de auto de stabiliteit en de
grip dreigt te verliezen.
SYSTEEM IN-/
UITSCHAKELEN
Het VDC-systeem wordt automatisch in-
geschakeld als de motor wordt gestart.
Tijdens de rit kan het VDC worden uit-
geschakeld door gedurende 2 seconden
de ASR/VDC-knop op de middenconso-
le in te drukken fig. 103. Als het VDC-
systeem wordt uitgeschakeld, wordt ook
de ASR uitgeschakeld. Beide functies
kunnen opnieuw worden ingeschakeld
door de ASR/VDC-knop in te drukken.
Als het systeem wordt uitgeschakeld,
gaat het lampje
áop het instrumen-
tenpaneel branden (bij sommige uit-
voeringen wordt er een symbool op het
display weergegeven) en gaat de LED
om de ASR/VDC-knop branden.
Als het VDC-systeem tijdens de rit wordt
uitgeschakeld, wordt het na de volgen-
de keer starten opnieuw ingeschakeld.
STORINGSMELDINGEN
Bij een eventuele storing van het VDC
wordt het systeem automatisch uitge-
schakeld en gaat het lampje
áop het
instrumentenpaneel continu branden (bij
sommige uitvoeringen wordt er ook een
bericht op het display weergegeven)
(zie het hoofdstuk “Lampjes en berich-
ten”). Wendt u zich in dat geval zo snel
mogelijk tot het Alfa Romeo Service-
netwerk.
A0E0026mfig. 103
083-128 Alfa 159 NL 31-03-2009 11:21 Pagina 110
ASR-SYSTEEM
(AntiSlip Regulation)
Dit is een onderdeel van het VDC-sys-
teem; dit systeem controleert de auto
en grijpt in als één of beide aangedre-
ven wielen slippen.
Afhankelijk van de oorzaak van het
doorslippen worden er twee verschil-
lende regelsystemen geactiveerd:
❒als beide aangedreven wielen door-
slippen, vermindert het ASR-systeem
het motorvermogen;
❒als slechts één van de aangedreven
wielen slipt, remt het ASR automa-
tisch het slippende wiel. Als de auto na het verstrijken van deze
tijd niet is vertrokken, wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld en wordt de
remdruk geleidelijk verlaagd.
Tijdens deze fase kunt u een geluid ho-
ren. Dit geluid betekent dat de auto ie-
der moment in beweging kan komen.
112
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
Storingsmeldingen
Bij een eventuele storing gaat het lamp-
je
*(voor bepaalde uitvoerin-
gen/markten, waar voorzien) op het in-
strumentenpaneel branden (bij sommi-
ge uitvoeringen wordt er een bericht op
het display weergegeven) (zie het
hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
WAARSCHUWING Het Hill Holder-
systeem is geen handrem; verlaat dus
nooit de auto zonder de handrem aan
te trekken, de motor uit te zetten en de
eerste versnelling in te schakelen.
083-128 Alfa 159 NL 31-03-2009 11:21 Pagina 112
Het ASR-systeem is vooral nuttig onder
de volgende omstandigheden:
❒doorslippen van het binnenste wiel
in bochten, door verandering van de
wielbelasting of door te felle acce-
leratie;
❒te veel vermogen naar de wielen,
ook in combinatie met de toestand
van het wegdek;
❒acceleratie op gladde wegen en bij
sneeuw en ijzel;
❒verlies van grip op natte wegge-
deelten (aquaplaning).
113
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
De prestaties van het
systeem mogen de be-
stuurder er niet toe verleiden
onnodige en onverantwoorde
risico’s te nemen. De rijstijl
moet altijd worden aangepast
aan het wegdek, het zicht en
het verkeer. De verantwoor-
delijkheid voor de verkeers-
veiligheid ligt altijd en overal
bij de bestuurder van de au-
to.
OPGELETInschakeling van het systeem
De ASR wordt automatisch ingeschakeld
als het instrumentenpaneel wordt inge-
schakeld.
Tijdens de rit kan de ASR worden uit-
geschakeld door kort op de ASR/VDC-
knop op de middenconsole te drukken.
Als het systeem wordt uitgeschakeld,
gaat de LED op de ASR/VDC-knop bran-
den (bij uitvoeringen met “Instelbaar
multifunctioneel display”gaat ook het
symbool
Vbranden).
Als de ASR tijdens de rit wordt uitge-
schakeld, wordt het na de volgende keer
starten opnieuw ingeschakeld.
Schakel het ASR-systeem uit als u met
sneeuwkettingen rijdt: onder deze om-
standigheden levert het slippen van de
aangedreven wielen juist meer trek-
kracht op.
083-128 Alfa 159 NL 31-03-2009 11:21 Pagina 113