54
Ventilatie
Draaiknop instellen comfortwaarde
De waarde kan worden ingesteld tussen:
- een maximale waarde van 32 in de
stand HI (High), waarbij de toegevoerde
lucht wordt opgewarmd.
- een minimale waarde van 16 in de stand
LO (Low), waarbij de toegevoerde lucht
wordt afgekoeld.
Luchtverdeling
Druk op deze toetsen (de desbetreffende
lampjes gaan branden) om de luchtstroom te
verdelen naar:
de uitstroomopeningen voor het
ontwasemen/ontdooien van de
voorruit en de zijruiten vóór,
de middelste ventilatieroosters
en zijventilatieroosters (borst en
hoofd),
de uitstroomopeningen voor en
achter (voetenruimten).
Combineer de toetsen voor een optimale
luchtverdeling.
Luchtopbrengst
Druk herhaaldelijk op deze
toets om de luchtopbrengst te
vergroten (+) of te verkleinen (-).
Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie in het interieur
Als het verklikkerlampje brandt,
circuleert de lucht in het interieur en is de
toevoer van buitenlucht afgesloten om stank
en stofoverlast in het interieur tegen te gaan.
Gebruik deze stand niet langer dan nodig is.
Druk op de toets om het verklikkerlampje uit
te schakelen en de toevoer van buitenlucht
te hervatten.
Wanneer u op de toets AUTO drukt, wordt de
toevoer van buitenlucht weer ingeschakeld.
Deze stand maakt het mogelijk de lucht in
het interieur te verversen en de ruiten te
ontwasemen. Druk nogmaals op de toets
AUTO om de functie FULL AUTO weer in te
schakelen.
Snel ontwasemen/ontdooien
Druk op deze toets om de ruiten
snel condens- en ijsvrij te krijgen.
Het lampje gaat branden.
Het systeem zorgt voor een optimale
regeling van de airconditioning, de
luchtopbrengst en luchttoevoer, de
achterruitverwarming en de luchtverdeling
naar de voorruit en zijruiten.
Schakel wanneer uw auto is voorzien van
een extra verwarming dit systeem uit om
de ruiten snel te kunnen ontwasemen/
ontdooien.
EXTRA VENTILATIE ACHTER
De bediening van dit systeem,
als aanvulling op de standaard
ventilatie in het interieur, bevindt
zich op het onderste gedeelte
van het dashboard, links van het
stuur.
Uitstroom van lucht
Door op deze schakelaar te
drukken wordt de lucht naar
buiten geblazen, het lampje
gaat branden. Door opnieuw
op de schakelaar te drukken wordt dit
uitgeschakeld en gaat het lampje uit.
Toevoer van buitenlucht
Door op deze schakelaar te
drukken wordt de lucht van
buitenaf toegevoerd in het
interieur, het lampje gaat branden.
Door opnieuw op de schakelaar te drukken
wordt dit uitgeschakeld en gaat het lampje uit.
55
3
ERGONOMIE EN COMFOR
T
Ventilatie
EXTRA VERWARMINGSSYSTEMEN
Extra verwarmingsunit
Bij de uitvoering met 2-3 zitplaatsen bevindt
deze zich onder de bestuurdersstoel en
wordt de lucht naar voren geblazen.
VERWARMING EN/OFAIRCONDITIONING ACHTER
Afhankelijk van de uitvoering
kan uw auto zijn voorzien van
een extra airconditioningsunit
achter in de auto: het
luchtverdelingskanaal in het dak en de
afzonderlijke uitstroomopeningen zorgen
voor een perfecte regeling van de verdeling
van koele lucht in de auto.
De over de vloer verspreide warme lucht
wordt vanuit de airconditiningsunit vóór
verdeeld ter hoogte van de voetenruimte van
de passagiers op zitrij 2 en 3.
Op de wielkast links achter bevindt zich een
uitstroomopening voor de verwarming van de
voetenruimte van de passagiers op zitrij 3.
Extra verwarming
Dit is een extra verwarming van het interieur
als aanvulling op de standaarduitrusting.
De werking is onafhankelijk van de motor.
Standkachel of aanvullende programmeerbare verwarming
Dit is een aanvullend, programmeerbaar
en afzonderlijk systeem dat het korte
koelvloeistofcircuit van de dieselmotor
opwarmt om het starten te vergemakkelijken.
Het systeem verbetert de prestaties van
het ontdooien, ontwasemen en (volgens
uitvoering) de stoelverwarming.
Het opwarmen van het interieur kan sneller
plaatsvinden.
Het systeem kan geprogrammeerd worden
om te worden ingeschakeld voordat u in de
auto stapt. Bij de uitvoering met 5-9
zitplaatsen bevindt deze zich
achter in de auto. Afhankelijk
van de uitvoering wordt de lucht
rechtstreeks vanaf de verwarmingsunit of
via de uitstroomopeningen onder de twee
zitrijen het interieur in geblazen.
Druk op deze schakelaar om de
verwarming in of uit te schakelen.
Het lampje brandt als de
verwarming is ingeschakeld. Zet
de schakelaar uit wanneer u de ruiten snel
wilt ontdooien of ontwasemen.
131
6
Trekken van een aanhanger
ACCESSOIRE
S
Koeling: het trekken van een aanhanger
op een helling veroorzaakt een hogere
koelvloeistoftemperatuur.
De koelventilator wordt elektrisch bediend
en is niet afhankelijk van het motortoerental.
Gebruik daarom een zo hoog mogelijke
versnelling om het toerental te beperken en
pas uw snelheid aan.
Let in elk geval goed op de aanwijzing van
de koelvloeistoftemperatuurmeter.
Banden: controleer de
bandenspanning van de auto (zie
rubriek 9 het gedeelte "Identificatie") en de
aanhanger en breng deze indien nodig op
de juiste waarde. Trekhaak
Wij raden u aan gebruik te maken van een
originele PEUGEOT trekhaak inclusief
bedrading die tijdens de ontwikkeling van
uw auto uitgebreid getest is, en deze bij het
PEUGEOT-netwerk te laten monteren.
Als de trekhaak niet bij het
PEUGEOT-netwerk wordt gemonteerd, moet
gebruik worden gemaakt van de daarvoor
bestemde elektrische bedrading aan de
achterzijde van de auto en moeten de
aanwijzingen van de fabrikant nauwkeurig
worden nageleefd.
Gebruiksvoorschrift
Bij zeer zware gebruiksomstandigheden
(het trekken van het maximale
aanhangergewicht op een steile helling bij
hoge temperatuur), kan de airconditioning
automatisch worden uitgeschakeld om de
prestaties van de motor weer te verhogen.
Als het verklikkerlampje van
de koelvloeistoftemperatuur
gaat branden, stop dan zo snel
mogelijk en zet de motor af.
Zie in de rubriek 7 het gedeelte
"Niveaus".
Remmen: het trekken van een aanhanger
vergroot de remweg. Rijd met matige
snelheid, schakel tijdig terug en rem
geleidelijk.
Zijwind: de zijwindgevoeligheid van de auto
is groter. Rijd daarom soepel en met matige
snelheid.
ABS: dit systeem werkt uitsluitend op de
auto en niet op de aanhanger.
Parkeerhulp achter: bij het trekken van een
aanhanger is de parkeerhulp uitgeschakeld.
138
Controles
CONTROLES Luchtfilter en interieurfilter
Een verstopt interieurfilter vermindert de
prestaties van de airconditioning en kan
stankoverlast in het interieur veroorzaken.
Raadpleeg het onderhoudsboekje voor
informatie over het vervangingsinterval van
de filterelementen.
Als de omgeving (veel stof) en de
gebruiksomstandigheden van de auto
(veel stadsverkeer) daartoe aanleiding
geven, moeten de filters twee keer zo vaak
worden vervangen. Raadpleeg in de
rubriek 7 het gedeelte "Onder de motorkap".
Handgeschakelde versnellingsbak
Laat het niveau controleren volgens het
onderhoudsschema van de constructeur.
Raadpleeg de bladzijden in het
onderhoudsboekje, die betrekking
hebben op de motoruitvoering van uw
auto, voor het laten controleren van
de belangrijkste niveaus en bepaalde
onderdelen volgens het onderhoudsschema
van de constructeur.
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT
aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke organen
zoals het remsysteem te optimaliseren,
worden door PEUGEOT specifieke
producten geselecteerd en aangeboden.
Vanwege de kans op beschadiging van het
elektrisch systeem is het reinigen van de
motorruimte met een hogedrukreiniger niet
toegestaan.
Handrem
Als de handrem een te grote slag heeft
of als het systeem minder goed werkt,
moet de handrem zelfs tussen twee
onderhoudscontroles worden afgesteld.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Aftappen van water in het brandstoffilter
Als dit lampje gaat branden, moet
het brandstoffi lter worden afgetapt.
Om te voorkomen dat het lampje
gaat branden kan het fi lter ook op
regelmatige basis worden afgetapt,
bijvoorbeeld bij een onderhoudsbeurt.
Draai de aftapplug of de sensor water in
brandstoffi lter aan de onderzijde van het fi lter
los. Ga door met aftappen tot al het water uit
het fi lter is weggelopen. Draai vervolgens de
aftapplug of de sensor weer vast.
De HDi-motoren zijn technologisch
geavanceerde motoren. Laat
werkzaamheden aan deze motoren altijd
uitvoeren door gekwalifi ceerde technici
van het PEUGEOT-netwerk.
Accu
Laat uw accu voor de winter door het
PEUGEOT-netwerk controleren.
Remblokken
De slijtage van de remblokken is sterk
afhankelijk van de rijstijl, vooral bij
stadsverkeer en veel korte ritten. Hierdoor kan
het noodzakelijk blijken om de remblokken
vaker, tussen twee onderhoudscontroles door,
te laten controleren.
Als het remvloeistofniveau te laag is, kan dit
behalve door lekkage van het remsysteem
ook veroorzaakt worden door slijtage van de
remblokken.
Slijtage remschijven/-trommels
Raadpleeg voor meer informatie over de
controle van uw remschijven/-trommels het
PEUGEOT-netwerk.
Oliefilter
Vervang het oliefilterelement regelmatig,
volgens het onderhoudsschema.
154
Zekering vervangen
ZEKERINGEN DASHBOARD (BESTUURDERSZIJDE)
- Verwijder de schroeven en kantel de zekeringkast omlaag om bij de zekeringen te komen.
Zekering
A (Ampère)
Functie
12
7,5
Dimlicht rechts
13
7,5
Dimlicht links
31
5
Voeding relais
32
7,5
Verlichting plafonnier
33
20
Sensor accu
34
20
Interieurverlichting minibus - alarmknipperlichten
36
10
Autoradio - Diagnoseaansluiting - Sirene alarm - Bediening programmeerbare standkachel - Bediening
airconditioning - Tachograaf - Accu
37
7,5
Remlichtschakelaar - Derde remlicht - Instrumentenpaneel
38
20
Bediening centrale vergrendeling
42
5
Elektronische eenheid en sensor ABS - Sensor ASR - Sensor ESP - Remlichtschakelaar
43
20
Motor ruitenwissers vóór
47
20
Motor ruitbediening bestuurderszijde
48
20
Motor ruitbediening passagierszijde
49
5
Autoradio - Schakelaars cockpit
50
7,5
Elektronische eenheid airbags en gordelspanners
51
5
Tachograaf - Snelheidsregelaar - Bediening airconditioning - Achteruitrijlichten - Sensor water in brandstof
(diesel)
53
7,5
Instrumentenpaneel
89
-
Niet gebruikt
90
7,5
Grootlicht links
91
7,5
Grootlicht rechts
92
7,5
Mistlamp links
93
7,5
Mistlamp rechts
174
Cockpit
COCKPIT
Instrumentenpaneel,
displays, tellers 28
Verklikkerlampjes 29-35
Meters 36-37
Lichtschakelaar 42
Automatische verlichting 43
Follow me home-verlichting 43
Parkeerlichten 44
Motorkap openen 134
Zekeringen 153-156
Mode, confi guratie van de auto 74-77
Programmeerbare
extra verwarming 57-59
Extra verwarming,
airconditioning achter 55-56
Luchtvering 81
Koplampverstelling 44
Dimmer dashboardverlichting 37
Tijd instellen 76 Ruitenwissers voor/achter 45
Ruiten-/koplampsproeiers 45
Boordcomputer - MODE 74-77
Starten, contactslot 39
Hill Start Assist 40
Snelheidsregelaar 46-48
Vaste snelheidsbegrenzer 115 Stuurwiel in diepte verstellen 38
Claxon 112
Cockpit 8
Ruitbediening, spiegels 72-73
Vergrendeling laadruimte 27
17
5
Cockpit
10
WEGWIJZE
R
Centrale vergrendeling 27
Ontdooien, ontwasemen 49 Autoradio, CD/MP3 84-92
Handsfree systeem Bluetooth 93-110 Tachograaf 83
Achteruitrijcamera 79-80
Verwarming, ventilatie 51-54
●
airconditioning A/C,
●
handbediende airconditioning,
●
automatische airconditioning met
centrale regeling,
●
luchtrecirculatie.
Indeling cabine 66-69
●
aansteker,
●
dashboardkastje (gekoeld),
●
opbergvak boven voorruit,
●
verplaatsbare asbak,
●
plafonniers,
●
12V-aansluiting,
●
schrijftafel,
●
opbergvak.
Versnellingsbak 38
Parkeerhulp 78
Verklikkerlampje alarm 24
ASR, ESP 113-114
Intelligente Tractiecontrole 114
Mistlampen voor, mistachterlicht 42
Alarmknipperlichten 111
17
6
Interieur
Veiligheidsgordels 116-117
Airbags 119-121
Uitschakeling passagiersairbag 120
Handrem 111
Stoelen, verstellen 60-61
Geveerde stoel 61
Tweezitsbank 62
Gereedschap, krik 144 Kinderzitjes 122-129 Binnenspiegel 72
Plafonnier cabine 69, 151
Lamp plafonnier cabine vervangen 151
Plafonniers 71, 151
12V-aansluiting 70 Accu (+), opladen,
starten 142-143
Massapunt (-) 135
Zekeringen passagierszijde 155
Laadruimte 70-71
●
sjorogen,
●
schot,
●
dakkoffer,
●
bekleding,
●
looplamp.
Accessoires 132-133
Stoelen/
banken achter 63-64
Verwarming/
airconditioning achter 55-56
Achteruitrijcamera 79-80 Zijschuifruiten 71 Isofi x-bevestigingen 124-126
Dubbele cabine 65