127
AIRBAGS
Het activeren van de airbags
gaat gepaard met wat on-
schadelijke rook en een knal,
als gevolg van de activering van de
pyrotechnische lading die in het sy-
steem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan
voor personen die hier gevoelig voor
zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan wordt ge-
produceerd, kan het gehoor gedu-
rende een korte periode enigszins
verminderen.
Airbags vóór
De airbags vóór beschermen de be-
stuurder en voorpassagier bij een ern-
stige frontale aanrijding, om de kans op
hoofd- en borstletsel te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd
in het stuurwiel en de passagiersairbag
in het dashboard boven het dashboard-
kastje.
Activering
De airbags worden gelijktijdig opgebla-
zen, behalve als de airbag aan pas-
sagierszijde is uitgeschakeld, bij een
ernstige frontale aanrijding binnen (een
gedeelte van) de impactzone vóór (A) ,
in de lengterichting van de auto en van-
af de voorzijde richting de achterzijde
van de auto, die zich op een horizontale
ondergrond moet bevinden.
De airbag vóór wordt opgeblazen tus-
sen de inzittende vóór en het dashboard
om te verhinderen dat deze naar voren
wordt geslingerd.
Registratiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Impactzone opzij.
De airbags werken alleen
als het contact aan is.
De airbags werken slechts
eenmaal. Als er een tweede aanrij-
ding plaatsvindt (tijdens hetzelfde of
een volgend ongeval), worden de air-
bags niet meer opgeblazen.
De airbags zijn speciaal ontworpen om
de veiligheid van de inzittenden (uitge-
zonderd de middelste passagier achter)
bij ernstige aanrijdingen te verbeteren.
Ze vormen een aanvulling op de wer-
king van de veiligheidsgordels met
spanbegrenzers (behalve bij de middel-
ste passagier achter).
De elektronische schoksensoren regi-
streren de frontale en zijdelingse aanrij-
dingen waaraan de registratiezones voor
een aanrijding worden blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding worden
de airbags onmiddellijk opgeblazen
en beschermen ze de inzittenden
van de auto (uitgezonderd de mid-
delste passagier achter). Direct na
de aanrijding ontsnapt het gas snel
uit de airbags, zodat het zicht niet
wordt belemmerd en de inzittenden
de auto eventueel kunnen verlaten,
- bij een minder ernstige aanrijding of een aanrijding van achteren en in
bepaalde gevallen waarbij de auto
over de kop slaat, treden de airbags
niet in werking. De veiligheidsgor-
dels zorgen in deze situaties voor
een afdoende bescherming.
130
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften
voor een maximale
effectiviteit van de airbags:
Maak er een gewoonte van om normaal
rechtop in de voorstoelen te zitten.
Draag altijd een correct afgestelde
autogordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinde-
ren, huisdieren, objecten...). Dit kan
de goede werking van de airbag be-
lemmeren en/of de inzittende bij het
opblazen van de airbag verwonden.
Laat na een aanrijding of diefstal van
uw auto de airbagsystemen contro-
leren.
Het is beslist niet toegestaan om
werkzaamheden uit te voeren aan air-
bagsystemen; alleen het PEUGEOT-
n e t w e r k h e e f t h i e r v o o r g e k w a l i fi c e e r d
personeel.
Zelfs als alle bovenstaande voor-
schriften worden nageleefd, blijft
de kans bestaan op letsel of lichte
brandwonden aan het hoofd, de borst
of de armen als de airbag wordt ge-
activeerd. De airbag wordt namelijk
zeer snel opgeblazen (binnen enkele
milliseconden) en loopt vervolgens
even snel leeg, waarbij de warme
gassen via de daarvoor bestemde
openingen naar buiten stromen. Airbags vóór
Houd het stuurwiel niet aan de spa-
ken vast en laat uw handen niet op
het stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten
niet op het dashboard laten rusten.
Het is raadzaam niet te roken in de
auto. Als de airbag wordt opgebla-
zen, kunnen brandende sigaretten of
een pijp brandwonden of ander letsel
veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak
geen gaten in de stuurwielbekleding
en sla er niet op.
Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met
daarvoor goedgekeurde stoelhoe-
zen: deze belemmeren namelijk
niet het activeren van de zijairbags.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Bevestig nooit iets aan de rugleuning
van de stoelen (bijvoorbeeld kleding);
dit zou bij het afgaan van de airbags
namelijk kunnen leiden tot verwon-
dingen aan armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het por-
tierpaneel zitten.
Hoofdairbags
Bevestig nooit iets op de hemelbe-
kleding; dit zou bij het afgaan van
de hoofdairbags kunnen leiden tot
hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van
het dak; deze maken deel uit van de
bevestiging van de hoofdairbags.
130
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften
voor een maximale
effectiviteit van de airbags:
Maak er een gewoonte van om normaal
rechtop in de voorstoelen te zitten.
Draag altijd een correct afgestelde
autogordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinde-
ren, huisdieren, objecten...). Dit kan
de goede werking van de airbag be-
lemmeren en/of de inzittende bij het
opblazen van de airbag verwonden.
Laat na een aanrijding of diefstal van
uw auto de airbagsystemen contro-
leren.
Het is beslist niet toegestaan om
werkzaamheden uit te voeren aan air-
bagsystemen; alleen het PEUGEOT-
n e t w e r k h e e f t h i e r v o o r g e k w a l i fi c e e r d
personeel.
Zelfs als alle bovenstaande voor-
schriften worden nageleefd, blijft
de kans bestaan op letsel of lichte
brandwonden aan het hoofd, de borst
of de armen als de airbag wordt ge-
activeerd. De airbag wordt namelijk
zeer snel opgeblazen (binnen enkele
milliseconden) en loopt vervolgens
even snel leeg, waarbij de warme
gassen via de daarvoor bestemde
openingen naar buiten stromen. Airbags vóór
Houd het stuurwiel niet aan de spa-
ken vast en laat uw handen niet op
het stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten
niet op het dashboard laten rusten.
Het is raadzaam niet te roken in de
auto. Als de airbag wordt opgebla-
zen, kunnen brandende sigaretten of
een pijp brandwonden of ander letsel
veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak
geen gaten in de stuurwielbekleding
en sla er niet op.
Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met
daarvoor goedgekeurde stoelhoe-
zen: deze belemmeren namelijk
niet het activeren van de zijairbags.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Bevestig nooit iets aan de rugleuning
van de stoelen (bijvoorbeeld kleding);
dit zou bij het afgaan van de airbags
namelijk kunnen leiden tot verwon-
dingen aan armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het por-
tierpaneel zitten.
Hoofdairbags
Bevestig nooit iets op de hemelbe-
kleding; dit zou bij het afgaan van
de hoofdairbags kunnen leiden tot
hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van
het dak; deze maken deel uit van de
bevestiging van de hoofdairbags.