Page 160 of 218

159
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ZEKERINGENTABEL
Zekeringenkast dashboard
VERBRUIKERSZEKERING AMPÈRE
Dimlicht rechtsF12 7,5
Dimlicht links / koplampverstellingF13 7,5
Relaisspoelen zekeringenkast motorruimte, body computer F31 7,5
Ruitbediening linksachterF33 20
Ruitbediening rechtsachterF34 20
+15 Signaal vanaf rempedaalschakelaar voor regeleenheden, achteruitrijlicht(en), debietmeter
(Multijet-uitvoeringen, behalve Start&Stop), voorgloeiregeleenheid (uitvoeringen 1.3 Multijet EURO 5),
koppelingbediening (Start&Stop), rembekrachtiger (Start&Stop) en waterdetectiesensor voor diesel (*) F36 10
+15 Remlichten, instrumentenpaneel (*)F37 7,5
Portiervergrendeling, actuator tankklepjeF38 20
+30 Autoradio, navigatiesysteem, Blue&Me™-systeem, regeleenheid ruitbediening, bandenspanningsregeleenheid,
klimaatregeling, diagnosestekker EOBD (*)F39 10
AchterruitverwarmingF40 30
SpiegelverwarmingF41 7,5
Ruitenwissers, ruitensproeiers voor/achterF43 30
Sigarettenaansteker / stekkerdoos op tunnelconsole F44 15
Verwarmde voorstoelenF45 15
Stekkerdoos bagageruimteF46 15
Ruitbediening bestuurderszijde voorF47 20
Ruitbediening passagierszijde voorF48 20
+15 Bedieningsorganen op het stuurwiel, verlichting opendakbediening, dashboard links en midden,
regen-/schemersensor, elektrische spiegels, bediening stoelverwarming voor (*) F49 7,5
+15 Navigatiesysteem, inbouwvoorbereiding autoradio, Blue&Me™-systeem, parkeersensoren,
bandenspanningsregeleenheid, regeleenheid ruitbediening, elektrische spiegels, verlichting klimaatregelingspaneel
en ECO-toets, Cruise Control, Spanningstabilisator (Start&Stop) (*) F51 7,5
AchterruitenwisserF52 15
+30 Instrumentenpaneel, mistachterlicht(en) (*) F53 7,5
(*) +30 = voedingsspanning vanaf accu (niet via contactslot)
+15 = voedingsspanning geschakeld via contactslot
Page 161 of 218
160
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
Zekeringenkast in motorruimte
VERBRUIKERSZEKERING AMPÈRE
ClaxonF10 15
Grootlicht rechtsF14 7,5
Grootlicht linksF15 7,5
AircocompressorF19 7,5
Startsysteem (Start&Stop)F20 30
BrandstofpompF21 15
MistlampenF30 15
Page 162 of 218
161
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
Extra zekeringenkast optionals (op hulpsteun)
VERBRUIKERSZEKERING AMPÈRE
+30 Externe radioversterker (*)F54 20
+30 Opendak (*)F58 20
(*) +30 = voedingsspanning vanaf accu (niet via contactslot)
+15 = voedingsspanning geschakeld via contactslot
Page 163 of 218

162
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ACCU OPLADEN
BELANGRIJK De beschrijving voor
het opladen van de accu dient slechts
ter informatie. Wendt u bij voorkeur
tot het Lancia Servicenetwerk om deze
werkzaamheden uit te laten voeren.
We raden u aan de accu langzaam en
met een lage stroomsterkte (ampè-
rage) gedurende ca. 24 uur op te la-
den. Als u de accu langer oplaadt, kan
de accu worden beschadigd.
Ga voor het opladen als volgt te werk:
❒maak de klem los van de minpool
op de accu;
❒
sluit de kabels van het laadappa-
raat aan op de accupolen; let
hierbij op de polariteit;
❒schakel de acculader in;
❒aan het einde van het opladen:
schakel eerst de acculader uit en
koppel dan de accu los;
❒sluit de klem weer aan op de min-
pool van de accu.BELANGRIJK Als de auto is uitgerust
met het diefstalalarm, schakel het
alarm dan uit met de afstandsbedie-
ning (zie de paragraaf „Diefstala-
larm” in het hoofdstuk „Dashboard
en bediening”).
OPKRIKKEN
VAN DE AUTO
Als de auto omhoog gezet moet worden,
wendt u dan tot een werkplaats van het
Lancia Servicenetwerk; deze beschikt
over een garagekrik of hefbrug.
De auto mag uitsluitend worden op-
gekrikt door de hefarm van de gara-
gekrik of de hefbrug te plaatsen, zoals
is afgebeeld.
De vloeistof in de accu is
giftig en corrosief. Vermijd
het contact met de huid en de ogen.
Het opladen van de accu moet wor-
den uitgevoerd in een goed geventi-
leerde ruimte, ver verwijderd van
open vuur en vonkvormende appa-
raten: brand- en ontploffingsgevaar.
ATTENTIE
Probeer een bevroren accu
niet op te laden: eerst moet
de accu ontdooid worden, anders
loopt u het risico dat de accu ont-
ploft. Als de accu bevroren is ge-
weest, moet door deskundig perso-
neel worden gecontroleerd of de
cellen niet beschadigd zijn en of de
bak geen scheuren vertoont, waar-
door de giftige en corrosieve vloei-
stof kan weglekken.
ATTENTIE
fig. 40L0D0486m
Page 164 of 218

163
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
SLEPEN
VAN DE AUTO
Bij de auto worden twee sleepogen ge-
leverd: de kortste moet aan de voor-
zijde worden bevestigd, de langste aan
de achterzijde.
De sleepogen zijn in de gereedschap-
houder opgeborgen.
Infig. 41 enfig. 42 staat afgebeeld
waar het sleepoog achter (lange) in
het noodreservewiel geplaatst is en in
de houder van de bandenreparatieset
Fix & Go automatic.
Controleer bij auto’s met een Dual
FuNction System versnellingsbak of
de versnellingsbak in de vrijstand N
staat (controleer of de auto rolt als er
tegen wordt geduwd) en sleep de auto
zoals een auto met een handgescha-
kelde versnellingsbak.
Als u er niet in slaagt om de versnel-
lingsbak in de vrijstand te zetten,
sleep de auto dan niet en wendt u tot
het Lancia Servicenetwerk.
fig. 41L0D0342m
fig. 42L0D0369m
DOPPEN VOOR SLEEPPUNTEN
VERWIJDEREN
Ga voor het verwijderen van de dop
A-fig. 43als volgt te werk, om be-
schadiging aan de dop te voorkomen:
❒pak de bijgeleverde schroeven-
draaier uit de gereedschaphouder;
❒plaats de schroevendraaier in de
uitsparingBop de dop;
❒plaats uw duim op de dop om be-
schadiging van de dop te voorko-
men (zie de figuur);
❒trek de dop (zonder te draaien)
haaks uit het montagevlak fig. 44.
fig. 43L0D0250m
Page 165 of 218

164
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
fig. 44L0D0251m
SLEEPOOG BEVESTIGEN
Ga als volgt te werk:
❒pak het sleepoog B-fig. 45uit de
houder;
❒draai het sleepoog geheel op de
schroefdraadpen voor of achter.
fig. 45L0D0487m
fig. 46L0D0205m
Houd er rekening mee dat
de rembekrachtiging en de
elektrische stuurbekrachtiging niet
werken zolang de motor niet is
aangeslagen, waardoor meer kracht
nodig is voor de bediening van het
rempedaal en het stuur. Gebruik
voor het slepen geen elastische ka-
bels en rijd zo gelijkmatig mogelijk.
Controleer tijdens het slepen of de
sleepkabel geen carrosseriedelen
kan beschadigen. Houdt u bij het
slepen van een auto aan de wette-
lijke voorschriften. Dit geldt zowel
voor het slepen zelf als voor het ge-
drag naar andere weggebruikers.
ATTENTIE
Draai voor het slepen de
sleutel in stand MAR en
vervolgens in STOP zonder de con-
tactsleutel uit het slot te verwijde-
ren. Als de contactsleutel uit het
contactslot wordt genomen, scha-
kelt automatisch het stuurslot in
waardoor het onmogelijk wordt de
auto te besturen.
ATTENTIE
Start de motor niet als de
auto wordt gesleept.
ATTENTIE
Page 166 of 218
165
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
ONDERHOUD EN ZORG
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD .............. 166
GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUDSSCHEMA ................................. 167
JAARLIJKS INSPECTIESCHEMA .................... 169
AANVULLENDE WERKZAAMHEDEN ........... 169
NIVEAUS CONTROLEREN ............................. 171
DIESELFILTER („green filter”)........................ 177
ACCU ............................................................... 177
WIELEN EN BANDEN..................................... 179
RUBBER SLANGEN......................................... 180
RUITENWISSERS/ACHTERRUITWISSER ...... 181
CARROSSERIE................................................. 182
INTERIEUR...................................................... 185
Page 167 of 218

166
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
GEPROGRAM-
MEERD
ONDERHOUD
Doelmatig onderhoud is een beslis-
sende factor voor een lange levens-
duur, de beste prestaties en een zo zui-
nig mogelijk gebruik van de auto.
Om dit te realiseren heeft Lancia een
reeks controle- en onderhoudsbeurten
samengesteld die iedere 20.000 km
moeten worden uitgevoerd.
Onthoud echter dat het geprogram-
meerd onderhoud niet volledig toerei-
kend is om de auto in optimale staat
te houden: zowel in de beginperiode
voor de servicebeurt bij 20.000 kilo-
meter als daarna, tussen twee servi-
cebeurten in, moet regelmatig wat
aandacht aan de auto worden ge-
schonken. Controleer bijvoorbeeld re-
gelmatig de bandenspanning en de
vloeistofniveaus en vul deze laatste zo
nodig bij.BELANGRIJK De servicebeurten van
het geprogrammeerd onderhoud zijn
door de fabrikant voorgeschreven.
Het niet uitvoeren van deze service-
beurten kan het vervallen van de ga-
rantie tot gevolg hebben.
De werkzaamheden van het Gepro-
grammeerd Onderhoud kunnen door
alle vestigingen van het Lancia Servi-
cenetwerk tegen vaste tarieftijden
worden uitgevoerd.Eventuele reparaties die nodig blijken
tijdens het uitvoeren van de diverse
inspecties en controles van het gepro-
grammeerd onderhoud worden uit-
sluitend na toestemming van de klant
uitgevoerd.
BELANGRIJK Het is raadzaam even-
tuele kleine defecten onmiddellijk
door het Lancia Servicenetwerk te la-
ten verhelpen en daarmee niet te
wachten tot de volgende servicebeurt.
Als de auto vaak wordt gebruikt voor
het trekken van aanhangers, moeten
er kortere intervallen worden aange-
houden voor de werkzaamheden van
het geprogrammeerd onderhoud.