78
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
WIELOPHANGING MET
LUCHTVERING
Enkele uitvoeringen kunnen als optional
zijn uitgerust met achterwielophanging
met luchtvering.
Afhankelijk van de uitvoering kan de rij-
hoogte handmatig of automatisch worden
geregeld.
HANDMATIGE REGELING
De bedieningsknoppen fig. 109bevinden
zich rechtsachter in de auto.
Hoogteverstelling
De hoogteverstelling wijzigt van een
maximum hoogtevia een tussen-
hoogtenaar een minimum hoogte. Als
de twee uitersten, maximum of minimum,
worden bereikt, dan klinken er 3 “biep”-
geluiden.
Als twee keer op knop A(als de auto op
de minimum hoogte staat) of knop B(als
de auto op de maximum hoogte staat)
wordt gedrukt, dan regelt het systeem de
rijhoogte automatisch op de tussenstand.
fig. 109F0P0102m
Voordat u bij geopende por-
tieren overgaat tot handmati-
ge regeling, moet u ervoor
zorgen dat u rond de auto ge-
noeg ruimte hebt om deze handeling uit
te voeren.
Eerste gebruik
Druk om het systeem te initialiseren 2 se-
conden op de knop C-fig. 109.
Storingen in de werking
Als u de knoppen bedient en de niveau-
regeling werkt niet, dan klinken er 3 akoe-
stische signalen om een storing in het sys-
teem aan te geven. De storing kan de vol-
gende oorzaken hebben:
❒het rempedaal is ingetrapt en de con-
tactsleutel staat in stand M;
❒de handmatige regeling van het systeem
is te vaak gebruikt;
❒de accu is niet voldoende opgeladen (of
is volledig leeg);
❒een defect in de wielophanging met
luchtvering.
Als het akoestische signaal blijft klinken,
wendt u dan tot het Fiat Servicenetwerk. Bij stilstaande auto met draaiende of uit-
gezette motor, kan het gewenste niveau
worden ingesteld.
Bij uitgezette motor is de handmatige re-
geling alleen een beperkt aantal keren be-
schikbaar.
BELANGRIJK Voer deze handelingen al-
tijd uit bij stilstaande auto en:
❒gesloten voorportieren en zijdeuren;
❒aangetrokken handrem;
❒zonder het rempedaal in te trappen.
018-080 ScudoG9 NL:018-080 ScudoG9 NL 24-11-2008 10:56 Pagina 78
81
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
KOPLAMPEN
KOPLAMPEN AFSTELLEN
Goed afgestelde koplampen zijn belangrijk
voor het comfort en de veiligheid van uzelf
en de overige weggebruikers. Voor opti-
maal zicht en zichtbaarheid moeten de ko-
plampen op de juiste wijze zijn afgesteld.
Wendt u voor controle of afstelling tot het
Fiat Servicenetwerk.
KOPLAMPVERSTELLING
De stand kan worden geregeld als de con-
tactsleutel in stand Mstaat en de dimli-
chten zijn ingeschakeld. Als de auto bela-
den is, helt hij achterover. Het gevolg is dat
de lichtbundel meer naar boven schijnt. De
stand van de koplampen moet nu worden
gecorrigeerd.Koplampen afstellen fig. 112
Zet de regelknop fig. 112op een stand
die overeenkomt met de vervoerde
lading, zoals in onderstaande tabel is
aangegeven.
Stand 0- een of twee personen op de
voorstoelen;
Stand 1- vijf personen;
Stand 2- vijf personen + bagage in de ba-
gageruimte;
Stand 3- acht personen + bagage in de
bagageruimte of bestuurder +
maximale lading in de bagage-
ruimte.
BELANGRIJK Controleer de afstelling van
de koplampen telkens als het gewicht van
de lading wijzigt.
MISTLAMPEN VOOR
AFSTELLEN (indien aanwezig)
Wendt u voor controle of afstelling tot het
Fiat Servicenetwerk.
fig. 112F0F0103m
081-092 ScudoG9 NL:081-092 ScudoG9 NL 24-11-2008 10:57 Pagina 81
82
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
KOPLAMPEN AFSTELLEN
Goed afgestelde koplampen zijn belangrijk
voor het comfort en de veiligheid van uzelf
en de overige weggebruikers.
Bovendien zijn er wettelijke voorschriften
met betrekking tot de koplampafstelling.
Voor optimaal zicht en zichtbaarheid moe-
ten de koplampen op de juiste wijze zijn
afgesteld.
Wendt u voor controle of afstelling tot het
Fiat Servicenetwerk.ABS
Als u niet eerder in een auto met ABS hebt
gereden, raden wij u aan het systeem eer-
st een paar keer uit te proberen op een glad
wegdek. Verlies hierbij de veiligheid niet uit
het oog en houdt u aan de wetgeving van
het land waarin u zich bevindt. Bovendien
raden wij u aan de volgende aanwijzingen
aandachtig te lezen.
Het ABS dat geïntegreerd is in het remsy-
steem, voorkomt dat tijdens het remmen
de wielen blokkeren, ongeacht de condi-
tie van het wegdek en de pedaaldruk, en
verhindert daarmee het doorslippen van
een of meerdere wielen. Hierdoor blijft de
auto bestuurbaar, zelfs bij noodstops.
Het systeem wordt gecompleteerd met
een elektronische remdrukverdeling EBD
(Electronic Braking force Distribution), die
de remdruk verdeelt tussen de voor- en
achterwielen.
BELANGRIJK Voor een maximale werking
van het remsysteem is een inrijperiode no-
dig van ongeveer 500 km (bij een nieuwe
auto of nadat de remblokken/-schijven zijn
vervangen): tijdens deze periode moet
bruusk, herhaaldelijk of langdurig remmen
worden voorkomen.Het ABS maakt zoveel mo-
gelijk gebruik van de be-
schikbare grip maar kan deze niet
verhogen. Daarom moet op gladde
weggedeelten altijd voorzichtig wor-
den gereden en mogen er geen onno-
dige risico’s worden genomen.
ATTENTIE!
ACTIVERING VAN HET
SYSTEEM
Als het ABS in werking is getreden, merkt
de bestuurder dit aan een trilling in het
rempedaal, die gepaard gaat met enig ge-
luid: dit geeft aan dat het noodzakelijk is uw
snelheid aan te passen aan de beschikbare
grip op het wegdek.
Als het ABS in werking
treedt , dan is de grip van de
banden op het wegdek beperkt : u
dient uw snelheid te verlagen en aan
te passen aan de beschikbare grip.
ATTENTIE!
081-092 ScudoG9 NL:081-092 ScudoG9 NL 24-11-2008 10:57 Pagina 82
83
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
STORINGSMELDINGEN
Storing in ABS
Bij een storing brandt het waarschuwing-
slampje
>op het instrumentenpaneel en
verschijnt er een melding op het multi-
functionele display (indien aanwezig), (zie
het hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
In dat geval blijft het remsysteem normaal
werken, maar zonder de mogelijkheden
van het ABS. Rijd voorzichtig naar de di-
chtstbijzijnde werkplaats van het Fiat Ser-
vicenetwerk om het systeem te laten con-
troleren.BRAKE ASSIST
(remregeling bij noodstops
geïntegreerd in ESP)
(indien aanwezig)
Dit systeem, dat niet kan worden uitge-
schakeld, herkent noodstops (op basis van
de snelheid waarmee het rempedaal wordt
ingetrapt) en verhoogt de druk in het rem-
circuit aanzienlijk, waardoor sneller en kra-
chtiger door het systeem wordt geremd.
De Brake Assist wordt, bij uitvoeringen die
zijn uitgerust met ESP, uitgeschakeld bij
een storing in het ESP (lampje
™brandt).
Als het ABS in werking
treedt , merkt u dat aan een
trilling in het rempedaal. Verlaag de
remdruk niet maar houd het rempe-
daal juist goed ingetrapt ; op deze ma-
nier hebt u de kortste remweg in re-
latie tot de conditie van het wegdek.
ATTENTIE!
Storing in EBD
Bij een storing branden de waar-
schuwingslampjes
>,xen STOP op het
instrumentenpaneel en verschijnt er een
melding (indien aanwezig) op het multi-
functionele display (zie het hoofdstuk
“Lampjes en berichten”).
In dit geval kunnen bij krachtig remmen de
achterwielen vroegtijdig blokkeren waar-
door de auto kan slippen. Rijd zeer voor-
zichtig naar de dichtstbijzijnde werkplaats
van het Fiat Servicenetwerk om het sy-
steem te laten controleren.
Als alleen het waarschuwing-
slampje xop het instru-
mentenpaneel gaat branden (op het
multifunctionele display (indien
aanwezig) verschijnt ook een melding),
stop dan onmiddellijk en wendt u tot
het Fiat Servicenetwerk. Als er vloei-
stof lekt uit het hydraulische systeem,
wordt de werking van zowel het con-
ventionele remsysteem als het ABS in
gevaar gebracht .
ATTENTIE!
081-092 ScudoG9 NL:081-092 ScudoG9 NL 24-11-2008 10:57 Pagina 83
87
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
EOBD-SYSTEEM
Met het EOBD-systeem (European On
Board Diagnosis) kan een doorlopende
diagnose worden uitgevoerd op die com-
ponenten op de auto die van invloed zijn
op de emissie.
Bovendien meldt het systeem, door het
branden van het lampje
Uop het instru-
mentenpaneel (zie het hoofdstuk “Lampjes
en berichten”) dat de betreffende com-
ponenten defect zijn.
Het doel is:
❒de werking van het systeem controle-
ren;
❒signaleren wanneer door een storing de
emissies boven de wettelijk vastgestel-
de drempelwaarde uitkomen;
❒signaleren wanneer het noodzakelijk is
defecte componenten te vervangen.Het systeem beschikt verder nog over een
diagnosestekker die, als deze verbonden
is met speciale apparatuur, het mogelijk
maakt, de door de regeleenheid opgesla-
gen storingscodes en de specifieke para-
meters voor de diagnose en werking van
de motor, te lezen. Deze controle kan ook
worden uitgevoerd door de verkeerspo-
litie.
BELANGRIJK Na het verhelpen van de
storing moet het Fiat Servicenetwerk voor
een complete controle van het systeem,
tests uitvoeren op een testbank en, zo-
nodig, een proefrit maken die eventueel
een langere afstand kan omvatten.Als u de contactsleutel in
stand M draait en het lampje
Ugaat niet branden of het
gaat branden of knipperen tij-
dens het rijden, wendt u dan zo snel
mogelijk tot het Fiat Servicenetwerk.
De werking van het lampjeUkan wor-
den gecontroleerd met behulp van spe-
ciale apparatuur van de verkeerspoli-
tie. Houdt u aan de wetgeving van het
land waarin u rijdt .
081-092 ScudoG9 NL:081-092 ScudoG9 NL 24-11-2008 10:57 Pagina 87
89
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
ALGEMENE OPMERKINGEN
❒Controleer tijdens parkeermanoeuvres
of zich geen obstakels boven of onder
de sensor bevinden.
❒Obstakels die zich dicht bij de auto be-
vinden, worden onder bepaalde om-
standigheden niet door het systeem ge-
signaleerd en kunnen dus de auto be-
schadigen of zelf beschadigd worden.
❒De metingen van de sensoren kunnen
beïnvloed worden/zijn door beschadi-
ging van de sensoren zelf, door vuil,
sneeuw of ijs op de sensoren of door
ultrasone systemen (bijv. luchtdruk-
remmen van vrachtwagens of pneuma-
tische hamers) die zich in de nabijheid
bevinden. Voor een juiste werking van
het systeem mag er geen mod-
der, vuil, sneeuw of ijs op de
sensoren zitten. Wees voorzi-
chtig bij het reinigen van de sensoren om
krassen of beschadigingen te voorko-
men; gebruik geen droge, grove of har-
de doek. De sensoren moeten worden
gereinigd met schoon water, waaraan
eventueel autoshampoo is toegevoegd.
De verantwoordelijkheid tij-
dens het parkeren en andere
gevaarlijke handelingen ligt altijd en
overal bij de bestuurder. Controleer als
u de auto parkeert of zich geen per-
sonen (in het bijzonder kinderen) of
dieren in de buurt van de auto bevin-
den. De parkeersensoren moeten als
een hulpmiddel voor de bestuurder be-
schouwd worden. De bestuurder moet
tijdens eventueel gevaarlijke parkeer-
manoeuvres altijd volledig zijn aanda-
cht behouden, ook als de manoeuvres
met lage snelheid worden uitgevoerd.
ATTENTIE!
WERKING MET
AANHANGER
Schakel de parkeersensoren uit als u een
aanhanger trekt.AUTORADIO
(indien aanwezig)
Raadpleeg voor de werking van de auto-
radio met CD- of MP3 CD-speler (indien
aanwezig) het supplement dat bij dit in-
structieboekje is geleverd.
INBOUWVOORBEREIDING
AUTORADIO (indien aanwezig)
Zie voor de in uw auto geïnstalleerde au-
toradio en de bijbehorende audio-instal-
latie, het supplement “Autoradio” dat bij
dit instructieboek is geleverd.
Laat de aansluiting op de in-
bouwvoorbereiding in de au-
to uitsluitend door het Fiat Service-
netwerk uitvoeren. Zo bent u verzekerd
van het beste resultaat en wordt
voorkomen dat de rijveiligheid in ge-
vaar wordt gebracht .
ATTENTIE!
081-092 ScudoG9 NL:081-092 ScudoG9 NL 24-11-2008 10:57 Pagina 89
90
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
RADIOZENDAPPARATUUR
EN MOBIELE TELEFOONS
Radiozendapparaten (mobiele telefoons,
27 mc en dergelijke) mogen alleen in de
auto worden gebruikt met een aparte an-
tenne aan de buitenkant van de auto.
BELANGRIJK Het gebruik van dergelijke
apparaten in de auto (zonder buitenan-
tenne) kan niet alleen schadelijk zijn voor
de gezondheid van de inzittenden, maar
kan ook storingen in de elektrische syste-
men van de auto veroorzaken. Hierdoor
wordt de veiligheid in gevaar gebracht.
Bovendien wordt de zend- en ontvang-
stkwaliteit aanzienlijk beperkt door de iso-
lerende eigenschappen van de carrosserie.
Houdt u bij het gebruik van mobiele te-
lefoons (GSM, GPRS, UMTS) met het of-
ficiële EU-keurmerk, strikt aan de in-
structies die door de fabrikant van de mo-
biele telefoon zijn bijgeleverd.EXTRA ACCESSOIRES
Als u na aanschaf van uw auto accessoi-
res wilt monteren die constante voeding
nodig hebben (autoradio, anti-diefstalsa-
tellietbewaking, enz.), of accessoires die
de elektrische installatie zwaar belasten,
wendt u dan tot het Fiat Servicenetwerk.
Deze kan u de meest geschikte installaties
aanraden uit Fiat Lineaccessori en con-
troleren of de elektrische installatie van de
auto geschikt is voor het extra stroom-
verbruik of dat het noodzakelijk is een ac-
cu met een grotere capaciteit te monte-
ren.ELEKTRISCHE/ELEKTRONISCHE
SYSTEMEN MONTEREN
De elektrische/elektronische systemen die
na aankoop van de auto en binnen de af-
tersales-service worden gemonteerd,
moeten voorzien zijn van het merkteken:
Fiat Auto S.p.A. autoriseert de montage
van zend-/ontvangstapparatuur op
voorwaarde dat de montagewerkzaamhe-
den op de juiste wijze bij een gespeciali-
seerd bedrijf worden uitgevoerd, waarbij
de aanwijzingen van de fabrikant in acht
moeten worden genomen.
BELANGRIJK Als door de montage van
systemen de kenmerken van de auto wor-
den gewijzigd, kan het kentekenbewijs
worden ingenomen door de bevoegde in-
stanties en eventueel de garantie komen
te vervallen bij defecten die veroorzaakt
zijn door de bovengenoemde modificatie
of op defecten die direct of indirect daar-
van het gevolg zijn.
Fiat Auto S.p.A. is op geen enkele wijze ve-
rantwoordelijk voor schade die het gevolg
is van de installatie van accessoires die niet
door Fiat Auto S.p.A. zijn geleverd of aan-
bevolen en die niet conform de gelever-
de instructies zijn geïnstalleerd.
081-092 ScudoG9 NL:081-092 ScudoG9 NL 24-11-2008 10:57 Pagina 90
96
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
GORDELSPANNERS
Voor een nog effectievere bescherming
zijn de voorste veiligheidsgordels van de
auto voorzien van gordelspanners. Dit sy-
steem trekt bij een heftige frontale en zij-
delingse botsing de gordel enige centime-
ters aan. Op deze wijze worden de inzit-
tenden veel beter op hun plaats gehouden
en wordt de voorwaartse beweging be-
perkt.
Het blokkeren van de veiligheidsgordels
geeft aan dat de gordelspanner in werking
is geweest; de gordel wordt niet meer op-
gerold, ook niet als hij wordt begeleid.
BELANGRIJK Voor een maximale be-
scherming door de gordelspanner moet
de veiligheidsgordel zo worden omgelegd
dat hij goed aansluit op borst en bekken.
Tijdens de werking van de gordelspanner
kan er een beetje rook ontsnappen. De-
ze rook is niet schadelijk en duidt niet op
brand.
De gordelspanner behoeft geen enkel on-
derhoud of smering.
Elke verandering van de oorspronkelijke
staat zal de doelmatigheid verminderen.
Als de gordelspanner door extreme na-
tuurlijke omstandigheden (overstromin-
gen, vloedgolven) met water en modder
in contact is geweest, dan moet de span-
ner worden vervangen.TREKKRACHTBEGRENZERS
Om de bescherming van de inzittenden bij
een ongeval te vergroten, zijn de oprolau-
tomaten van de gordels voor voorzien van
trekkrachtbegrenzers die tijdens een fron-
tale aanrijding de piekbelasting op de bor-
st en schouders beperken.De gordelspanner werkt sle-
chts eenmaal. Als de gordel-
spanners hebben gewerkt , moet u zich
tot het Fiat Servicenetwerk wenden om
ze te laten vervangen. De geldigheid
van het systeem staat vermeld op een
plaatje dat zich in het dashboardkastje
bevindt : laat het systeem voor het ver-
strijken van deze termijn door het Fiat
Servicenetwerk vervangen.
ATTENZIONE
Werkzaamheden in de buurt
van de gordelspanners, waarbij
stoten, sterke trillingen of
verhitting optreden (maximaal
100°C gedurende ten hoogste 6 uur),
kunnen de gordelspanners beschadigen
of activeren: bij die omstandigheden ho-
ren niet trillingen die voortgebracht wor-
den door een slecht wegdek of door con-
tacten met kleine obstakels zoals trot-
toirs. Als er iets aan de gordelspanners
moet gebeuren, dient u zich tot het Fiat
Servicenetwerk te wenden.
SBR-SYSTEEM
De auto is uitgerust met het SBR-systeem
(Seat Belt Reminder), dat bestaat uit een
akoestisch waarschuwingssysteem dat, sa-
men met het brandende lampje
passagier voor waarschuwt als de veili-
gheidsgordel niet is omgelegd.
De zoemer kan tijdelijk (totdat de motor
wordt uitgezet) op de volgende wijze wor-
den uitgeschakeld:
❒maak de veiligheidsgordel aan bestuur-
ders- en passagierszijde vast;
❒draai de contactsleutel in stand M:
❒wacht langer dan 20 seconden en maak
dan ten minste een van de veiligheid-
sgordels los.
Wendt u tot het Fiat Servicenetwerk om
het systeem uit te schakelen.
093-112 ScudoG9 NL:093-112 ScudoG9 NL 24-11-2008 10:57 Pagina 96