110
F0V0068mfig. 108
ELEKTRISCHE/ELEKTRONISCHE
SYSTEMEN MONTEREN
De elektrische/elektronische systemen die na aankoop van
de auto en binnen de aftersales-service worden gemon-
teerd, moeten voorzien zijn van het merkteken:
FGA S.p.A. autoriseert de montage van zend-/ontvangst-
apparatuur op voorwaarde dat de montagewerkzaamhe-
den op de juiste wijze bij een gespecialiseerd bedrijf wor-
den uitgevoerd, waarbij de aanwijzingen van de fabrikant
in acht moeten worden genomen.
BELANGRIJK Als door de montage van systemen de ken-
merken van de auto worden gewijzigd, kan het kenteken-
bewijs worden ingenomen door de bevoegde instanties en
eventueel de garantie komen te vervallen bij defecten die
veroorzaakt zijn door de bovengenoemde modificatie of op
defecten die direct of indirect daarvan het gevolg zijn.
FGA S.p.A. is op geen enkele wijze aansprakelijk voor scha-
de die het gevolg is van de installatie van accessoires die
niet door FGA S.p.A. zijn geleverd of aanbevolen en die
niet conform de geleverde instructies zijn geïnstalleerd.
RADIOZENDAPPARATUUR
EN MOBIELE TELEFOONS
Radiozendapparaten (mobiele telefoons, 27 mc en derge-
lijke) mogen alleen in de auto worden gebruikt met een
aparte antenne aan de buitenkant van de auto.
❒2 luidsprekers achter (naast de hoedenplank) (voor be-
paalde uitvoeringen/markten);
❒een inbouwplaats voor de autoradio;
❒een antennekabel;
❒een antenne.
AUTORADIO INBOUWEN
De autoradio moet worden ingebouwd op de plek van het
opbergvak in het midden: de voedingskabels liggen achter
dit opbergvak. Druk op de lippen A-fig. 108 om het vak
te verwijderen.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Laat de aansluiting op de inbouwvoorbe-
reiding in de auto uitsluitend door het Fiat
Servicenetwerk uitvoeren. Zo bent u verzekerd van
het beste resultaat en wordt voorkomen dat de
rijveiligheid in gevaar wordt gebracht.
ATTENTIE!
035-114 DOBLO LUM 2e NL 28-05-2010 9:22 Pagina 110
115
F0V0023mfig. 110
Via de oprolautomaat wordt de lengte van de gordel au-
tomatisch aangepast aan het postuur van de drager en
wordt toch voldoende bewegingsvrijheid geboden.
Als de auto op een steile helling staat, kan de rolautomaat
blokkeren; dit is een normaal verschijnsel. Bovendien blok-
keert de rolautomaat als u de gordel snel uittrekt. Hij blok-
keert ook bij hard remmen, botsingen en bij hoge snel-
heden in bochten.VEILIGHEIDSGORDELS
GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS
fig. 110
Ga goed rechtop zitten, steun tegen de rugleuning en leg
dan de gordel om.
Maak de gordels vast door de gesp A-fig. 110 in de slui-
ting B te drukken, totdat hij hoorbaar blokkeert.
Als tijdens het uittrekken van de gordel de rolautomaat
blokkeert, laat dan de gordel een stukje teruglopen en trek
de gordel vervolgens weer geleidelijk uit.
Voor het losmaken van de gordel moet u op de knop C
drukken. Begeleid de gordel tijdens het teruglopen om te
voorkomen dat de gordelband draait.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STA R TEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
VEILIGHEID
Druk tijdens het rijden niet op de knop C-
fig. 110.
ATTENTIE!
De achterbank is voorzien van driepunts-veiligheidsgor-
dels met rolautomaat voor alle zitplaatsen.
Bedenk dat achterpassagiers die geen gor-
del dragen tijdens een ernstig ongeval, niet
alleen zelf aan gevaar worden blootgesteld maar
ook gevaar opleveren voor de inzittenden voor.
ATTENTIE!
115-132 DOBLO LUM 2e NL 26-05-2010 9:50 Pagina 115
137
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Om op de juiste wijze te schakelen, moet
u het koppelingspedaal geheel intrappen.
Daarom mag er niets onder het pedaal liggen dat
dit kan verhinderen: let erop dat de vloermatten
niet zijn dubbelgevouwen, waardoor de slag van
de pedalen kan worden beperkt.
ATTENTIE!
Laat uw hand tijdens het rijden niet op de
pookknop rusten omdat door de uitgeoe-
fende druk, ook als deze licht is, de inter-
ne onderdelen van de versnellingsbak na verloop
van tijd kunnen slijten. Gebruik het koppelingspe-
daal uitsluitend voor het overschakelen. Laat tij-
dens het rijden de voet nooit – zelfs niet licht – op
het koppelingspedaal rusten. Bij uitvoeringen voor
bepaalde markten kan de regelelektronica van het
koppelingspedaal een foutief gebruik door de be-
stuurder beschouwen als een storing.
BRANDSTOFBESPARING
Hierna volgen enkele nuttige tips, waardoor het brand-
stofverbruik zo laag mogelijk blijft en de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen, zowel CO
2als andere schadelij-
ke stoffen (stikstofoxiden, onverbrande koolwaterstoffen,
fijn stof (PM) enz.) zoveel mogelijk beperkt wordt.
PRAKTISCHE TIPS VOOR EEN LAAG
BRANDSTOFVERBRUIK EN BESCHERMING
VAN HET MILIEU
Bedrijfsomstandigheden van de auto
1. Zorg voor een goed onderhoudvan de auto door de
controles en afstellingen die in het „Geprogrammeerd
Onderhoudsschema” staan vermeld, te laten uitvoeren.
2. Controleer regelmatig, ten minste een keer per maand,
de spanningvan de banden: Als de bandenspanning
veel te laag is, wordt de rolweerstand groter en neemt
het verbruik toe. Onder deze omstandigheden slijt de
band bovendien sneller en zijn de prestaties minder.
3. Gebruik winterbandenuitsluitend onder die klima-
tologische omstandigheden, waaronder ze vereist zijn.
Ze veroorzaken een hoger verbruik en bovendien
meer rolgeluid.
4. Vermijd het rijden met te zware lading(overbeladen
auto): het gewicht van de auto (vooral in stadsverkeer)
en de carrosseriestand hebben grote invloed op het
brandstofverbruik en de stabiliteit van de auto.
133-142 DOBLO LUM 2e NL 26-05-2010 9:51 Pagina 137
139
TREKKEN VA N AANHANGERS
BELANGRIJKE TIPS
Voor het trekken van aanhangwagens of caravans moet de
auto uitgerust zijn met een trekhaak van een goedgekeurd
type en een adequate elektrische installatie. De montage
van de trekhaak moet door gespecialiseerd personeel wor-
den uitgevoerd. Ook moet documentatie worden over-
handigd m.b.t. het rijden met een aanhanger.
Monteer zo nodig speciale en/of extra achteruitkijkspiegels,
waarmee u voldoet aan de geldende verkeerswetgeving.
Let er op dat het maximum klimvermogen van de auto
door het gewicht van een aanhanger of caravan wordt be-
perkt. Ook de remweg wordt langer en u hebt langer de
tijd nodig om in te halen.
Schakel een lage versnelling in tijdens het afdalen om te
voorkomen dat u constant moet remmen.
Het gewicht van de aanhanger dat op de trekhaak rust,
moet worden afgetrokken van het laadvermogen van de
auto.
Om er zeker van te zijn dat u het maximum toelaatbaar
aanhangergewicht (vermeld op het kentekenbewijs) niet
overschrijdt, moet u er rekening mee houden dat het maxi-
mum betrekking heeft op het totale gewicht van de aan-
hangwagen of caravan, inclusief accessoires en bagage.
Houdt u aan de snelheidsbeperkingen die voor auto’s met
aanhanger gelden. U mag in geen geval harder rijden
dan 80 km/h. GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud starten bereikt de mo-
tor niet de optimale bedrijfstemperatuur.
Hierdoor neemt niet alleen het brandstofverbruik toe
(van 15 tot aan 30% in stadsverkeer), maar ook de uitstoot
van uitlaatgassen.
Verkeerssituatie en conditie van het wegdek
Op een drukke weg, bijvoorbeeld bij filerijden, waarbij
overwegend lage versnellingen worden gebruikt, of in de
stad waar zich veel verkeerslichten bevinden, zal het brand-
stofverbruik aanzienlijk hoger zijn. Bochtige trajecten, berg-
wegen en een slecht wegdek verhogen eveneens het
brandstofverbruik.
Stilstaan in het verkeer
Als u langere tijd stilstaat (bijv. spoorwegovergangen), is
het raadzaam de motor uit te zetten.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
133-142 DOBLO LUM 2e NL 26-05-2010 9:51 Pagina 139
141
SNEEUWKETTINGEN
Het gebruik van sneeuwkettingen is afhankelijk van de
voorschriften van het land waar wordt gereden.
De sneeuwkettingen mogen alleen op de voorwielen ge-
monteerd worden (aangedreven wielen).
Controleer na enkele meters rijden of de kettingen nog
goed gespannen zijn.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Bij winterbanden met de indicatie „Q” mag
niet sneller worden gereden dan 160 km/h;
echter de lokaal geldende wettelijke snelheids-
beperkingen moeten altijd worden gerespecteerd.
ATTENTIE!
Beperk de snelheid als u sneeuwkettingen ge-
bruikt; rijd niet harder dan 50 km/h. Vermijd
kuilen, stoepranden en andere obstakels en
rijd, om de auto en het wegdek niet te beschadigen,
geen lange stukken op sneeuwvrije wegen.
133-142 DOBLO LUM 2e NL 26-05-2010 9:51 Pagina 141
142
❒smeer de wisserrubbers van de ruitenwissers en ach-
terruitwisser in met talkpoeder en laat ze los van de
ruit staan;
❒zet de ruiten een klein stukje open;
❒dek de auto af met een stoffen of een ademende kunst-
stof hoes. Gebruik geen dichte plastic hoes, omdat het
in en op de auto aanwezige vocht dan niet kan ver-
dampen;
❒breng de bandenspanning 0,5 bar boven de normaal
voorgeschreven spanning en controleer deze regel-
matig;
❒tap het koelsysteem van de motor niet af.
AUTO LANGERE TIJD STALLEN
Tref de volgende maatregelen als de auto enkele maanden
niet wordt gebruikt:
❒zet de auto in een overdekte, droge en goed geventi-
leerde ruimte;
❒schakel een versnelling in en zorg dat de handrem niet
is aangetrokken;
❒maak de minkabel los van de accu (zie de paragraaf
“Auto langere tijd stallen” in het hoofdstuk “Wegwijs
in uw auto”) en controleer de acculading (zie de pa-
ragraaf “Accu” in het hoofdstuk “Onderhoud en zorg”);
❒maak de gespoten plaatdelen schoon en behandel ze
met een beschermende was;
❒reinig en conserveer de glimmende metalen delen met
daarvoor geschikte middelen;
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
133-142 DOBLO LUM 2e NL 26-05-2010 9:51 Pagina 142
STORING HILL HOLDER (geel)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat
het lampje branden. Na enkele seconden moet het
lampje doven.
Als het lampje gaat branden, is er een storing in het Hill
Holder-systeem. Wendt u in dat geval zo snel mogelijk tot
het Fiat Servicenetwerk. Op enkele uitvoeringen wordt de
storing aangegeven door het brandende lampje áen de
weergave van de bijbehorende melding op het display.
*
STORING ABS (geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat
het lampje branden. Na enkele seconden moet
het lampje doven.
Het lampje gaat branden als het systeem defect of niet be-
schikbaar is. In dat geval blijft het remsysteem normaal
werken, maar zonder de mogelijkheden van het ABS. Rijd
voorzichtig verder en wendt u zo snel mogelijk tot het Fiat
Servicenetwerk.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende mel-
ding op het display.
146
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STA R TEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
>
STORING EBD (rood)
(geel)
Als bij een draaiende motor tegelij-
kertijd de waarschuwingslampjes
xen
>gaan branden, dan is er een storing in het EBD-sys-
teem of is het systeem niet beschikbaar; in dat geval kun-
nen bij hard remmen de achterwielen vroegtijdig blokke-
ren waardoor de auto kan slippen. Rijd zeer voorzichtig
naar de dichtstbijzijnde werkplaats van het Fiat Service-
netwerk om het systeem te laten controleren.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende mel-
ding op het display.
> x
STORING IN ESP (geel)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat
het lampje branden. Na enkele seconden moet het
lampje doven.
Als het lampje niet dooft of tijdens het rijden blijft bran-
den en het lampje in de ASR OFF-knop gaat branden,
wendt u dan tot het Fiat Servicenetwerk.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende mel-
ding op het display.
OpmerkingAls het lampje knippert tijdens het rijden,
dan geeft dit aan dat het ESP in werking is getreden.
á
143-154 DOBLO LUM 2e NL 26-05-2010 9:52 Pagina 146
156
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STA R TEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Gebruik voor een noodstart beslist nooit een
accusnellader: de elektronische systemen
kunnen beschadigen; in het bijzonder de re-
geleenheden van de ontsteking en de inspuiting.
Laat deze procedure door gespecialiseerd
personeel uitvoeren. Onjuiste handelingen
kunnen leiden tot vonken. De vloeistof in de ac-
cu is giftig en corrosief. Vermijd het contact met
de huid en de ogen. Kom ook niet dicht bij een ac-
cu met open vuur of een brandende sigaret en ver-
oorzaak geen vonken.
ATTENTIE!
ROLLEND STARTEN
Probeer auto’s nooit te starten door ze aan te duwen, te
slepen of van een helling af te laten rijden. Op die wijze
kan er onverbrande brandstof in de katalysator terecht-
komen, waardoor deze onherstelbaar zal beschadigen.
BELANGRIJK Houd er rekening mee dat de rembekrach-
tiging en de elektrische stuurbekrachtiging niet werken zo-
lang de motor niet is aangeslagen, waardoor meer kracht
nodig is voor de bediening van het rempedaal en het stuur.
WIEL VERWISSELEN
De auto is standaard uitgerust met de snelle bandenrepa-
ratieset „Fix&Go automatic” (zie de aanwijzingen in de vol-
gende paragraaf). Als alternatief voor Fix&Go automatic
kan de auto worden uitgerust met een reservewiel met
normale afmetingen.
Voor het verwisselen van het wiel en voor het juiste ge-
bruik van de krik en het reservewiel moeten de onder-
staande voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen.
155-190 DOBLO LUM 2e NL 26-05-2010 10:07 Pagina 156