6
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
D D
A A
S S
H H
B B
O O
A A
R R
D D
E E
N N
B B
E E
D D
I I
E E
N N
I I
N N
G G
CRUISE CONTROL.......................................................... 71
PLAFONDVERLICHTING................................................... 74
BEDIENINGSKNOPPEN.................................................... 76
INTERIEURUITRUSTING ................................................... 78
DE KAP ........................................................................ 81
PORTIEREN .................................................................. 90
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING ......................................... 92
BAGAGERUIMTE ............................................................ 94
MOTORKAP.................................................................. 97
KOPLAMPEN ................................................................. 98
ABS ............................................................................ 100
VDC-SYSTEEM .............................................................. 102
EOBD-SYSTEEM ............................................................ 106
AUTORADIO.................................................................. 106
EXTRA ACCESSOIRES ..................................................... 107
ELEKTRISCHE/ELEKTRONISCHE SYSTEMEN MONTEREN ....... 107
PARKEERSENSOREN ....................................................... 108
BANDENSPANNINGSCONTROLESYSTEEMTPMS ................... 111
TANKEN ....................................................................... 114
BESCHERMING VAN HET MILIEU ...................................... 116 DASHBOARD................................................................. 7
INSTRUMENTENPANEEL .................................................. 8
SYMBOLEN .................................................................. 9
ALFA ROMEO CODE ........................................................ 9
ELEKTRONISCHE SLEUTEL ............................................... 11
DIEFSTALALARM ............................................................ 17
START-/CONTACTSLOT.................................................... 19
INSTRUMENTEN............................................................ 22
INSTELBAAR MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY ......................... 26
ZITPLAATSEN ................................................................ 41
HOOFDSTEUNEN ........................................................... 44
STUURWIEL ................................................................. 44
SPIEGELS..................................................................... 45
KLIMAATREGELING......................................................... 48
HANDBEDIENDE KLIMAATREGELING .................................. 50
AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING MET
GESCHEIDEN REGELING.................................................. 53
EXTRA VERWARMING..................................................... 63
BUITENVERLICHTING...................................................... 64
RUITEN REINIGEN.......................................................... 67
111
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
BANDENSPANNINGSCONTROLESYSTEEM TPMS
(Tyre Pressure Monitoring System)
(voor uitvoeringen/markten, waar voorzien)
De auto kan zijn uitgerust met een controle-
systeem voor de bandenspanning, het TPMS
(Tyre Pressure Monitoring System). Dit systeem
bestaat uit een sensor die op radiogolven werkt,
op de velg van elk wiel. Deze sensor stuurt in-
formatie over de spanning van iedere band naar
de regeleenheid.
BELANGRIJKE TIPS
Storingsmeldingen worden niet opgeslagen en
worden dus niet aangegeven als de motor
wordt uitgezet en vervolgens weer wordt ge-
start. Als de storingen blijven bestaan, stuurt de
regeleenheid de betreffende meldingen pas
naar het instrumentenpaneel als de auto een
korte tijd rijdt.
De spanning van de banden moet bij koude ban-
den gecontroleerd worden; als om wat voor re-
den dan ook de spanning bij warme banden ge-
controleerd wordt, verminder dan de spanning
niet, ook als deze boven de voorgeschreven
waarde ligt, maar controleer de spanning op-
nieuw bij koude banden (zie de paragraaf „Wie-
len” in het hoofdstuk „Technische gegevens”).Het TPMS kan geen onverwacht spannings-
verlies van de banden signaleren (bijvoorbeeld
bij het klappen van een band). Breng in dit
geval de auto tot stilstand door voorzichtig te
remmen en zonder heftige stuurbewegingen uit
te voeren.
Sterke straling op een radiofrequentie kan het
TPMS-systeem ontregelen. Dit wordt met een
bericht op het display aangegeven. Deze mel-
ding verdwijnt automatisch zodra de storing het
systeem niet meer ontregelt.
Ook al heeft de auto een
TPMS-systeem, de be-
stuurder moet nog altijd regelma-
tig de bandenspanning (ook van het
reservewiel) controleren en de ban-
den rouleren (voor uitvoerin-
gen/markten, waar voorzien).
OPGELET
112
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
Voor het TPMS-systeem is speciale uitrusting no-
dig. Raadpleeg het Alfa Romeo Servicenetwerk
voor de accessoires die geschikt zijn voor het
systeem (wielen, wieldoppen, enz.). Het ge-
bruik van andere accessoires kan de normale
werking van het systeem verhinderen. Omdat
er gebruik wordt gemaakt van speciale ventie-
len kunnen er uitsluitend door Alfa Romeo goed-
gekeurde afdichtvloeistoffen worden gebruikt
voor de reparatie van de band; het gebruik van
andere vloeistoffen zou de normale werking van
het systeem kunnen belemmeren.
Als de auto is uitgerust met het TPMS moet
bij het demonteren van een band, ook het rub-
ber van het ventiel en de bevestigingsmoer van
de sensor vervangen worden. Wend u zich hier-
voor tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.Als de oorspronkelijke situatie is hersteld na ge-
bruik van de bandenreparatieset Fix&Go au-
tomatic en de lekke band blijft aangegeven
op het instrumentenpaneel, wend u zich dan
tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
De bandenspanning kan variëren afhankelijk
van de buitentemperatuur. Het TPMS kan tij-
delijk een te lage bandenspanning signaleren.
Controleer in dat geval de bandenspanning bij
koude banden en herstel zo nodig de spanning.Als de auto is uitgerust met het TPMS, moe-
ten er speciale voorzorgsmaatregelen bij het
monteren/demonteren van de banden en/of
velgen in acht worden genomen. De banden
en/of de velgen mogen uitsluitend door ge-
specialiseerd personeel worden vervangen om
te voorkomen dat de sensoren beschadigd ra-
ken of verkeerd worden gemonteerd. Wend u
zich tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
147
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
L L
A A
M M
P P
J J
E E
S S
E E
N N
B B
E E
R R
I I
C C
H H
T T
E E
N N
TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU/
AANGETROKKEN HANDREM ............................................. 149
VERSLETEN REMBLOKKEN............................................... 149
NIET OMGELEGDE VEILIGHEIDSGORDELS ........................... 150
STORING AIRBAGSYSTEEM.............................................. 151
FRONTAIRBAGS PASSAGIERSZIJDE UITGESCHAKELD ............. 151
TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR ............................ 152
TE HOGE MOTOROLIETEMPERATUUR ................................. 152
TE LAGE MOTOROLIEDRUK ONVOLDOENDE
MOTOROLIE-/OLIEKWALITEIT........................................... 153
NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN .................................... 154
GEOPENDE MOTORKAP................................................... 154
GEOPENDE BAGAGERUIMTE............................................. 154
ACCU WORDT NIET VOLDOENDE OPGELADEN..................... 154
STORING INSPUITING/STORING EOBD .............................. 154
STORING BEVEILIGINGSSYSTEEM/
UITSCHAKELING STUURSLOT ........................................... 155
STORING ALARM/INBRAAKPOGING/
ELEKTRONISCHE SLEUTEL NIET HERKEND........................... 156
KANS OP GLADHEID........................................................ 156
VOORGLOEIEN/STORING VOORGLOEISYSTEEM .................. 157
WATER IN BRANDSTOFFILTER .......................................... 157
BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR GEACTIVEERD .................... 158
STORING ABS ............................................................... 158
STORING EBD ............................................................... 158VDC-SYSTEEM............................................................... 159
STORING HILL HOLDER................................................... 159
ASR (ANTIDOORSLIPREGELING) ........................................ 159
DEFECTE BUITENVERLICHTING ......................................... 160
STORING REMLICHTEN.................................................... 160
MISTACHTERLICHTEN...................................................... 160
MISTLAMPEN VOOR....................................................... 160
BUITENVERLICHTING/FOLLOW ME HOME ......................... 160
DIMLICHT..................................................................... 160
GROOTLICHT................................................................. 161
RICHTINGAANWIJZER LINKS ............................................ 161
RICHTINGAANWIJZER RECHTS .......................................... 161
STORING SCHEMERSENSOR............................................ 161
STORING REGENSENSOR................................................ 161
STORING PARKEERSENSOREN.......................................... 161
BRANDSTOFRESERVE – BEPERKTE ACTIERADIUS................. 161
CRUISE CONTROL .......................................................... 161
VERSTOPT ROETFILTER ................................................... 162
STORING ANTIBEKLEMMINGSFUNCTIE RUITEN .................... 162
STORING KAP/TIJDELIJKE STORING KAP ........................... 163
TE LAAG RUITENSPROEIERVLOEISTOFNIVEAU ...................... 163
SNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN.................................. 163
STORING IN TPMS-SYSTEEM ........................................... 163
CONTROLE BANDENSPANNING ......................................... 163
ONVOLDOENDE BANDENSPANNING .................................. 164
BANDENSPANNING NIET AANGEPAST AAN SNELHEID ........... 164
163
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
STORING KAP
TIJDELIJKE STORING
KAP
Storing kap
Het bericht + symbool
†(rode kleur) wor-
den op het display weergegeven, door te druk-
ken op de activeringsknop van de kap of tijdens
het plaatsen van de elektronische sleutel in het
startsysteem, wanneer er sprake is van een per-
manente storing van de kap.
Wend u zich in dit geval tot de Alfa Romeo-
dealer om de storing te laten verhelpen.
Tijdelijke storing kap
Het bericht + symbool
†(rode kleur) wor-
den op het display weergegeven, door te druk-
ken op de activeringsknop van de kap, wanneer
er sprake is van een tijdelijke storing van de kap.
Wend u zich in dit geval tot de Alfa Romeo-
dealer om de storing te laten verhelpen.
†
TE LAAG
RUITENSPROEIERVL
OEISTOFNIVEAU
(geel)
Op het display worden een bericht + symbool
weergegeven, wanneer het ruitensproeier-
vloeistofniveau lager is dan het voorziene mi-
nimumniveau.
)
SNELHEIDSLIMIET
OVERSCHREDEN
Als met de auto sneller wordt gere-
den dan de m. b. v. het „Setup-menu” ingestelde
snelheid (bijvoorbeeld 120 km/h) (zie de pa-
ragraaf „Instelbaar multifunctioneel display” in
het hoofdstuk „Dashboard en bediening”), ver-
schijnt op het display een waarschuwingsbericht
+ een rood symbool en klinkt een geluidssignaal.X
STORING
TPMS-SYSTEEM
(voor uitvoeringen/markten,
waar voorzien)
Op enkele uitvoeringen verschijnen een bericht
en een symbool (geel) op het display als er een
storing is in het controlesysteem voor de ban-
denspanning TPMS: Wend u zich in dit geval zo
snel mogelijk tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Als er een of meer wielen zonder sensor ge-
monteerd zijn, verschijnt er een waarschu-
wingsbericht op het display, totdat de oor-
spronkelijke situatie weer is hersteld.n
BANDENSPANNING
CONTROLEREN
(voor uitvoeringen/markten,
waar voorzien)
Bij enkele versies worden op het display een
bericht + symbool (geel) weergegeven, om de
zachte band te identificeren.
Als er twee of meer banden te zacht zijn, dan
wordt achtereenvolgens iedere band apart aan-
gegeven.
In dit geval raden wij u aan om zo snel moge-
lijk de juiste bandenspanning te herstellen (zie
de paragraaf „Bandenspanning in koude toe-
stand” in het hoofdstuk „Technische gegevens”).n
164
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
TE LAGE
BANDENSPANNING
(voor uitvoeringen/markten,
waar voorzien)
Bij enkele uitvoeringen wordt op het display een
bericht + een rood symbool weergegeven, om
aan te geven dat de spanning van één of meer
banden lager is dan de aanbevolen waarde. Op
deze manier waarschuwt het TPMS-systeem de
bestuurder op het mogelijk leeglopen van de
band (en) en dus op een mogelijke lekke band.
WAARSCHUWINGRijd niet verder met één
of meerdere zachte banden omdat de rijveilig-
heid van de auto in gevaar kan worden gebracht.
Stop de auto zonder bruusk te remmen en ver-
mijd heftige stuurbewegingen. Vervang het wiel
onmiddellijk door het reservewiel (voor uitvoe-
ringen/markten, waar voorzien) of voer de re-
paratie met de betreffende set (zie „Wiel ver-
wisselen” in hoofdstuk „In noodgevallen”) en
wend u zo snel mogelijk tot het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
BANDENSPANNING
NIET AANGEPAST
AAN SNELHEID
(voor uitvoeringen/markten,
waar voorzien)
Als waarschijnlijk harder gereden gaat worden
dan 160 km/h, moet de bandenspanning wor-
den verhoogd naar de waarde voor volledige
belading (zie de paragraaf „Bandenspanning
bij koude banden” in het hoofdstuk „Techni-
sche gegevens”).
Bij enkele uitvoeringen verschijnen, als het TPMS
een bandenspanning signaleert bij één of meer
banden die niet geschikt is voor de snelheid waar-
mee wordt gereden, op het display een bericht
+ symbool (geel), die aanwezig blijven totdat
de voertuigsnelheid weer onder de drempel-
waarde zakt.WAARSCHUWINGVerlaag in dat geval on-
middellijk de snelheid om oververhitting van de
banden te voorkomen; door oververhitting kan
de band onherstelbaar beschadigen en wordt de
levensduur aanzienlijk korter.
WAARSCHUWINGAls u de reis met een
hoge snelheid wilt voortzetten (sneller dan
160 km/h) en het symbool op het display gaat
branden, dan moet de auto tot stilstand wor-
den gebracht en de bandenspanning worden
aangepast (zie de paragraaf „Bandenspanning
bij koude banden” in het hoofdstuk „Techni-
sche gegevens”).
nn
253
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
Prestaties ....................................... 240
Radiogolf-afstandsbediening:
ministeriële goedkeuring ................. 247
Radiozendapparatuur en
mobiele telefoons ......................... 107
Regensensor.................................... 68
Remlichten ..................................... 185
Remmen......................................... 233
Richtingaanwijzers
– bediening.................................... 64
– lampen vervangen ............182-183-186
Roetfilter (DPF)............................... 116
Rubber slangen ............................... 220
Ruitbediening, elektrisch.................... 92
Ruiten (reinigen).............................. 224
Ruiten reinigen ............................... 67
Ruitensproeiers
– bediening.................................... 67
Ruitenwissers
– bediening.................................... 67
– ruitensproeiers ............................. 221
– wisserbladen.........................220-221Safe-lock (systeem)......................... 14
SBR-systeem .................................. 118
Slepen van de auto .......................... 200
Sneeuwkettingen............................. 145
Snelheid (maximum)........................ 240
Snelle bandenreparatieset
Fix&Go automatic ......................... 172
Spiegels ........................................ 45
Standlichten
– bediening.................................... 64
– lampen vervangen ..................182-185
Starten en rijden........................ 133
Stuurinrichting ................................ 233
Stuurslot........................................ 21
Stuurwiel (verstellen)....................... 44
Symbolen ...................................... 9
Technische gegevens................. 227
TPMS (systeem) ............................ 111
Transmissie..................................... 232
Trekken van aanhangers.................... 143
Trekkrachtbegrenzers....................... 119
Tripcomputer.................................... 37 – verbruik ..................................... 210
Motorruimte (schoonmaken) ............. 224
MSR (systeem)............................... 105
Niveaus controleren......................... 208
Noodgevallen............................ 165
Onderhoud en zorg................... 203
– geprogrammeerd onderhoud .......... 204
– Onderhoudsschema...................... 205
– periodieke controles ...................... 207
– zwaar gebruik van de auto ............ 207
Opbergvakken................................ 78
Opkrikken van de auto ..................... 200
Parkeerlichten
– bediening.................................... 66
Parkeersensoren ............................. 108
Parkeren......................................... 139
Plafondverlichting voor
– bediening.................................... 74
– lampen vervangen ....................... 187
Plafondverlichting............................. 74
Portieren......................................... 90