60
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
Bedieningsorganen
LINKSVOOR/RECHTSVOOR/
ACHTER GESCHEIDEN
KLIMAATREGELING fig. 50
Voor
A- drukknoppen luchtverdeling (links en rechts);
B- draaiknop temperatuurregeling links;
C- drukknop inschakeling automatische wer-
king (AUTO);
D- display weergave informatie klimaatre-
geling;
E- draaiknop temperatuurregeling rechts;
F- drukknop in-/uitschakelen achterruit-
/spiegelverwarming (waar voorzien);
G- drukknop inschakelen MAX-DEF-functie
(snel ontwasemen/ontdooien voorruit, zij-
ruiten voor, achterruitverwarming en buiten-
spiegelverwarming (waar voorzien);
H- drukknoppen verhogen/verlagen aanja-
gersnelheid;
I- OFF-knop uitschakeling klimaatregeling;
L- drukknop in-/uitschakelen recirculatie;
M- drukknop in-/uitschakelen aircocom-
pressor;
N- interieurtemperatuursensor
Achter
P- draaiknop temperatuurregeling achter;
Q- drukknop inschakeling automatische wer-
king (AUTO) en onderbreken luchtstroom
naar zitplaatsen achter (OFF);
R- drukknoppen luchtverdeling;
S- display weergave temperatuur achter.
fig. 50 - Samenstelling LINKSVOOR/RECHTSVOOR/ACHTER
GESCHEIDEN KLIMAATREGELING - Bedieningsorganen voor en achterA0E0454m
046-082 Alfa 159 NL 31-03-2009 9:19 Pagina 60
67
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
IN-/UITSCHAKELEN
RECIRCULATIE
EN INSCHAKELEN AQS
(Air Quality System)
(voor bepaalde uitvoeringen/
markten, waar voorzien)
De luchtrecirculatie wordt als volgt ge-
regeld:
❒automatische regeling; LED “A” op
de knop gaat dan branden;
❒geforceerd ingeschakeld (recircula-
tie altijd ingeschakeld); de ronde LED
om de knop gaat branden;
❒geforceerd uitgeschakeld (recircula-
tie altijd uitgeschakeld met toevoer
van buitenlucht); de LED om de
knop gaat uit.
Met AQS (luchtkwaliteitsensor - waar
voorzien) wijkt de volgorde van de wer-
king af als knop
vwordt ingedrukt.WAARSCHUWINGMet de recircu-
latiefunctie kan, zowel bij verwarmen
als koelen, veel sneller de gewenste si-
tuatie worden bereikt. Het is echter niet
raadzaam deze functie in te schakelen
op regenachtige of koude dagen, om-
dat dan de ruiten aan de binnenzijde
aanzienlijk sneller kunnen beslaan, voor-
al als de airconditioning niet is inge-
schakeld. Het verdient aanbeveling om
de luchtrecirculatie in te schakelen in de
file of in tunnels. Hiermee wordt voor-
komen dat vervuilde lucht het interieur
bereikt. Het is niet raadzaam dit sys-
teem langdurig te laten werken, omdat
anders, vooral als u met meerdere per-
sonen in de auto zit, de kans aanzien-
lijk toeneemt dat de ruiten beslaan en
de noodzakelijke luchtverversing niet
kan plaatsvinden.
De ruiten kunnen onder
bepaalde klimaatom-
standigheden beslaan,
bijvoorbeeld bij een buitentem-
peratuur rond 0 °C, terwijl de
recirculatie automatisch wordt
geregeld. Druk in dat geval op
de knop
vom de recircula-
tie geforceerd uit te schakelen
en druk eventueel op de knop +
om de luchtstroom naar de
voorruit te vergroten.
Bij een buitentempera-
tuur lager dan -1 °C kan
de aircocompressor niet
werken. Bij lage buitentempe-
raturen raden wij u aan om de
recirculatiefunctie niet te ge-
bruiken, omdat hierdoor de rui-
ten sneller kunnen beslaan.
046-082 Alfa 159 NL 31-03-2009 9:19 Pagina 67
71
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
“FOLLOW ME HOME”
SYSTEEM
Met dit systeem kan de ruimte voor de
auto een bepaalde tijd worden verlicht.
Inschakelen
Trek de hendel binnen 2 minuten na het
uitschakelen van de motor naar het
stuur.
Bij iedere afzonderlijke bediening van
de hendel wordt de ingeschakelde tijd
van de verlichting met 30 seconden ver-
lengd tot een maximum van 3,5 mi-
nuut. Na het verstrijken van deze tijd
gaan de lichten automatisch uit.
Telkens als de hendel wordt bediend,
gaat het lampje
3op het instru-
mentenpaneel branden en wordt er een
bericht op het display weergegeven (zie
het hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
Uitschakelen
Houd de hendel langer dan 2 seconden
naar het stuur getrokken.
SENSOR AUTOMATISCHE
KOPLAMPEN
(schemersensor)
(voor bepaalde uitvoeringen/
markten, waar voorzien)
Deze sensor is in staat om de verschil-
len in sterkte van het omgevingslicht
waar te nemen op basis van de inge-
stelde gevoeligheid: hoe hoger de ge-
voeligheid, hoe minder buitenlicht er no-
dig is om de verlichting in te schakelen.
Bij sommige uitvoeringen is de gevoelig-
heid van de schemersensor instelbaar met
behulp van het “Setup-menu” van het dis-
play (zie de paragraaf “Instelbaar multi-
functioneel display” in dit hoofdstuk).
Inschakelen
Draai de draaiknop A-fig. 51in stand
2A: op deze manier gaan, afhankelijk
van de sterkte van het buitenlicht, de
buitenverlichting en de dimlichten au-
tomatisch branden.
Als de lichten automatisch zijn inge-
schakeld en de sensor geeft een uit-
schakelcommando, wordt eerst het dim-
licht uitgeschakeld en na enkele secon-
den de buitenverlichting.Uitschakelen
Als de sensor het systeem uitschakelt,
worden eerst de dimlichten en, na eni-
ge seconden, de buitenverlichting uit-
geschakeld. De schemersensor is niet in
staat om mist te signaleren. Daarom
moet bij mist de verlichting handmatig
worden ingeschakeld.
Storingsmeldingen
Bij een storing in de schemersensor gaat
bij sommige uitvoeringen het lampje
1
op het instrumentenpaneel branden, ter-
wijl er bij andere uitvoeringen een be-
richt op het display wordt weergegeven
(zie het hoofdstuk “Lampjes en berich-
ten”).
046-082 Alfa 159 NL 31-03-2009 9:19 Pagina 71
74
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
Als u de draaiknop A-fig. 54draait,
wordt de gevoeligheid van de regen-
sensor verhoogd, waardoor het systeem
sneller overschakelt van stilstaande rui-
tenwissers bij een droge ruit naar de eer-
ste snelheid (langzaam continu wissen).
De handeling wordt bevestigd met een
enkele slag van de ruitenwissers.
Als de ruitensproeiers worden bediend
bij ingeschakelde regensensor (hendel
in stand 1-fig. 54) werkt het norma-
le reinigingsprogramma. Daarna hervat
de regensensor zijn normale automati-
sche werking.
Als de elektronische sleutel uit het start-
systeem wordt verwijderd, wordt de re-
gensensor uitgeschakeld en als opnieuw
wordt gestart niet opnieuw ingeschakeld
als de hendel in stand 1-fig. 54blijft
staan. In dat geval moet, om de re-
gensensor in te schakelen, de hendel in
stand0of2en vervolgens opnieuw in
stand1worden gezet.
Als de regensensor opnieuw wordt in-
geschakeld wordt, ook op een droge
ruit, een slag van de ruitenwissers uit-
gevoerd. “Intelligente
wis-/wasregeling”
Als u de hendel naar het stuur trekt (on-
vergrendelde stand), schakelen de rui-
tensproeiers in.
Als u de hendel langer dan een halve se-
conde aangetrokken houdt, dan worden
in één beweging de ruitenwissers/-
sproeiers ingeschakeld.
Als u de hendel loslaat, stoppen de rui-
tensproeiers onmiddellijk terwijl de rui-
tenwissers nog 3 slagen maken. Na on-
geveer 6 seconden volgt nog een ex-
tra reinigingsslag.
REGENSENSOR
(voor bepaalde uitvoeringen/
markten, waar voorzien)
De regensensor A-fig. 55bevindt zich
achter de binnenspiegel en is een elek-
tronisch systeem dat wordt gebruikt door
het ruitenwissersysteem dat automatisch
de slagfrequentie van de ruitwissers aan-
past aan de intensiteit van de regen. Alle
andere met de rechterhendel bediende
functies blijven ongewijzigd.
De regensensor wordt ingeschakeld als de
rechterhendel in stand 1-fig. 54wordt
gezet en heeft een traploos bereik van stil-
staande ruitenwissers (geen enkele slag)
bij een droge ruit tot werking met de twee-
de snelheid (continu met gemiddelde snel-
heid) bij hevige regen.
A0E0227mfig. 55
046-082 Alfa 159 NL 31-03-2009 9:19 Pagina 74
75
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDENKOPLAMPSPROEIERS
(waar voorzien) fig. 56
Deze zijn voorzien van een sproeier voor
elke functie van de buitenverlichting. Ze
gaan automatisch werken als de rui-
tensproeiers bij brandende buitenver-
lichting worden ingeschakeld.
WAARSCHUWINGContoleer regel-
matig of de koplampsproeiers schoon
en in goede staat zijn. WAARSCHUWINGAls de regen-
sensor defect is, werken de ruitenwis-
sers als de rechterhendel in stand 1-
fig. 54staat in de intervalstand. Als
de storing van de regensensor optreedt
tijdens de automatische werking, blijft
het systeem werken volgens de laatst
ingestelde werking van de ruitenwissers.
Als de hendel in de andere standen
wordt gezet, blijven de ruitenwissers
werken.
De regensensor is in staat om de vol-
gende omstandigheden te herkennen en
zijn gevoeligheid hieraan aan te passen:
❒vuil op het controle-oppervlak (zou-
taanslag, vuil enz.);
❒verschil tussen dag en nacht.
Storingsmeldingen
Bij een storing in de regensensor gaat
bij sommige uitvoeringen het lampje
uop het instrumentenpaneel bran-
den, terwijl er bij andere uitvoeringen
een bericht op het display wordt weer-
gegeven (zie het hoofdstuk “Lampjes
en berichten”).
Schakel de regensensor
niet in als de auto in een
automatische wasstraat
wordt gewassen.
Schakel het systeem bij
ijsvorming op de voor-
ruit uit.
Controleer als de voor-
ruit moet worden
schoongemaakt altijd of het
systeem is uitgeschakeld.
OPGELET
A0E0046mfig. 56
Als er waterresten ach-
terblijven, kunnen de rui-
tenwissers ongewenste
bewegingen maken.
046-082 Alfa 159 NL 31-03-2009 9:19 Pagina 75
102
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
OPENEN MET DE
AFSTANDSBEDIENING
Druk op de knop op de elektronische
sleutel. Bij het openen gaan de rich-
tingaanwijzers twee keer branden.
Als de bagageruimte wordt geopend ter-
wijl het alarm (voor bepaalde uitvoe-
ringen/markten, waar voorzien) is in-
geschakeld, worden de volgende func-
ties uitgeschakeld:
❒de volumetrische beveiliging;
❒de kantelbeveiliging;
❒de signaleringssensor voor geopen-
de bagageruimte.
Als de bagageruimte wordt gesloten,
worden al deze functies weer inge-
schakeld en gaan de richtingaanwijzers
ongeveer 1 seconde branden. WAARSCHUWINGAls de accu los-
gekoppeld is geweest of als er een ze-
kering is doorgebrand, moet het ont-
/vergrendelmechanisme van de baga-
geruimte worden geïnitialiseerd. Ga hier-
voor als volgt te werk:
❒sluit alle portieren en de bagage-
ruimte;
❒druk op de knop Áop de afstands-
bediening of op de knop
qop de
middenconsole;
❒druk op de knop Ëop de afstands-
bediening of op de knop
qop de
middenconsole.
BAGAGERUIMTE IN
NOODGEVALLEN VANUIT
HET INTERIEUR OPENEN
(alleen bij de
sedanuitvoering met
aparte bagageruimte)
Als de accu is losgekoppeld, kan de ba-
gageruimte worden geopend door aan
de handgreep A-fig. 95links onder
de achterbank te trekken.
Plaats na gebruik de handgreep terug
onder de zitting.
A0E0228mfig. 95
083-128 Alfa 159 NL 31-03-2009 11:21 Pagina 102
PARKEERSENSOREN
(voor bepaalde uitvoeringen/
markten, waar voorzien)
De parkeersensoren geven de bestuur-
der informatie over de afstand tot een
obstakel dat tijdens het achteruitrijden
(uitvoeringen met 4 sensoren achter) of
het achteruit- en vooruitrijden (uitvoe-
ringen met 4 sensoren achter en 4 sen-
soren voor) wordt genaderd.
Dit parkeerhulpsysteem signaleert ob-
stakels die zich buiten het gezichtsveld
van de bestuurder bevinden.
De bestuurder ontvangt informatie over
de aanwezigheid van en de afstand tot
een obstakel door middel van een akoe-
stisch signaal, waarvan de frequentie af-
hankelijk is van de afstand tot het ob-
stakel (als de afstand tot het obstakel
kleiner wordt, neemt de frequentie van
het akoestische signaal toe) en, bij som-
mige uitvoeringen, wordt er ook beeld
op het display (zie de paragraaf “Sig-
nalering op het display”) weergegeven.
118
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
A0E0482mfig. 104
ACTIVERING
Uitvoering met 4 sensoren
De sensoren vóór worden ingeschakeld
als de elektronische sleutel in het start-
systeem wordt geplaatst en de achter-
uitversnelling wordt ingeschakeld of, bij
sommige uitvoeringen, als u op de knop
A-fig. 104op het plafonlampje vóór
drukt bij een snelheid lager dan 15
km/h.
De sensoren worden uitgeschakeld bij
een snelheid hoger dan 18 km/h of, bij
sommige uitvoeringen, als er nog een
keer op de knop A-fig.104wordt ge-
drukt bij een snelheid lager dan 15
km/h. Als het systeem niet is inge-
schakeld, gaat de LED op de knop bij uit-
voeringen met uitschakelknop uit.Uitvoering met 8 sensoren
De sensoren vóór worden ingeschakeld
als de elektronische sleutel in het start-
systeem wordt geplaatst en de achter-
uitversnelling wordt ingeschakeld of als
er op de knop A-fig.104op het pla-
fonlampje vóór wordt gedrukt bij een
snelheid lager dan 15 km/h.
De sensoren worden uitgeschakeld als
er nog een keer op de knop A-fig.104
wordt gedrukt bij een snelheid lager dan
15 km/h of als de snelheid hoger wordt
dan 18 km/h; als het systeem niet is
ingeschakeld, is de LED op de knop uit.
Als de sensoren zijn ingeschakeld, start
het systeem met de akoestische signa-
lering via de zoemers vóór of achter; die
geven een onderbroken signaal zodra
er een obstakel wordt waargenomen.
De onderbreking tussen de signalen
wordt korter naarmate het obstakel dich-
terbij komt.
Als het obstakel zich op minder dan 30
cm bevindt, klinkt het geluidssignaal
continu. Afhankelijk van de plaats van
het obstakel (voor of achter) worden de
geluidssignalen door de betreffende zoe-
mer (voor of achter) gegeven. In ieder
geval wordt het obstakel aangegeven
dat zich het dichtst bij de auto bevindt.
083-128 Alfa 159 NL 31-03-2009 11:21 Pagina 118
Het signaal stopt onmiddellijk als de af-
stand tot het obstakel groter wordt. De
frequentie van de tonen blijft gelijk als
de door de middelste sensoren gemeten
afstand gelijk blijft. Als deze situatie op-
treedt bij de zijsensoren, dan wordt het
signaal na 3 seconden onderbroken (bij-
voorbeeld om te voorkomen dat het ge-
luid ingeschakeld blijft als er langs een
muur wordt gereden).
SENSOREN
Het systeem voor het bepalen van de
afstand tot de obstakels maakt gebruik
van 4 sensoren in de voorbumper (voor
bepaalde uitvoeringen/markten, waar
voorzien) fig. 105en 4 sensoren in
de achterbumperfig. 106.
De verantwoordelijk-
heid tijdens het parke-
ren en andere gevaarlijke han-
delingen ligt altijd en overal bij
de bestuurder. Controleer als
u de auto parkeert of er zich
geen personen (in het bijzon-
der kinderen) of dieren in de
buurt van de auto bevinden.
De parkeersensoren moeten
als een hulpmiddel voor de be-
stuurder worden beschouwd.
De bestuurder moet tijdens
eventueel gevaarlijke par-
keermanoeuvres altijd zeer
goed opletten, ook als de
manoeuvres met lage snelheid
worden uitgevoerd.
OPGELET
A0E0231mfig. 105
A0E0232mfig. 106
119
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
ZOEMER
De informatie over de aanwezigheid van
en de afstand tot het obstakel wordt aan
de bestuurder doorgegeven door middel
van geluidssignalen die afkomstig zijn
van de in het interieur geïnstalleerde
zoemers:
❒bij uitvoeringen met 4 sensoren ach-
ter bevindt de zoemer zich aan de
achterzijde en geeft de zoemer ob-
stakels achter de auto aan;
❒bij uitvoeringen met 8 sensoren (4
voor en 4 achter) heeft de auto niet
alleen een zoemer achter, maar ook
een zoemer aan de voorzijde, die in-
formatie geeft over obstakels vóór
de auto. Hierdoor krijgt de bestuur-
der ruimtelijke informatie over de lo-
catie van de obstakels (voor/ ach-
ter).
083-128 Alfa 159 NL 31-03-2009 11:21 Pagina 119