PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-20
1
2
3
4
5
6
7
8
9
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt.
DAU21960
Gietwielen
Let ten aanzien van de voorgeschreven
wielen op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw voertuig.
●
Controleer de velgen voor iedere rit op
scheurtjes, verbuiging of kromtrekken.
Laat ingeval van schade het wiel door
een Yamaha dealer vervangen. Pro-
beer het wiel nooit zelf te repareren,
hoe klein de reparatie ook is. Vervang
een wiel dat vervormd is of haar-
scheurtjes vertoont.
●
Na het vervangen van een wiel of
band moet het wiel worden uitgebalan-
ceerd. Een niet uitgebalanceerd wiel
zal mogelijk slecht functioneren, of kan
een slechte wegligging en een verkor-
te levensduur van de banden tot ge-
volg hebben.
●
Rijd niet te snel direct na het verwisse-
len van een band. Het bandoppervlak
dient eerst te zijn ingereden voordat
het zijn optimale eigenschappen ver-
krijgt.
DAU33453
Vrije slag voor- en
achterremhendel
Voor
Achter
1. Vrije slag voorremhendel
1. Vrije slag achterremhendel
1
1
VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
7-3
2
3
4
5
6
78
9
steenslag e.d. bij.
6. Zet alle gelakte oppervlakken in de
was.
7. Laat de scooter volledig drogen alvo-
rens te stallen of af te dekken.
WAARSCHUWING
DWA10941
Verontreiniging van de remmen of ban-
den kan leiden tot verlies van de contro-
le over de machine.
●
Controleer of er geen olie of was op
de remmen of banden zit. Reinig de
remschijven en remvoeringen in-
dien nodig met een normale rem-
schijfreiniger of aceton en spoel de
banden schoon met lauw water en
een mild reinigingsmiddel.
●
Test voor u de scooter in gebruik
neemt eerst de remwerking en het
weggedrag in bochten.
LET OP
DCA10800
●
Breng een geringe hoeveelheid
oliespray en was aan en verwijder
overtollige hoeveelheden.
●
Breng oliespray of was nooit aan op
rubber of kunststof delen, behandel
deze met een daartoe bestemd ver-
zorgingsmiddel.
●
Vermijd het gebruik van schurendepoetsmiddelen, deze tasten de lak
aan.
OPMERKING
●
Vraag een Yamaha dealer om advies
over de te gebruiken producten.
●
Door wassen, regenachtig weer of een
vochtig klimaat kan de koplamplens
beslagen raken. Inschakelen van de
koplamp gedurende een korte periode
zal helpen bij de verwijdering van het
vocht.
DAU36551
Stalling
Korte termijn
Stal uw scooter steeds op een koele en dro-
ge plek en bescherm indien nodig tegen
stof met een luchtdoorlatende stallinghoes.
LET OP
DCA10820
●
Als de scooter wordt gestald in een
slecht geventileerde ruimte of in
vochtige toestand wordt afgedekt
met een dekzeil, zal water en vocht
kunnen binnendringen en roestvor-
ming veroorzaken.
●
Voorkom corrosie door de machine
niet te stallen in een vochtige kel-
der, een stal (i.v.m. de aanwezig-
heid van ammoniakdamp) en in een
opslagruimte voor sterke chemica-
liën.
Lange termijn
Alvorens uw scooter gedurende meerdere
maanden aaneen te stallen:
1. Volg alle instructies op in de paragraaf
“Verzorging” in dit hoofdstuk.
2. Vul de brandstoftank en voeg een sta-
bilisatoradditief (indien verkrijgbaar)
toe om roestvorming in de tank en
VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
7-4
1
2
3
4
5
6
7
8
9
achteruitgang van de brandstof te
voorkomen.
3. Voer de volgende stappen uit om de
cilinders, de zuigerveren etc. te be-
schermen tegen corrosie.
a. Verwijder de bougiedoppen en de
bougies.
b. Giet een theelepeltje motorolie in
de bougiegaten.
c. Breng de bougiedoppen aan op de
bougies en leg dan de bougies zo-
danig op de cilinderkop dat de
elektroden aan massa liggen. (Dit
voorkomt vonken tijdens de vol-
gende stap.)
d. Laat de motor een paar keer rond-
draaien op de startmotor. (De cilin-
derwanden worden zo geolied.)
e. Haal de bougiedoppen los van de
bougies en breng dan de bougies
en de bougiedoppen weer aan.
WAARSCHUWING! Verbind de
bougie-elektrodes met de mas-
sa bij het ronddraaien van de
motor om schade of letsel door
vonkvorming te voorko-
men.
[DWA10951]
4. Smeer alle bedieningskabels en
scharnierpunten van alle hendels en
pedalen en van de zijstandaard/mid-
denbok.5. Controleer de bandspanning en corri-
geer deze indien nodig en breng dan
de scooter omhoog zodat beide wielen
los van de grond zijn. Een andere mo-
gelijkheid is de wielen elke maand iets
te draaien, zodat de banden niet op
één gedeelte sterker achteruitgaan.
6. Dek de uitlaatdemper af met een plas-
tic zak om te voorkomen dat vocht kan
binnendringen.
7. Verwijder de accu en laad deze volle-
dig bij. Berg de accu op een koele en
droge plek op en laad deze eens per
maand bij. Berg de accu niet op een
overmatig koude of warme plek op
[onder 0 °C (30 °F) of boven 30 °C (90
°F)]. Zie pagina 6-27 voor meer infor-
matie over het opbergen van de accu.
OPMERKING
Verricht eventueel noodzakelijke reparaties
alvorens de scooter te stallen.
SPECIFICATIES
8-2
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Voorband:
Type:
Tubeless
Maat:
120/70R15 M/C 56H
Fabrikant/model:
DUNLOP/GPR-100F
Fabrikant/model:
BRIDGESTONE/BT011F
Achterband:
Type:
Tubeless
Maat:
160/60R15 M/C 67H
Fabrikant/model:
DUNLOP/GPR-100L
Fabrikant/model:
BRIDGESTONE/BT012R
Belading:
Maximale belasting:
XP500 194 kg (428 lb)
XP500A 190 kg (419 lb)
*(Totaal gewicht van bestuurder, passagier,
bagage en accessoires)
Bandenspanning (gemeten aan koude
banden):
Gewichtsverdeling:
0–90 kg (0–198 lb)
Voor:
225 kPa (2.25 kgf/cm
2
, 33 psi)
Achter:
250 kPa (2.50 kgf/cm
2
, 36 psi)Gewichtsverdeling:
XP500 90–194 kg (198–428 lb)
XP500A 90–190 kg (198–419 lb)
Voor:
225 kPa (2.25 kgf/cm
2
, 33 psi)
Achter:
280 kPa (2.80 kgf/cm
2
, 41 psi)
Voorwiel:
Type wiel:
Gietwiel
Velgmaat:
15M/C x MT3.50
Achterwiel:
Type wiel:
Gietwiel
Velgmaat:
15M/C x MT5.00
Voorrem:
Type:
Dubbele schijfrem
Bediening:
Bediening met rechterhand
Aanbevolen remvloeistof:
DOT 4
Achterrem:
Type:
Enkele schijfrem
Bediening:
Bediening met linkerhand
Aanbevolen remvloeistof:
DOT 4
Voorwielophanging:
Type:
TelescoopvorkVeer/schokdempertype:
Schroefveer/oliedemper
Veerweg:
120.0 mm (4.72 in)
Achterwielophanging:
Type:
Achterbrug
Veer/schokdempertype:
Schroefveer/gas-oliedemper
Veerweg:
116.0 mm (4.57 in)
Elektrische installatie:
Ontstekingssysteem:
Transistorontsteking (digitaal)
Laadsysteem:
Wisselstroomdynamo met permanente
magneten
Accu:
Model:
YTZ10S
Voltage, capaciteit:
12 V, 8.6 Ah
Koplamp:
Type gloeilamp:
Halogeenlamp
Gloeilampen voltage, wattage
×
aantal:
Koplamp:
12 V, 60 W/55.0 W
×
1
Koplamp:
12 V, 55.0 W
×
1
Achterlicht/remlicht unit:
12 V, 5.0 W/21.0 W
×
1
Voorste richtingaanwijzer:
12 V, 21.0 W
×
2
INDEX
A
Aandachtspunten voor veilig rijden ........... 1-4
ABS (voor modellen met ABS)................ 3-13
ABS-waarschuwingslampje
(voor modellen met ABS) ....................... 3-3
Accu ........................................................ 6-27
Achterlicht/remlichtunit ............................ 6-32
Achterremblokkeerhendel ....................... 3-13
Achteruitkijkspiegels ............................... 3-21
Antidiefstal-alarmsysteem (optie)............ 3-10
B
Banden.................................................... 6-18
Bougies, controleren ............................... 6-10
Brandstof................................................. 3-15
Brandstofniveaumeter ............................... 3-4
Brandstofverbruik, tips voor een zuinig ..... 5-3
C
Claxonschakelaar ................................... 3-11
Contactslot/stuurslot ................................. 3-2
Controle- en waarschuwingslampjes ........ 3-3
Controlelampje grootlicht .......................... 3-3
Controlelampjes richtingaanwijzers .......... 3-3
Controlelampje startblokkeersysteem ....... 3-4
D
Dimlichtschakelaar .................................. 3-11
G
Gasgreep en gaskabel, controleren en
smeren.................................................. 6-24
Gereedschapsset ...................................... 6-1
Gloeilamp kentekenverlichting,
vervangen ............................................. 6-33
Gloeilamp richtingaanwijzer (voor),
vervangen ............................................. 6-32
H
Helmbevestiging ...................................... 3-18
I
Identificatienummers ................................. 9-1
Inrijperiode ................................................. 5-4
K
Kabel van achterremblokkeerhendel,
afstellen ................................................. 6-21
Kettingkastolie ......................................... 6-13
Klepspeling .............................................. 6-18
Koelvloeistof ............................................ 6-15
Koplampgloeilamp, vervangen ................ 6-31
L
Lichtsignaalschakelaar ............................ 3-11
Luchtfilterelement, vervangen ................. 6-16
M
Matkleur, let op .......................................... 7-1
Middenbok en zijstandaard,
controleren en smeren .......................... 6-25
Modelinformatiesticker............................... 9-2
Motorolie en oliefilterpatroon ................... 6-11
Multifunctioneel display ............................. 3-6
N
Noodstopschakelaar ................................ 3-11
O
Opbergcompartimenten ........................... 3-19
P
Panelen, verwijderen en aanbrengen ........ 6-7
Parkeerlichtgloeilamp, vervangen ........... 6-33
Parkeren .................................................... 5-4
Periodiek smeer- en
onderhoudsschema ................................. 6-3
Plaats van de onderdelen .......................... 2-1Problemen oplossen ............................... 6-34
R
Remhendel, achterrem ............................ 3-12
Remhendels, smeren .............................. 6-24
Remmen .................................................... 5-3
Remvloeistofniveau, controleren ............. 6-23
Remvloeistof, verversen .......................... 6-24
Richtingaanwijzerschakelaar ................... 3-11
Rugsteun rijderzadel, verstellen .............. 3-18
S
Schakelaar alarmverlichting .................... 3-12
Schokdemperunit .................................... 3-21
Sleutelnummer .......................................... 9-1
Snelheidsmeter ......................................... 3-4
Sneller en langzamer rijden ...................... 5-2
Specificaties .............................................. 8-1
Stalling ...................................................... 7-3
Startblokkeersysteem ................................ 3-1
Starten van de motor................................. 5-1
Startknop ................................................. 3-11
Startspersysteem .................................... 3-22
Stationair toerental .................................. 6-17
Storingzoekschema’s .............................. 6-35
Stuurschakelaars .................................... 3-11
Stuursysteem, controleren ...................... 6-26
T
Tankdop .................................................. 3-14
Temperatuurmeter koelvloeistof ................ 3-5
U
Uitlaatkatalysator ..................................... 3-16
V
Veiligheidsinformatie ................................. 1-1
Verzorging ................................................. 7-1
Voertuigidentificatienummer ...................... 9-1