Page 41 of 74

6-41
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU1722A
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-6
Paneel CVerwijderen v
an het paneel
ZAUM00**
1
1. Paneel C1. Open het zadel. (Zie pagina 3-10.)
2. Verwijder de schroeven en haal het
paneel los.Aanbrengen van het paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke
positie en breng dan de schroeven aan.
DAUT2070
Controleren van de bougieDe bougie is een belangrijk motor-
onderdeel dat gemakkelijk te controleren
is. Door hitte en aanslag slijten bougies op
de lange duur. Daarom moeten bougies
worden verwijderd en gecontroleerd vol-
gens het periodieke onderhouds- en
smeerschema. Bovendien kan aan het ui-
terlijk van de bougie de conditie van de
motor worden afgelezen.
De bougie verwijderen
1. Verwijder het paneel A. (Zie pagina
6-5.)
2. Verwijder de bougiedop.ZAUM00**
1
1. Bougiesleutel
Bougie, controleren
3. Verwijder de bougie zoals getoond
met een bougiesleutel die verkrijg-
baar is bij een Yamaha dealer.
Controleren van de bougie
1. Controleer of de porseleinen isolator
rondom de centrale elektrode van de
bougie een middeldonkere tot lichte
kleur vertoont (de ideale kleur bij nor-
maal gebruik van de machine).OPMERKING
Wanneer de bougie een heel andere kleur
vertoont, werkt de motor mogelijk niet naar
behoren. Probeer dergelijke problemen
niet zelf vast te stellen. Laat in plaats daar-
van uw machine nakijken door een
Yamaha dealer.2. Controleer de bougie op afslijting van
de elektroden en op overmatige kool-
stof- of andere aanslag. Vervang in-
dien nodig de bougie.
Voorgeschreven bougie:
CR7E (NGK)
Page 42 of 74

6-42
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU1722A
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-7
De bougie monteren
1. Meet de elektrodenafstand met een
draadvoelmaat. Stel de afstand indien
nodig af volgens de specificatie.
Elektrodenafstand:
0.7 ~ 0.8 mm (0.028 ~ 0.031 in)
2. Reinig het oppervlak van de
bougiepakking en het pasvlak en ver-
wijder eventueel vuil uit de schroef-
draad van de bougie.
3. Breng de bougie aan met behulp van
de bougiesleutel en zet vast met het
correcte aanhaalmoment.
Aanhaalmoment:
Bougie:
OPMERKING
Als geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4 ~ 1/2
slag verder te draaien. De bougie moet
echter zo snel mogelijk naar het juiste
aanhaalmoment worden aangedraaid.
DAUT2592
MotorolieVóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en de olie-aanzuigzeef
worden gereinigd volgens de interval-
perioden vermeld in het periodieke smeer-
en onderhoudsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op de middenbok.
Wanneer hij iets schuin staat, kan het
niveau al foutief worden afgelezen.
2. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan
uit.ZAUM00**
1
2
3
1. Olievuldop
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
EAUT2592
4. Installeer de bougiedop.
5. Monteer het paneel.
Motorolie
Page 43 of 74

6-43
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU1722A
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-8
3. Wacht een paar minuten om de olie
tot rust te laten komen, verwijder de
olievuldop, veeg de peilstok schoon,
steek deze weer in de vulopening
(zonder vast te draaien) en neem dan
weer uit om het olieniveau te contro-
leren.OPMERKING
Het motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveau
staan.4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie, van de aanbe-
volen soort, bij tot het correcte niveau.
5. Steek de peilstok in de vulopening en
draai dan de olievuldop vast.
Verversen van de motorolie
1. Star t de motor, laat hem een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan
uit.
2. Zet een olieopvangbak onder de mo-
tor om de gebruikte olie op te van-
gen.3. Verwijder de olievuldop en de
aftapplug om de olie uit het carter te
laten stromen.
ZAUM00**
1
1. Olieaftapplug4. Breng de olieaftapplug aan en zet
deze dan vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug:
ZAUM00**
1
1. Olievulopening5. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motor-
olie, breng dan de olievuldop aan en
zet deze vast.
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid bij verversing:
0.78 L (0.82 US qt, 0.69 Imp.qt)
DCA11670
LET OP
Gebruik geen olie met een “CD”-
dieselspecificatie of een hogere
kwaliteit dan gespecificeerd. Ge-
bruik ook geen olie met een
Page 44 of 74

6-44
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU1722A
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-9
Eindoverbrengingsolie
DAUT1561
EindoverbrengingsolieHet eindoverbrengingshuis moet voor elke
rit worden gecontroleerd op olielekkage.
In geval van lekkage dient u de scooter
door een Yamaha dealer te laten nakijken
en repareren. Bovendien dient de eind-
overbrengingsolie als volgt te worden ver-
verst op de tijdstippen vermeld in het pe-
riodieke onderhouds- en smeerschema.
1. Start de motor, warm deze op door
een paar minuten te gaan rijden en
zet dan de motor af.
2. Zet de scooter op de middenbok.
3. Plaats een olieopvangbak onder het
eindoverbrengingshuis om de ge-
bruikte olie op te vangen.
ZAUM00**
1
2
1. Vulplug versnellingsbakolie
2. Olieaftapplug eindoverbrenging4. Verwijder de olievulplug en de
aftapplug om de olie uit het eind-
overbrengingshuis af te tappen.
5. Breng de aftapplug voor de eind-
overbrengingsolie aan en zet deze
vast met het voorgeschreven
aanhaalmoment.
Aanhaalmoment:
Aftapplug eindoverbrengingsolie:
6. Giet de voorgeschreven hoeveelheid
aanbevolen versnellingsbakolie erin,
bevestig daarna de olievulplug en zet
hem vast met het voorgeschreven
“ENERGY CONSERVING II” of ho-
gere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
6. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake
is van olielekkage, zet de motor dan
direct af en zoek de oorzaak.
7. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
Page 45 of 74

6-45
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU1722A
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-10
aanhaalmoment. WAARSCHUWING!
Zorg ervoor dat geen vreemde ma-
terialen in het eindoverbrengings-
huis terechtkomen. Zorg ervoor dat
geen olie op de band of het wiel
terechtkomt.
[DWA11311]
Aanhaalmoment:
Olievulplug versnellingsbak:
Aanbevolen eindoverbrengingsolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
0.10 L (0.11 US qt, 0.09 Imp.qt)
7. Controleer het eindoverbrengings-
huis op olielekkage. Zoek in geval van
lekkage naar de oorzaak.Koelvloeistof
DAUT1523
Controleren van het koelvloeistof-
niveau
Voor iedere rit moet als volgt het koel-
vloeistofniveau worden gecontroleerd. Ook
moet de koelvloeistof worden ververst vol-
gens de intervalperioden vermeld in het
periodieke smeer- en onderhoudsschema.
1. Zet de machine op de middenbok.OPMERKING
8Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud
is, temperatuurverschillen zijn name-
lijk van invloed op het niveau.
8Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistof-
niveau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutief
worden afgelezen.
2. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir.OPMERKING
Het koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-
niveau staan.ZAUM00**
12
1. Merkstreep maximumniveau
2. Merkstreep minimumniveau
DAU20070
KoelvloeistofVoor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de
intervalperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
Page 46 of 74

6-46
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU1722A
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-11
ZAUM00**
1
1. Dop koelvloeistofreservoir3. Als het koelvloeistofniveau zich op of
onder de merkstreep voor minimum-
niveau bevindt, verwijder dan paneel
B en de reservoirdop. (Zie pagina 6-
5.) WAARSCHUWING! Verwijder al-
leen de dop van het koelvloeistof-
reservoir. Probeer nooit om de
radiatorvuldop te verwijderen als de
motor koud is.
[DWA15161]
4. Vul koelvloeistof of gedestilleerd wa-
ter bij tot aan de merkstreep voor
maximumniveau en bevestig de
reservoirdop en het paneel.
LET OP:
Als er geen koelvloeistof aanwezig
is, gebruik dan in plaats daarvan ge-distilleerd water of onthard leiding-
water. Gebruik geen hard water of
zout water, dit is schadelijk voor de
motor. Als er in plaats van koel-
vloeistof water is gebruikt, vervang
dit dan zo snel mogelijk door koel-
vloeistof, anders is het systeem niet
beschermd tegen vorst en corrosie.
Als er water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, laat dan een Yamaha
dealer zo snel mogelijk het anti-
vriesgehalte van de koelvloeistof
controleren om te voorkomen dat
de effectiviteit van de koelvloeistof
afneemt.
[DCA10472]
Inhoud koelvloeistofreservoir:
0.26 L (0.27 US qt, 0.23 Imp.qt)
Luchtfilterelement, vervangen
DAUT1990
Het luchtfilterelement vervan-
genHet luchtfilterelement moet worden vervan-
gen en de aftapslangen moeten worden
gereinigd volgens de intervalperioden ver-
meld in het periodieke onderhouds- en
smeerschema. Vraag een Yamaha dealer
het luchtfilterelement te vervangen.
Page 47 of 74

6-47
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU1722A
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-12
Vrije slag gaskabel, controleren
Klepspeling
Banden
DAUT2141
BandenLet ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking
van uw voertuig.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en indien nodig wor-
den bijgesteld.
DWA10501
WAARSCHUWING
Rijden met deze machine met een on-
juiste bandenspanning kan leiden tot ver-
lies van de controle met mogelijk ernstig
letsel of overlijden tot gevolg.
8 88 8
8De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is aan
de omgevingstemperatuur).
8 88 8
8De bandspanning moet worden aan-
gepast aan de rijsnelheid en het to-
tale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
DAU21382
Controleren van de vrije slag
gaskabelDe vrije slag van de gaskabel dient 1.5~3.5
mm (0.06~0.14 in) te bedragen bij de gas-
greep. Controleer de vrije slag van de gas-
kabel regelmatig en laat de vrije slag in-
dien nodig afstellen door een Yamaha
dealer.
DAU21401
KlepspelingDe klepspeling kan tijdens gebruik gaan
afwijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het motor-
geluid toeneemt. Om dit te voorkomen
moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de
intervalperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
Page 48 of 74

6-48
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU1722A
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-13
Bandspanning (gemeten op koude
banden):
Tot 90 kg (198 lb):
Voor:
175 kPa (1.75 kgf/cm
2, 25 psi)
Achter:
175 kPa (1.75 kgf/cm2, 25 psi)
90 kg (198 lb)-maximale:
Voor:
175 kPa (1.75 kgf/cm2, 25 psi)
Achter:
175 kPa (1.75 kgf/cm2, 25 psi)
Maximale belasting*:
177 kg (390 lb)
* Totaal gewicht van bestuurder, pas-
sagier, bagage en accessoires
DWA10511
WAARSCHUWING
Belaad uw machine nooit te zwaar. Rij-
den met een te zwaar belaste machine
kan leiden tot een ongeval.
Inspectie van bandenZAUM00**
1
2
1. Bandprofieldiepte
2. Wang van bandVoor elke rit moeten de banden worden
gecontroleerd. Als de bandprofieldiepte op
het midden van de band de vermelde li-
miet heeft bereikt, de band spijkers of stuk-
jes glas bevat of wanneer de wang van de
band scheurtjes vertoont, moet de band
onmiddellijk door een Yamaha dealer wor-
den vervangen.
Minimale bandprofieldiepte (voor en
achter):
0.8 mm (0.03 in)
OPMERKING
De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem
altijd de lokale voorschriften in acht.Bandeninformatie
Dit model is uitgerust met tubeless ban-
den.
Na uitgebreide tests zijn alleen de hieron-
der vermelde banden voor dit model goed-
gekeurd door Yamaha Motor Co., Ltd.
Voorband:
Maat:
120/90-10 57J
Fabrikant/model:
CHENG SHIN/C-6022
Achterband:
Maat:
120/90-10 57J
Fabrikant/model:
CHENG SHIN/C-6022
DWA10470
WAARSCHUWING
8 88 8
8Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-