78
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
PORTIER BESTUURDERSZIJDE
fig. 103
Op de armsteun zijn twee of (indien
aanwezig) vijf bedieningsschakelaars
gemonteerd waarmee u, als de con-
tactsleutel in stand MARstaat, de zij-
ruiten bedient:
Aopenen/sluiten zijruit linksvoor;
Bopenen/sluiten zijruit rechtsvoor;
ELEKTRISCHE
RUITBEDIENING
Bij uitvoeringen met 2 bedienings-
schakelaars (alleen elektrische ruitbe-
diening voor) is er geen automatische
bediening omhoog/omlaag, terwijl bij
uitvoeringen met 4 bedieningsscha-
kelaars (elektrische ruitbediening voor
en achter) er aan bestuurderszijde een
automatische bediening omhoog/om-
laag is en aan passagierszijde alleen
omlaag (indien van toepassing ook
omhoog), terwijl er achter alleen een
automatische bediening omlaag is.
BELANGRIJK Als de contactsleutel in
stand STOPstaat of is uitgenomen,
dan kunnen de ruiten nog ongeveer 2
minuten worden bediend. Het sys-
teem wordt echter onmiddellijk uitge-
schakeld als een van de portieren
wordt geopend.
fig. 103L0D0103m
Copenen/sluiten zijruit linksachter
(indien aanwezig);
Dopenen/sluiten zijruit rechtsachter
(indien aanwezig);
Eblokkeren van de schakelaars op
de achterportieren (indien aanwe-
zig). Als het systeem is ingescha-
keld, brandt het lampje op de
knop.
79
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
Automatische werking
(indien aanwezig)
Enkele uitvoeringen met vier elek-
trisch bedienbare ruiten met automa-
tische bediening omhoog en omlaag
van de portierruit aan bestuurders-
zijde en alleen omlaag van de andere
ruiten.
ASchakelaar voor automatisch
volledig openen en sluiten;
B-C-DSchakelaars voor alleen au-
tomatisch volledig openen.
Druk kort op een van de schakelaars
voor het “stapsgewijs” openen/sluiten
van de ruit. Als u de schakelaar lo-
slaat, stopt de beweging van de ruit.
PORTIER PASSAGIERSZIJDE
EN ACHTERPORTIEREN
(indien aanwezig) fig. 104
In de armsteun van ieder portier is
een schakelaar gemonteerd om aan
die zijde de ruit te bedienen.
fig. 104L0D0155m
Onzorgvuldig gebruik van
de elektrische ruitbedie-
ning kan gevaarlijk zijn. Contro-
leer voor en tijdens het bedienen
van de ruit altijd of de passagiers
niet kunnen worden verwond door
de bewegende ruiten, hetzij direct
door contact met de ruit, hetzij
door voorwerpen die door de ruit
worden meegesleept of geraakt.
Verwijder altijd de sleutel uit het
contactslot als u de auto verlaat om
te voorkomen dat een onverwachtse
inschakeling van de elektrische
ruitbediening gevaar oplevert voor
de achtergebleven passagiers.
ATTENTIE
fig. 105L0D0156m
HANDMATIGE RUITBEDIENING
(indien aanwezig)
Open of sluit de ruiten met de be-
treffende slingerfig. 105.
82
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
MOTORKAP
OPENEN
Ga als volgt te werk:
❒trek de hendel A-fig. 111in de
richting van de pijl;
❒plaats het hendeltje B-fig. 113
naar links zoals aangegeven door
de pijl;
❒til de motorkap op en trek gelijk-
tijdig de steunstang C-fig. 112uit
de klem D; steek vervolgens het
uiteinde van de stang in de zitting
Eop de motorkap.
BELANGRIJK Controleer of de armen
van de ruitenwissers tegen de ruit
aanstaan voordat u de motorkap op-
tilt.
fig. 111L0D0113m
fig. 112L0C0115m
fig. 113L0D0392m
Om veiligheidsredenen
moet de motorkap tijdens
het rijden altijd goed gesloten zijn.
Controleer daarom altijd of de mo-
torkap goed vergrendeld is. Als u
tijdens het rijden merkt dat de mo-
torkap niet goed is vergrendeld,
stop dan onmiddellijk en sluit de
motorkap op de juiste wijze.
ATTENTIE
85
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
ABS
Het ABS dat geïntegreerd is in het
remsysteem, voorkomt dat tijdens het
remmen de wielen blokkeren, onge-
acht de conditie van het wegdek en de
pedaaldruk, en verhindert daarmee
het doorslippen van een of meerdere
wielen. Hierdoor blijft de auto be-
stuurbaar, zelfs bij noodstops.
Het systeem wordt gecompleteerd met
een elektronische remdrukverdeling
EBD (Electronic Braking Force Dis-
tribution), die de remdruk verdeelt
tussen de voor- en achterwielen.
BELANGRIJK Voor een maximale
werking van het remsysteem is een in-
rijperiode nodig van ongeveer 500
km: in deze periode moet bruusk, her-
haaldelijk en langdurig remmen wor-
den vermeden.ACTIVERING VAN HET
SYSTEEM
Als het ABS in werking treedt, merkt
de bestuurder dit aan een trilling in
het rempedaal, die gepaard gaat met
enig geluid: dit geeft aan dat het
noodzakelijk is uw snelheid aan te
passen aan de beschikbare grip op het
wegdek.
Als het ABS in werking treedt, dan is
de grip van de banden op het wegdek
beperkt: u dient uw snelheid te verla-
gen en aan te passen aan de beschik-
bare grip.
STORINGSMELDINGEN
Storing in ABS
Bij een storing brandt het waarschu-
wingslampje >op het instrumenten-
paneel en verschijnt er een bericht
(bepaalde uitvoeringen) op het instel-
bare multifunctionele display (zie
hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
In dat geval blijft het remsysteem nor-
maal werken, maar zonder de moge-
lijkheden van het ABS. Rijd voorzich-
tig naar de dichtstbijzijnde Lancia-
dealer om het systeem te laten con-
troleren.Als het ABS in werking
treedt, dan is de grip van
de banden op het wegdek beperkt:
u dient uw snelheid te verlagen en
aan te passen aan de beschikbare
grip.
ATTENTIE
Het ABS maakt zoveel
mogelijk gebruik van de
beschikbare grip maar kan deze
niet verhogen. Daarom moet op
gladde weggedeelten altijd voor-
zichtig worden gereden en mogen
er geen onnodige risico’s worden
genomen.
ATTENTIE
86
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
EOBD-SYSTEEM
Met het EOBD-systeem (European On
Board Diagnosis) kan een doorlo-
pende diagnose worden uitgevoerd op
die componenten op de auto die van
invloed zijn op de emissie.
Bovendien meldt het systeem, door
het branden van het lampje
Uop het
instrumentenpaneel en het verschij-
nen van een bericht op het instelbare
multifunctionele display (bepaalde
uitvoeringen - zie hoofdstuk “Lamp-
jes en berichten”) dat de betreffende
componenten defect zijn.
Het doel is:
❒de werking van het systeem con-
troleren;
❒signaleren wanneer door een sto-
ring de emissies boven de wettelijk
vastgestelde drempelwaarde uit-
komen;
❒signaleren wanneer het noodzake-
lijk is defecte componenten te ver-
vangen. Storing in EBD
Bij een storing branden de
waarschuwingslampjes
>en x
op het instrumentenpaneel en
verschijnt er een bericht (bepaalde
uitvoeringen) op het
multifunctionele display (zie het
hoofdstuk “Lampjes en
berichten”).
In dit geval kunnen bij krachtig rem-
men de achterwielen vroegtijdig blok-
keren waardoor de auto kan slippen.
Rijd zeer voorzichtig naar de dichtst-
bijzijnde Lancia-dealer om het sys-
teem te laten controleren.
Als het ABS in werking
treedt, merkt u dat aan een
trilling in het rempedaal. Verlaag
de remdruk niet maar houd het
rempedaal juist goed ingetrapt; op
deze manier hebt u de kortste rem-
weg in relatie tot de conditie van
het wegdek.
ATTENTIE
Als het waarschuwings-
lampje xop het instru-
mentenpaneel gaat branden (bij
bepaalde uitvoeringen verschijnt
op het multifunctionele display ook
een bericht), stop dan onmiddellijk
en wendt u tot de Lancia-dealer.
Als er vloeistof lekt uit het hy-
draulische systeem, wordt de wer-
king van zowel het conventionele
remsysteem als het ABS in gevaar
gebracht.
ATTENTIE
91
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
PARKEERSENSOREN
(indien aanwezig)
Deze bevinden zich in de achterbum-
per van de auto en attenderen de be-
stuurder via een repeterend akoestisch
signaal op de aanwezigheid van ob-
stakels achter de auto.
ACTIVERING
De sensoren worden automatisch ge-
activeerd als de achteruit wordt inge-
schakeld. Als de afstand tot het ob-
stakel achter de auto kleiner wordt,
neemt de frequentie van het akoesti-
sche signaal toe. Meetbereik
Het meetbereik in het midden varieert
afhankelijk van de uitvoering van de
auto: het meetbereik is 140 cm, ter-
wijl bij kleine obstakels (of bij par-
keerobstakels met ronde vormen) het
meetbereik 70 cm is. Het meetbereik
aan de zijkant is 60 cm.
Als de sensoren meerdere obstakels
signaleren, dan reageren zij alleen op
die obstakels die zich het dichtst bij
de auto bevinden.
STORINGSMELDINGEN
Zie het hoofdstuk “Lampjes en be-
richten”.
WERKING MET AANHANGER
De werking van de sensoren wordt
automatisch uitgeschakeld als de
stekker van de elektrische kabel van
de aanhanger wordt aangesloten op
de stekkerdoos van de trekhaak.
De sensoren worden automatisch weer
ingeschakeld als u de aanhangerstek-
ker loskoppelt. AKOESTISCH
WAARSCHUWINGSSYSTEEM
Als de achteruit wordt ingeschakeld,
klinkt er automatisch een onderbro-
ken geluidssignaal.
De frequentie van het geluidssignaal:
❒neemt toe als de afstand tot het
obstakel kleiner wordt;
❒klinkt ononderbroken als de af-
stand tot het obstakel minder is
dan ongeveer 30 cm en stopt on-
middellijk als de afstand tot het
obstakel groter wordt;
❒blijft constant als de gemeten af-
stand onveranderd blijft, terwijl,
als deze situatie zich voordoet bij
de sensoren aan de zijkant, het sig-
naal na 3 seconden onderbroken
wordt, om bijvoorbeeld signalen te
voorkomen als u langs een muur
rijdt.
fig. 120L0D0395m
112
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
Rijd altijd met beide han-
den op de stuurwielrand,
zodat bij het in werking treden van
de airbag, het systeem niet wordt
gehinderd door obstakels. Rijd niet
met voorover gebogen lichaam,
maar ga goed rechtop zitten en
steun tegen de rugleuning. Laat bij
diefstal of een poging tot diefstal,
bij beschadiging of als de auto bij
een overstroming onder water is
geweest, het airbagsysteem door
een Lancia-dealer controleren.
ATTENTIE
Reis niet met voorwerpen
op schoot of voor de borst
en houd vooral geen pijp, potlood
enz. in de mond. Bij een ongeval
waarbij de airbag in werking
treedt, kan dit ernstig letsel ver-
oorzaken.
ATTENTIE
De airbag voor treedt in
werking als de botsing
zwaarder is dan een botsing waar-
bij alleen de gordelspanners wor-
den geactiveerd. Bij aanrijdingen
die tussen die twee drempelwaar-
den in liggen, treden alleen de gor-
delspanners in werking.
ATTENTIE
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait, gaat
het lampje “(met ingeschakelde
frontairbag aan passagierszijde)
enige seconden branden en vervol-
gens enige seconden knipperen, om
aan te geven dat de airbag aan
passagierszijde bij een ongeval
wordt geactiveerd. Hierna moet het
lampje doven.
ATTENTIE
De stoelen mogen niet met
water worden afgenomen
of met stoom worden gereinigd
(met de hand of in een automatisch
wasapparaat).
ATTENTIE
De airbag is geen vervan-
ging voor de veiligheids-
gordels, maar een aanvulling. Om-
dat de frontairbags niet worden
geactiveerd bij frontale botsingen
bij lage snelheid, bij zijdelingse
aanrijdingen en als de auto van
achter wordt aangereden of over de
kop slaat, worden in deze gevallen
de inzittenden uitsluitend door de
veiligheidsgordels beschermd. De
gordels moeten dus altijd gedragen
worden.
ATTENTIE
Haak geen harde voorwer-
pen aan de kledinghaakjes
en aan de steunhandgrepen.
ATTENTIE
Bedenk dat als de contact-
sleutel in stand MAR
staat, ook bij uitgezette motor de
airbags geactiveerd kunnen wor-
den als de auto wordt aangereden
door een andere auto. Daarom mo-
gen, ook als de auto stilstaat, ab-
soluut geen kinderen op de passa-
giersstoel voor worden geplaatst.
Als de contactsleutel echter in
stand STOP staat, wordt bij een
ongeval geen enkel beveiligings-
systeem (airbag of gordelspanners)
geactiveerd; als een systeem niet in
werking treedt, betekent dit niet
dat het systeem niet goed werkt.
ATTENTIE
114
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
MOTOR STARTEN
De auto is uitgerust met een elektro-
nische startblokkering: zie bij start-
problemen de paragraaf “Lancia
CODE” in het hoofdstuk “Dashboard
en bediening”. Direct na het starten
van de motor, vooral als de auto lan-
gere tijd niet is gebruikt, kan de mo-
tor iets meer geluid produceren. Dit
geluid, dat niet schadelijk is voor de
werking van de motor, wordt veroor-
zaakt door de hydraulische klepsto-
ters: het distributiesysteem op de ben-
zinemotor van de auto, dat bijdraagt
aan een vermindering van de onder-
houdswerkzaamheden.
BENZINEMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan;
❒zet de versnellingspook in de vrij-
stand;
❒trap het koppelingspedaal geheel
in, zonder het gaspedaal in te
trappen;
❒draai de contactsleutel in stand
AV Ven laat de sleutel los zodra de
motor is aangeslagen.Als de motor bij de eerste poging niet
aanslaat, moet u de sleutel terug-
draaien in stand STOPvoordat u op-
nieuw start.
Als met de contactsleutel in stand
MARhet controlelampje
Ysamen
met het waarschuwingslampje Ublijft branden, raden wij u aan de
sleutel in stand STOPte draaien en
vervolgens weer in stand MAR; als het
lampje nog steeds blijft branden, pro-
beer het dan met de andere geleverde
sleutels.
Het is zeer gevaarlijk om
de motor in afgesloten
ruimten te laten draaien. De motor
verbruikt zuurstof en produceert
kooldioxide, koolmonoxide en an-
dere giftige gassen.
ATTENTIE
Het is raadzaam om gedu-
rende de eerste gebruikspe-
riode geen maximale pres-
taties van uw auto te ver-
langen (bijv. snel accelereren, lang-
durig rijden met hoge toerentallen en
krachtig remmen).
Laat de contactsleutel niet
in stand MAR staan als de
motor is uitgezet, om te
voorkomen dat de accu ont-
laadt.
Als de motor nog niet aanslaat, wendt
u dan tot de Lancia-dealer.
BELANGRIJK Laat de start-/contact-
sleutel niet in stand MARstaan als de
motor is uitgezet.
MULTIJET-MOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan;
❒zet de versnellingspook in de vrij-
stand;
❒draai de contactsleutel in stand
MAR: op het instrumentenpaneel
gaan de controlelampjes m,
UenYbranden;