111
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
De zij-airbags zijn geen vervanging
voor de veiligheidsgordels, maar een
aanvulling. Draag dus altijd veilig-
heidsgordels. Bovendien is het dragen
van veiligheidsgordels wettelijk ver-
plicht in Europa (en in de meeste lan-
den daarbuiten).
BELANGRIJK De inzittende wordt bij
een zijdelingse botsing optimaal door
het systeem beschermd als hij/zij in
de juiste positie in de stoel zit. Hier-
door kan de headbag op de juiste
wijze worden opgeblazen.
BELANGRIJK De frontairbags en/of
zij-airbags kunnen worden geacti-
veerd bij krachtige stoten aan de on-
derzijde van de carrosserie, bijvoor-
beeld bij zware botsingen tegen drem-
pels of stoepranden of obstakels op
het wegdek, of als de auto terecht
komt in grote gaten of verzakkingen
in het wegdek.
BELANGRIJK Als de airbags in wer-
king treden, ontsnapt een beetje rook.
Deze rook is niet schadelijk en duidt
niet op brand; bovendien kan het op-
pervlak van het opgeblazen kussen en
het interieur van de auto bedekt zijn
met een laagje poeder: dit poeder kan
de huid en de ogen irriteren. Als u
hiermee in aanraking bent gekomen,
moet u zich met neutrale zeep en wa-
ter wassen.Het airbagsysteem heeft een geldig-
heid van 14 jaar voor wat betreft de
pyrotechnische lading en van 10 jaar
voor wat betreft het spiraalmecha-
nisme. Laat voor het verstrijken van
deze termijn het systeem door de Lan-
cia-dealer vervangen.
BELANGRIJK Na een ongeval waar-
bij een of meerdere airbags zijn geac-
tiveerd, dient u contact op te nemen
met de Lancia-dealer om de geacti-
veerde airbags te laten vervangen en
de werking van het systeem te laten
controleren.
Alle controlewerkzaamheden, repara-
ties en de vervanging van de airbag
moeten door de Lancia-dealer worden
uitgevoerd.
Aan het einde van de lange levens-
duur van uw auto, moet u contact op-
nemen met de Lancia-dealer om het
systeem buiten werking te laten stel-
len. Bovendien moet bij verkoop van
de auto de nieuwe eigenaar op de
hoogte gesteld worden van het ge-
bruik en de instructies, en moet hij
het instructieboekje ontvangen.
BELANGRIJK Het in werking treden
van de gordelspanners, de frontair-
bags en de zij-airbags voor wordt door
de elektronische regeleenheid bepaald,
afhankelijk van het type ongeval. Als
een van deze onderdelen niet in wer-
king treedt, dan duidt dat niet op een
storing in het systeem.
Steun niet met het hoofd, de
armen of de ellebogen tegen
het portier, de ruiten of in het gebied
van de headbag om verwondingen
tijdens het opblazen te voorkomen.
Steek nooit het hoofd, de armen of
de ellebogen uit het raam.
ATTENTIE
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait en het
lampje
¬gaat niet branden of
blijft branden tijdens het rijden,
dan is er mogelijk een storing in de
veiligheidssystemen; in dat geval
kunnen de airbags of gordelspan-
ners niet geactiveerd worden bij
een ongeval of, in een zeer beperkt
aantal gevallen, niet op de juiste
wijze geactiveerd worden. Voordat
u verder rijdt, dient u contact op te
nemen met de Lancia-dealer om
het systeem direct te laten contro-
leren.
Bedek de rugleuning van de voor-
stoelen niet met hoezen of kleden
die niet zijn voorbereid op het ge-
bruik met sidebags.
ATTENTIE
ALGEMENE OPMERKINGEN
112
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
Rijd altijd met beide han-
den op de stuurwielrand,
zodat bij het in werking treden van
de airbag, het systeem niet wordt
gehinderd door obstakels. Rijd niet
met voorover gebogen lichaam,
maar ga goed rechtop zitten en
steun tegen de rugleuning. Laat bij
diefstal of een poging tot diefstal,
bij beschadiging of als de auto bij
een overstroming onder water is
geweest, het airbagsysteem door
een Lancia-dealer controleren.
ATTENTIE
Reis niet met voorwerpen
op schoot of voor de borst
en houd vooral geen pijp, potlood
enz. in de mond. Bij een ongeval
waarbij de airbag in werking
treedt, kan dit ernstig letsel ver-
oorzaken.
ATTENTIE
De airbag voor treedt in
werking als de botsing
zwaarder is dan een botsing waar-
bij alleen de gordelspanners wor-
den geactiveerd. Bij aanrijdingen
die tussen die twee drempelwaar-
den in liggen, treden alleen de gor-
delspanners in werking.
ATTENTIE
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait, gaat
het lampje “(met ingeschakelde
frontairbag aan passagierszijde)
enige seconden branden en vervol-
gens enige seconden knipperen, om
aan te geven dat de airbag aan
passagierszijde bij een ongeval
wordt geactiveerd. Hierna moet het
lampje doven.
ATTENTIE
De stoelen mogen niet met
water worden afgenomen
of met stoom worden gereinigd
(met de hand of in een automatisch
wasapparaat).
ATTENTIE
De airbag is geen vervan-
ging voor de veiligheids-
gordels, maar een aanvulling. Om-
dat de frontairbags niet worden
geactiveerd bij frontale botsingen
bij lage snelheid, bij zijdelingse
aanrijdingen en als de auto van
achter wordt aangereden of over de
kop slaat, worden in deze gevallen
de inzittenden uitsluitend door de
veiligheidsgordels beschermd. De
gordels moeten dus altijd gedragen
worden.
ATTENTIE
Haak geen harde voorwer-
pen aan de kledinghaakjes
en aan de steunhandgrepen.
ATTENTIE
Bedenk dat als de contact-
sleutel in stand MAR
staat, ook bij uitgezette motor de
airbags geactiveerd kunnen wor-
den als de auto wordt aangereden
door een andere auto. Daarom mo-
gen, ook als de auto stilstaat, ab-
soluut geen kinderen op de passa-
giersstoel voor worden geplaatst.
Als de contactsleutel echter in
stand STOP staat, wordt bij een
ongeval geen enkel beveiligings-
systeem (airbag of gordelspanners)
geactiveerd; als een systeem niet in
werking treedt, betekent dit niet
dat het systeem niet goed werkt.
ATTENTIE
125
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
LAMPJES EN BERICHTEN
ALGEMENE OPMERKINGEN........................... 126
TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU................ 126
AANGETROKKEN HANDREM......................... 126
STORING AIRBAGSYSTEEM............................ 126
TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR 127
ACCU WORDT NIET VOLDOENDE
OPGELADEN ................................................... 127
TE LAGE MOTOROLIEDRUK ........................... 128
OLIEKWALITEIT ONVOLDOENDE ............... 128
STORING ELEKTRISCHE
STUURBEKRACHTIGING “DUALDRIVE” ...... 128
NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN ............ 128
NIET OMGELEGDE VEILIGHEIDSGORDEL ..... 128
STORING EBD ................................................. 129
STORING IN INSPUITSYSTEEM ..................... 129
STORING MOTORMANAGEMENTSYSTEEM
(EOBD) ............................................................. 129
UITGESCHAKELDE
AIRBAG PASSAGIERSZIJDE.............................. 130
STORING ABS ..................................................130
BRANDSTOFRESERVE ................................... 130
VOORGLOEI-INSTALLATIE ........................... 131STORING VOORGLOEI-INSTALLATIE 131
WATER IN BRANDSTOFFILTER .................... 131
STORING ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING - LANCIA CODE ..........131
MISTACHTERLICHTEN .................................. 131
ALGEMENE STORINGSMELDING .................. 132
VERSLETEN REMBLOKKEN .......................... 133
VERSTOPT ROETFILTER ............................... 133
BUITENVERLICHTING EN DIMLICHTEN ..... 133
FOLLOW ME HOME ....................................... 133
MISTLAMPEN VOOR ...................................... 133
RICHTINGAANWIJZER LINKS ....................... 134
RICHTINGAANWIJZER RECHTS .................... 134
INSCHAKELING ELEKTRISCHE STUURBE-
KRACHTIGING “DUALDRIVE” ...................... 134
SNELHEIDSREGELAAR (CRUISE-CONTROL) 134
GROOTLICHT ................................................. 134
KANS OP GLADHEID ...................................... 134
BEPERKTE ACTIERADIUS ............................. 134
126
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALGEMENE OPMERKINGEN
Naast het branden van het lampje, ver-
schijnt er - afhankelijk van het type in-
strumentenpaneel - ook een specifiek
bericht en/of klinkt er een akoestisch
signaal. Deze meldingen zijn kort en
uit voorzorgen moeten als een aan-
vulling worden gezien en niet als alter-
natief voor de informatie in dit instruc-
tieboekje. Wij raden u daarom aan dit
instructieboekje goed door te lezen.
Houdt u bij een storing altijd aan de
aanwijzingen die in dit hoofdstuk
beschreven worden.
BELANGRIJK De storingsmeldingen
die op het display verschijnen, zijn
onderverdeeld in twee categorieën:
ernstigestoringen en minder ern-
stigestoringen.
De ernstigestoringen worden “cy-
clisch” weergegeven en herhaald tot-
dat de oorzaak van de storing is ver-
holpen.
De minder ernstigestoringen wor-
den een bepaalde tijd “cyclisch” weer-
gegeven.
U kunt de weergavecyclus van beide
categorieën onderbreken door op de
knop MODEte drukken. Het lampje
op het instrumentenpaneel blijft bran-
den totdat de storing is verholpen.TE LAAG
REMVLOEISTOF-
NIVEAU (rood)
AANGETROKKEN
HANDREM (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na en-
kele seconden moet het lampje doven.
Te laag remvloeistofniveau
Het lampje gaat branden als het rem-
vloeistofniveau in het reservoir onder
het minimum niveau is gedaald, bij-
voorbeeld door lekkage in het rem-
systeem.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
x
Aangetrokken handrem
Het lampje gaat branden als de hand-
rem wordt aangetrokken.
Als de auto in beweging is, hoort u
ook een akoestisch signaal.
BELANGRIJK Als het lampje tijdens
het rijden gaat branden, controleer
dan of de handrem niet is aangetrok-
ken.
STORING AIRBAG (rood)
Als u de contactsleutel in
stand MARdraait, gaat het
lampje branden. Na enkele
seconden moet het lampje doven.
Het lampje gaat constant branden bij
een storing in het airbagsysteem.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
¬
Als het lampje xtijdens
het rijden gaat branden
(op het display verschijnt ook een
bericht), stop dan onmiddellijk en
wendt u tot de Lancia-dealer.
ATTENTIE
127
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait en het
lampje
¬gaat niet branden of
blijft branden tijdens het rijden,
dan is er mogelijk een storing in de
veiligheidssystemen; in dat geval
kunnen de airbags of gordelspan-
ners niet geactiveerd worden bij
een ongeval of, in een zeer beperkt
aantal gevallen, niet op de juiste
wijze geactiveerd worden. Voordat
u verder rijdt, dient u contact op te
nemen met de Lancia-dealer om
het systeem direct te laten contro-
leren.
Een defect lampje
¬wordt weergegeven door-
dat het lampje voor de uitgescha-
kelde frontairbag aan passagiers-
zijde “langer dan de normale 4
seconden knippert. Daarnaast
kunnen de airbags aan passagiers-
zijde (frontairbag en zij-airbag)
automatisch worden uitgeschakeld.
In dit geval kan het lampje
¬geen
storingen in de airbag-/gordel-
spannersystemen aangeven. Voor-
dat u verder rijdt, dient u contact
op te nemen met de Lancia-dealer
om het systeem direct te laten con-
troleren.
ATTENTIE
ATTENTIE
TE HOGE
KOELVLOEISTOF-
TEMPERATUUR (rood)
Als u de contactsleutel in stand
MARdraait, gaat het lampje branden.
Na enkele seconden moet het lampje
doven.
Het lampje gaat branden als de mo-
tor te warm is.
Als het lampje gaat branden, moeten
de volgende maatregelen worden ge-
nomen:
❒bij normale rij-omstandigheden:
stop de auto, zet de motor uit en
controleer of het niveau van de
koelvloeistof in het reservoir niet
onder het MIN-merkteken staat.
Als dit wel het geval is, wacht dan
enkele minuten zodat de motor kan
afkoelen, open vervolgens lang-
zaam en voorzichtig de dop, vul
koelvloeistof bij en controleer of de
koelvloeistof tussen het MIN- en
MAX-merkteken staat. Controleer
ook of er geen vloeistof weglekt. Als
bij het starten van de motor het
lampje opnieuw gaat branden,
wendt u dan tot de Lancia-dealer;
u
❒als de auto onder zware bedrijfs-
omstandigheden wordt gebruikt
(bijvoorbeeld het bergopwaarts trek-
ken van een aanhanger of met vol-
beladen auto): verlaag de snelheid
en breng, als het lampje blijft bran-
den, de auto tot stilstand. Wacht 2
tot 3 minuten met draaiende motor
en geef iets gas voor een snellere cir-
culatie van de koelvloeistof. Zet ver-
volgens de motor uit. Controleer het
vloeistofniveau zoals hiervoor be-
schreven.
BELANGRIJK Bij zware bedrijfsom-
standigheden is het raadzaam de mo-
tor enkele minuten te laten draaien
met iets ingetrapt gaspedaal voordat
u de motor uitzet.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
ACCU WORDT NIET
VOLDOENDE
OPGELADEN (rood)
Als u de contactsleutel in stand
MARdraait, gaat het lampje branden.
Het moet doven nadat de motor is ge-
start (als de motor stationair draait,
kan het voorkomen dat het lampje
iets later dooft). Als het lampje blijft
branden, wendt u dan onmiddellijk
tot de Lancia-dealer.
w
130
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait en het
lampje
Ugaat niet bran-
den of het gaat branden of
knipperen tijdens het rijden (er ver-
schijnt ook een bericht op het dis-
play), wendt u dan zo snel mogelijk
tot de Lancia-dealer. De werking
van het lampje
Ukan worden ge-
controleerd met behulp van speciale
apparatuur van de verkeerspolitie.
Houdt u aan de wetgeving van het
land waarin u rijdt.
AIRBAG
PASSAGIERSZIJDE
UITGESCHAKELD
(geel)
Het lampje “brandt als de frontair-
bag aan passagierszijde is uitgescha-
keld.
Als u bij ingeschakelde frontairbag
aan passagierszijde de contactsleutel
in stand MARdraait, gaat het lampje
“ongeveer 4 seconden branden en
vervolgens 4 seconden knipperen.
Hierna moet het lampje doven.
“
Een defect lampje “wordt
aangegeven door het bran-
den van het lampje
¬. Bovendien
kunnen de airbags aan passagiers-
zijde (frontairbag en zij-airbag)
automatisch worden uitgeschakeld.
Voordat u verder rijdt, dient u con-
tact op te nemen met de Lancia-
dealer om het systeem direct te la-
ten controleren.
ATTENTIE
STORING ABS (geel)
Als u de contactsleutel in
stand MARdraait, gaat het
lampje branden. Na enkele
seconden moet het lampje doven.
Het lampje gaat branden als het sys-
teem defect of niet beschikbaar is. In
dat geval blijft het remsysteem nor-
maal werken, maar zonder de moge-
lijkheden van het ABS. Rijd voorzich-
tig verder en wendt u zo snel mogelijk
tot de Lancia-dealer.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
>
RESERVEBRANDSTOF
(geel)
Als u de contactsleutel in
stand MARdraait, gaat het
lampje branden. Na enkele seconden
moet het lampje doven.
Het lampje gaat branden als er nog
ongeveer 6/7 liter brandstof in de
tank aanwezig is.
BELANGRIJK Als het waarschu-
wingslampje knippert, dan is er een
storing in het systeem. Wendt u in dit
geval tot de Lancia-dealer om het sys-
teem te laten controleren.
K
159
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ZEKERINGENTABEL
Zekeringenkast dashboard
VERBRUIKERSZEKERING AMPÈRE
Dimlicht rechtsF12 15
Dimlicht links/hoogteverstelling koplampenF13 15
Relaisspoelen zekeringenkast motorruimte / body computer F31 7,5
BeschikbaarF32 –
Ruitbediening linksachterF33 20
Ruitbediening rechtsachterF34 20
+15 Cruise-control, signaal op rempedaalschakelaar voor regeleenheden, achteruitrijlicht (*) F35 7,5
+30 Inbouwvoorbereiding regeleenheid aanhanger, sloten achter en voor met regeleenheid voor ieder portier (*) F36 10
+15 Derde remlicht, instrumentenpaneel, remlichten (*) F37 7,5
Portiervergrendeling, actuator tankklepjeF38 20
+30 Diagnosestekker EOBD, autoradio, navigatiesysteem, regeleenheid bandenspanning (*)F39 10
AchterruitverwarmingF40 30
SpiegelverwarmingF41 7,5
+15 Regeleenheid ABS / ESP (*)F42 7,5
Ruitenwissers/-sproeiers voor/achterF43 30
Aansteker / stekkerdoos op tunnelconsoleF44 15
StoelverwarmingF45 15
Stekkerdoos bagageruimteF46 15
Voeding regeleenheid bestuurdersportier (ruitbediening) F47 20
Voeding regeleenheid passagiersportier (ruitbediening) F48 20
+15 Servizi (verlichting bedieningsknoppen op het dashboard links en in het midden, elektrisch verstelbare spiegels,
verlichting bedieningsknoppen stoelverwarming,inbouwvoorbereiding mobiele telefoon, navigatiesysteem, regen-/-
schemersensor, regeleenheid parkeersensoren, verlichting bedieningsknoppen opendak) (*) F49 7,5
Regeleenheid airbagF50 7,5
+15 Regeleenheid bandenspanningF51 7,5
Ruitenwisser/-sproeier achter, aanstekerF52 15
+30 Richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten, instrumentenpaneel (*) F5 7,5
(*) +30 = voedingsspanning vanaf accu (niet via contactslot)
+15 = voedingsspanning geschakeld via contactslot
207
LAMPJES EN
BERICHTEN
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
FPS (Brandstofnoodschakelaar)72
Frontairbags .........................108
-frontairbag bestuurderszijde108
-frontairbag en zij-airbag
passagierszijde handmatig
uitschakelen ..........................110
-frontairbag passagierszijde .109
Gewichten .............................200
Gloeilamp
(vervangen van een) ..............147
Gordelspanners .......................99
Grootlicht
-bediening .............................62
-gloeilamp vervangen...........151
Hoofdsteunen ..........................44
Identificatiegegevens .............188
Instrumenten...........................21
Instrumentenpaneel.................10
Interieur ................................185
Interieuruitrusting-bekerhouder/blikjeshouder ...74
-bovenste dashboardkastjes ...73
-CD-opbergvak met
blikjeshouder ..........................75
-opbergruimte op
hemelbekleding .......................74
-opbergvakken.......................73
-pasjes/kaarthouder ...............74
-stekkerdozen ........................75
Isofix (kinderzitje).................105
Kentekenplaatverlichting
-gloeilamp vervangen...........154
Kinderen veilig vervoeren ......101
Kinderveiligheidsslot ...............19
Koelvloeistoftemperatuurmeter22
Koplampafstelling ...................84
Koplampen .............................84
Koplampverstelling .................84
Koppeling .............................192
Krik ......................................144
Lampjes en berichten ............125Lancia-CODE (startblokkering)11
Luchtroosters ..........................48
Milieu (bescherming) ..............94
Mistachterlicht
-bedieningsknop ....................71
-gloeilamp vervangen...........154
Mistlampen
-bedieningsknop ....................71
-gloeilamp vervangen...........153
Motor
-brandstofsysteem................192
-identificatiecode .................188
-specificaties ........................191
-starten ..................................20
Motor starten
-benzinemotor starten ..........114
-motor opwarmen
na het starten ........................115
-motor uitzetten ...................115
-Multijet-motor starten ........114
-rollend starten ....................138
-start-/contactslot ..................20