Page 143 of 254
142STARTEN EN RIJDEN
Motor starten .......................................................................... 143
Handrem.................................................................................. 146
Gebruik van de handgeschakelde versnellingsbak .................... 147
Brandstofbesparing ................................................................ 148
Trekken van aanhangers.......................................................... 150
Winterbanden ......................................................................... 151
Sneeuwkettingen .................................................................... 152
Auto langere tijd stallen........................................................... 152
142-152 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:22 Pagina 142
Page 149 of 254

148STARTEN EN RIJDEN
BRANDSTOFBESPARING
Hierna volgen enkele nuttige tips, waardoor het brand-
stofverbruik zo laag mogelijk blijft en de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen, zowel CO
2als andere schade-
lijke stoffen (stikstofoxiden, onverbrande koolwaterstof-
fen, fijn stof (PM) enz.) zoveel mogelijk beperkt wordt.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Zorg voor een goed onderhoud van de auto door de con-
troles en registraties die in het “Geprogrammeerd Onder-
houdsschema“ staan vermeld, te laten uitvoeren.
Banden
Controleer regelmatig, ten minste één keer per maand, de
bandenspanning: als de spanning te laag is, wordt de weer-
stand groter en neemt het verbruik toe.
Overbodige bagage
Rijd niet met een te zwaar beladen bagageruimte. Het ge-
wicht van de auto (vooral in stadsverkeer) en de wieluit-
lijning hebben grote invloed op het brandstofverbruik en
de stabiliteit.Accessoires gemonteerd op dakrails
Verwijder accessoires zoals dwarssteunen, skidrager en ba-
gagebox, als u deze niet meer gebruikt. Deze accessoires
verminderen de aërodynamica van de auto, waardoor het
brandstofverbruik hoger wordt. Gebruik voor het vervoer
van voorwerpen die veel ruimte innemen bij voorkeur een
aanhanger.
Stroomverbruikers
Gebruik de elektrische systemen alleen als ze nodig zijn.
De achterruitverwarming, de verstralers, de ruitenwissers
en de aanjager van het ventilatie-/verwarmingssysteem
vragen veel stroom, waardoor het brandstofverbruik toe-
neemt (tot 25% in stadsverkeer).
Airconditioning
De airconditioning gebruikt zeer veel energie, waardoor
het brandstofverbruik sterk toeneemt (met gemiddeld
20%): gebruik wanneer de buitentemperatuur het toelaat
bij voorkeur de functies van het ventilatiesysteem.
Aërodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde aërodynamische ac-
cessoires kan de aërodynamica negatief beïnvloeden, waar-
door het brandstofverbruik zal toenemen.
142-152 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:22 Pagina 148
Page 151 of 254

150STARTEN EN RIJDEN
TREKKEN VAN AANHANGERS
WAARSCHUWINGEN
Voor het trekken van aanhangwagens of caravans moet
de auto uitgerust zijn met een trekhaak van een goedge-
keurd type en een geschikte elektrische installatie. De mon-
tage van de trekhaak moet door gespecialiseerd perso-
neel worden uitgevoerd. Ook moet documentatie worden
overhandigd m.b.t. het rijden met een aanhanger.
Monteer zonodig speciale en/of extra achteruitkijkspie-
gels, waarmee u voldoet aan de geldende verkeerswetge-
ving.
Let er op dat het maximum klimvermogen van de auto
door het gewicht van een aanhanger of caravan wordt be-
perkt. Ook de remweg wordt langer en u hebt langer de
tijd nodig om in te halen.
Schakel een lage versnelling in tijdens het afdalen om te
voorkomen dat u constant moet remmen.
Het gewicht van de aanhanger dat op de trekhaak rust
moet worden afgetrokken van het laadvermogen van de
auto. Om er zeker van te zijn dat u het maximum toe-
laatbaar aanhangergewicht (aangegeven op de typegoed-
keuring) niet overschrijdt, moet u er rekening mee hou-
den dat het maximum betrekking heeft op het totale ge-
wicht van de aanhangwagen of caravan, inclusief acces-
soires en de bagage.
Houdt u aan de snelheidsbeperkingen die voor auto’s met
aanhanger gelden. U mag in geen geval harder rijden dan
100 km/h.
Het ABS waarmee de auto kan zijn uitgerust,
werkt niet op het remsysteem van de aan-
hanger. Wees daarom extra voorzichtig op
gladde wegen.
Voer in geen geval modificaties aan het rem-
systeem van de auto uit. Het remsysteem van
de aanhanger moet geheel onafhankelijk van
het hydraulische remsysteem van de auto werken.
WINTERBANDEN
De winterbanden moeten dezelfde maat hebben als de
standaard geleverde banden.
Het Lancia Servicenetwerk kan u adviseren welke band
het meest geschikt is voor het doel waarvoor u deze wilt
gebruiken.
Houdt u voor de bandenmaat en de bandenspanning van
de winterbanden exact aan de aanwijzingen die staan aan-
gegeven in de paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk “6”. De
specifieke eigenschappen van winterbanden verminderen
aanzienlijk als de profieldiepte minder is dan 4 mm. In dat
geval moeten ze worden vervangen.
142-152 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:22 Pagina 150
Page 152 of 254

STARTEN EN RIJDEN151
3
Door de specifieke eigenschappen van winterbanden zijn de
prestaties onder normale omstandigheden of als lang op
de snelweg wordt gereden, lager dan die van de standaard
gemonteerde banden. Beperk het gebruik van winterban-
den tot die omstandigheden waarvoor ze zijn goedgekeurd.
WAARSCHUWING Als u winterbanden gebruikt waar-
van de maximum toegestane snelheid lager is dan de top-
snelheid van de auto (met een marge van 5%), dan dient
u in het interieur van de auto een voor de bestuurder dui-
delijk zichtbaar waarschuwingsplaatje te plaatsen met
de maximum toegestane snelheid wanneer met die win-
terbanden wordt gereden (overeenkomstig de EU-nor-
men).
Monteer op alle vier de wielen dezelfde banden (zelfde
merk en profieldiepte) voor meer veiligheid tijdens het rij-
den en remmen en voor een betere bestuurbaarheid.
Keer de draairichting van de banden niet om.
Bij winterbanden met de indicatie “Q” mag
niet sneller worden gereden dan 160 km/h; de
geldende snelheidsbeperkingen overeenkom-
stig de nationale wegenverkeerswetgeving moeten
echter altijd worden gerespecteerd.
Houd bij gemonteerde sneeuwkettingen een
matige snelheid aan; rijd niet harder dan 50
km/h. Vermijd kuilen, stoepranden en ande-
re obstakels en rijd, om de auto en het wegdek niet
te beschadigen, geen lange stukken op sneeuwvrije
wegen.
SNEEUWKETTINGEN
Het gebruik van sneeuwkettingen is afhankelijk van de
voorschriften van het land waar wordt gereden.
De sneeuwkettingen mogen alleen op de voorwielen ge-
monteerd worden (aangedreven wielen).
Controleer na enkele meters rijden of de kettingen nog
goed gespannen zijn.
WAARSCHUWING Omdat het reservewiel beperkte af-
metingen heeft, is het niet geschikt voor de montage van
sneeuwkettingen. Als u een lekke voorband hebt, kunt u
het reservewiel op de achteras plaatsen en het achterwiel
op de vooras. Zo hebt u op de vooras twee normale wie-
len waarop uw sneeuwkettingen kunt monteren.
142-152 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:22 Pagina 151
Page 153 of 254

152STARTEN EN RIJDEN
AUTO LANGERE TIJD STALLEN
Tref de volgende maatregelen als de auto enkele maanden
niet wordt gebruikt:
❍zet de auto in een overdekte, droge en goed geventi-
leerde ruimte;
❍schakel een versnelling in;
❍zorg ervoor dat de handrem is aangetrokken;
❍maak de minkabel los van de accu en controleer de ac-
culading (zie de paragraaf “Accu” in het hoofdstuk
“5”);
❍maak de gespoten plaatdelen schoon en behandel ze
met een beschermende was;
❍reinig en conserveer de glimmende metalen delen met
daarvoor geschikte middelen;❍smeer de wisserrubbers van de ruitenwissers en ach-
terruitwisser in met talkpoeder en laat ze los van de
ruit staan;
❍zet de ruiten een klein stukje open;
❍dek de auto af met een stoffen of een ademende kunst-
stof hoes. Gebruik geen dichte plastic hoes, omdat het
in en op de auto aanwezige vocht dan niet kan ver-
dampen;
❍breng de bandenspanning 0,5 bar boven de normaal
voorgeschreven spanning en controleer deze regelma-
tig;
❍tap het koelsysteem van de motor niet af.
142-152 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:22 Pagina 152
Page 155 of 254

154IN NOODGEVALLEN
MOTOR STARTEN
Als het lampje Yop het instrumentenpaneel constant
blijft branden, wendt u dan onmiddellijk tot het Lancia
Servicenetwerk.
STARTEN MET EEN HULPACCU fig. 1
Als de accu leeg is, kan de motor worden gestart met een
hulpaccu, die ten minste dezelfde capaciteit moet heb-
ben als de lege accu.
Ga voor het starten als volgt te werk:
❍verbind de pluspolen (+ teken nabij de pool) van de
beide accu’s met een startkabel;
❍sluit een tweede startkabel aan op de minpool (–) van
de hulpaccu en op de massa-aansluiting E
op de mo-
tor of de versnellingsbak van de auto die gestart moet
worden;
❍start de motor;
❍neem als de motor draait, de startkabels in de omge-
keerde volgorde los.
fig. 1L0E0074m
Gebruik voor een noodstart beslist nooit een
accusnellader: de elektronische systemen
kunnen beschadigen; in het bijzonder de re-
geleenheden van de ontsteking en de inspuiting.
Laat deze procedure door gespecialiseerd
personeel uitvoeren. Onjuiste handelingen
kunnen leiden tot vonken. De vloeistof in de
accu is giftig en corrosief. Vermijd het contact met
de huid en de ogen. Kom ook niet dicht bij een accu
met open vuur of een brandende sigaret en veroor-
zaak geen vonken.
153-192 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:23 Pagina 154
Page 162 of 254
IN NOODGEVALLEN161
4
ALLEEN VOOR HET CONTROLEREN EN
HERSTELLEN VAN DE SPANNING
De compressor kan ook worden gebruikt voor het her-
stellen van de bandenspanning. Maak de snelkoppeling
los en verbind de koppeling direct met het ventiel van de
band fig. 6; op deze manier wordt de spuitbus niet met de
compressor verbonden en wordt de afdichtvloeistof niet in
de band gespoten.
fig. 6L0E0079m
153-192 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:23 Pagina 161
Page 176 of 254
IN NOODGEVALLEN175
4
Met gasontladingslampen (Xenon)
(waar voorzien)
GROOTLICHT
Met gloeilampen
Gloeilamp vervangen:
❍verwijder het beschermdeksel A-fig. 15;
❍haak de borgveer A-fig. 17 los;
❍maak de stekker B los;
❍trek de lamp C uit de houder en vervang hem;
❍monteer de nieuwe lamp; hierbij moet de nok van het
metalen deel vallen in de uitsparing in de reflector; sluit
vervolgens de stekker B weer aan en haak de borgveer
vast A;
❍monteer beschermdeksel A-fig. 15 op de juiste wijze.
fig. 17L0E0156m
Door de hoge voedingsspanning mogen de-
fecte gasontladingslampen (Xenon) uitslui-
tend vervangen worden door gespecialiseerd
personeel: levensgevaar! Wendt u tot het Lancia Ser-
vicenetwerk.
Met gasontladingslampen (Xenon)
(waar voorzien)
Door de hoge voedingsspanning mogen de-
fecte gasontladingslampen (Xenon) uitslui-
tend vervangen worden door gespecialiseerd
personeel: levensgevaar! Wendt u tot het Lancia Ser-
vicenetwerk.
153-192 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:23 Pagina 175