Wat te doen in een noodgeval
2
6
WAARSCHUWINGSSIGNALEN
F010100AUN
Alarmknipperlichten
De alarmknipperlichten dienen ervoor
om de overige weggebruikers te
waarschuwen om extra voorzichtigheid inacht te nemen bij het naderen, inhalen of
passeren van uw auto. Ze dienen te worden gebruikt innoodsituaties of als de auto aan de kant
van de weg tot stilstand is gekomen.
Druk de schakelaar van de
alarmknipperlichten in met het contact in
een willekeurige stand. De schakelaar
alarmknipperlichten bevindt zich in het
dashboard. De schakelaar zorgt ervoor
dat alle knipperlichten geactiveerd
worden.
• De alarmknipperlichten werken
ongeacht of de motor draait of niet.
De richtingaanwijzers werken niet wanneer de alarmknipperlichten
ingeschakeld zijn.
Wees voorzichtig bij het gebruiken van de alarmknipperlichten wanneer de
auto gesleept wordt. F020100AUN Als de motor afslaat op een kruising of kruispunt
Zet de selectiehendel in stand N als de
motor afslaat op een kruising of
kruispunt en duw de auto naar een
veilige plek.
Als uw auto is uitgerust met een handgeschakelde transmissie en niet
is voorzien van een contactslot, kan de
auto naar voren bewegen wanneer u
naar de tweede of derde versnelling
schakelt en vervolgens de startmotor
inschakelt zonder het
koppelingspedaal in te trappen.
F020200AUN Als u tijdens het rijden een lekke band krijgt
Als tijdens het rijden een band leegloopt:
1. Laat het gaspedaal los en verminder vaart terwijl u rechtuit blijft rijden. Trap niet direct het rempedaal in en probeer
ook niet direct naar de kant van de wegte sturen omdat u hierdoor de controle
over de auto zou kunnen verliezen.
Rem voorzichtig zodra de snelheid zo
laag is dat u dat veilig kunt doen en zet
de auto aan de kant van de weg.
WAT TE DOEN IN EEN
NOODGEVAL TIJDENS HETRIJDEN
OTQ067001L
63
Wat te doen in een noodgeval
Zet de auto zoveel mogelijk aan de
kant van de weg en parkeer op een
stevige, vlakke ondergrond. Parkeer
niet in de middenberm als u op een
snelweg rijdt met gescheiden rijbanen.
2. Zet als de auto stilstaat de alarmknipperlichten aan, activeer de
parkeerrem en zet de transmissie in
stand P (automatische transmissie) of
in de achteruit (handgeschakelde
transmissie).
3. Laat alle inzittenden uitstappen. Laat iedereen uitstappen aan die zijde van
de auto die van het langsrijdende
verkeer afgewend is.
4. Volg bij het vervangen van een lekke band de aanwijzingen in dit hoofdstuk.
F020300AEN Als de motor afslaat tijdens het rijden
1. Laat de auto geleidelijk uitrollen en blijf daarbij rechtuit rijden. Probeer de auto
op een veilige plaats tot stilstand tebrengen.
2. Schakel de alarmknipperlichten in.
3. Probeer de motor te starten. Neem contact op met een officiële
HYUNDAI-dealer of een hulpdienst als
de motor niet gestart kan worden. F030100AUN Als de motor niet of langzaam
ronddraait
1. Controleer als uw auto is uitgerust met
een automatische transmissie of de selectiehendel in stand N of P staat en
of de parkeerrem geactiveerd is.
2. Controleer of de accuklemmen schoon zijn en goed vastzitten.
3. Schakel de interieurverlichting in. Als de interieurverlichting zwakker gaat
branden of uitgaat als u de startmotor
bedient, is de accu te ver ontladen.
4. Controleer of de aansluitingen van de startmotor goed vastzitten.
5. Probeer de auto niet aan te slepen of aan te duwen. Zie de aanwijzingen bij
“Starten met hulpaccu”. F030200AEN
Als de motor wel ronddraait maar niet aanslaat
1. Controleer het brandstofniveau.
2. Zet het contact in stand LOCK en
controleer alle stekkerverbindingen
van de ontsteking, de bobine en de
bougies. Sluit een eventuele losse
stekker weer aan.
3. Controleer de brandstofleiding in de motorruimte.
4. Neem contact op met een officiële HYUNDAI-dealer of een hulpdienst als
de motor nog steeds niet gestart kan
worden.
ALS DE MOTOR NIET GESTART
KAN WORDEN
WAARSCHUWING
Probeer de auto niet aan te slepen
of aan te duwen. Hierdoor kan een
aanrijding of andere schade
ontstaan. Verder kan de katalysator
door overbelasting beschadigd
raken en brand veroorzaken als de
auto wordt aangesleept of
aangeduwd.
Wat te doen in een noodgeval
10
6
F070300ATQ Wielen verwisselen
1. Plaats de auto op een stevige en
vlakke ondergrond en trek de
parkeerrem stevig aan.
2. Zet de versnellingspook in de achteruitversnelling
(handgeschakelde transmissie) of
zet de selectiehendel in stand P
(automatische transmissie).
3. Schakel de alarmknipperlichten in. 4. Neem de wielmoersleutel, de krik
en het reservewiel uit de auto.
5. Plaats wielblokken voor en achter het wiel dat zich diagonaal
tegenover het te verwisselen wiel
bevindt.
WAARSCHUWING -
Wielen verwisselen
Trek de parkeerrem altijd
volledig aan en blokkeer het
wiel dat zich diagonaal
tegenover het te verwisselen
wiel bevindt om te voorkomendat de auto tijdens het
verwisselen van een wiel
beweegt.
Geadviseerd wordt om blokken voor en achter dewielen te plaatsen en iedereende auto te laten verlaten
voordat deze wordt opgekrikt.
OTQ047006KOTQ067022
77
Onderhoud
G030103AUN
Ten minste maandelijks:
Controleer het koelvloeistofniveau inhet expansievat.
Controleer de werking van alle verlichting van uw auto, inclusief de
remlichten, richtingaanwijzers en
alarmknipperlichten.
Controleer de bandenspanning van alle wielen inclusief het reservewiel. G030104AUN
Twee keer per jaar
(in het voorjaar en in het najaar):
Controleer de radiateurslangen en de slangen van de verwarming en de airconditioning op lekkage enbeschadigingen.
Controleer de werking van de ruitenwissers en -sproeiers. Reinig de
ruitenwisserbladen met een schone,
met ruitensproeiervloeistofdoordrenkte doek.
Controleer de stand van de koplampen.
Controleer de dempers, de uitlaatpijpen, de hitteschilden en de
bevestigingen van de uitlaat.
Controleer de werking van de driepuntsgordels en controleer op
slijtage.
Controleer of het profiel van de banden nog voldoende is en controleer of de
wielmoeren goed zijn aangedraaid. G030105AUN-EU
Ten minste eenmaal per jaar:
Reinig de afvoeropeningen aan de
onderzijde van de portieren en de
dorpels.
Smeer alle portierscharnieren, slotvangers en motorkapscharnieren.
Smeer de portier- en motorkapsloten, - vergrendelingen.
Smeer de portierrubbers.
Controleer het airconditioningsysteem.
Controleer het vloeistofniveau van de stuurbekrachtiging.
Controleer en smeer het bedieningsmechanisme van de
automatische transmissie.
Reinig de accu en de accupolen.
Controleer het remvloeistofniveau.
Onderhoud
54
7
Zekeringkast zijpaneel bestuurder
Stroomsterkte
Omschrijving zekering Beveiligd onderdeel
AUDIO-2 10A Audiosysteem, digitale klok, elektronische module, schakelaar elektrisch verstelbare buitenspiegel
C/LIGHTER 20A Aansteker, 12V-aansluiting voor
S/HTD DRI 10A Schakelaar stoelverwarming bestuurdersstoel (indien van toepassing)
DRL 10A Elektronische module (indien van toepassing)
RR FOG LP 15A Relais mistachterlicht
H/LP 10A Relais grootlicht/dimlicht
FRT WIPER 25A Relais ruitenwissers voor, motor ruitenwissers voor
BCM 10A Elektronische module
HTR 10A Aanjagerrelais voor/achter, module klimaatregeling voor/achter, relais condensorventilator, elektrochromatische binnenspiegel, thermoschakelaar, relais verwarmingselement (D4CB), EGR-magneetklep (D4BH)
B/UP LP 10A Relais achteruitrijlicht, schakelaar achteruitrijlicht, transmissiestandschakelaar
ABS 10A Module ABS/ESP, ESP-schakelaar (D4CB)
T/SIG LP 10A Schakelaar alarmknipperlichten
A/BAG 10A Airbagmodule
A/BAG IND 10A Instrumentenpaneel
CLUSTER 10A Instrumentenpaneel, elektronische module, module startblokkering (D4BH), aircorelais (D4BH), weerstand dynamo
ECU 10A Snelheidssensor, motor-ECU, luchtmassameter (D4CB), brandstofpomp (D4BH), transmissie-ECU, sensor waarschuwing brandstoffilter
START 10A Startrelais, relais alarmsysteem
MIRR HTD 10A Module klimaatregeling voor, elektrisch verstelbare en verwarmde buitenspiegel links/rechts
STOP LP 15A Remlichtschakelaar
BWS 10A Zoemer
755
Onderhoud
Stroomsterkte
Omschrijving
zekering Beveiligd onderdeel
DR LOCK 20A Relais vergrendelen/ontgrendelen portier
FRT FOG LP 10A Relais mistlampen voor
B/ALARM 10A Relais claxon alarmsysteem
AUDIO-1 15A Audiosysteem
(VOEDINGS-ZEKERING)
ROOM LP 10A Digitale klok, instrumentenpaneel, instapverlichting links/rechts,
(VOEDINGS- Instapverlichting links/rechts, bagageruimteverlichting, schakelaar interieurverlichting
ZEKERING) Waarschuwingsschakelaar portier, diagnosestekker, elektronische module, schakelaar make- upspiegelverlichting links/rechts, verlichting dakconsole
HAZARD 15A Relais alarmknipperlichten, schakelaar alarmknipperlichten
FUEL LID 15A Relais tankdopklep
P/WDW LH 25A Hoofdschakelaar ruitbediening, schakelaar ruitbediening links
P/WDW RH 25A Hoofdschakelaar ruitbediening, schakelaar ruitbediening rechts
Onderhoud
56
7
Hoofdzekeringkast motorruimte
Omschrijving Stroomsterkte zekering Beveiligd onderdeel
ALT 150A Zekering (A/CON, FRT DEICER), Draadzekering (FRT HTR, RR HTR, RR HTD, C/FAN, F/FILTER, ABS 1/2), dynamo, zekering E/R en relaiskast rechts
BATT 1 50A Zekering (DR LOCK, FRT FOG LP, B/ALARM, voedingszekering (AUDIO-1, ROOM LP))
BATT 2 30A Zekering (FUEL LID, P/WDW LH/RH, HAZARD), multifunctionele servicestekker
BATT 3/RAD FAN 40A Zekering (STOP LP, BWS), relais koelventilator (G4KC)
IGN 1 40A Contactslot (IG2, START), startrelais
IGN 2 40A Contactslot (ACC, IG1)
ECU MAIN 30A/20A Motorrelais
FRT HTR 40A Aanjagerrelais voor
RR HTD 40A Relais achterruitverwarming
RR HTR 40A Aanjagerrelais achter
ABS 1 40A ABS-module (G4KC)
ABS 2 40A ABS-module (G4KC)
C/FAN 30A Relais condensorventilator 1
F/FILTER 30A Relais verwarming brandstoffilter (DIESEL)
ECU/TCU 10A Transmissie-ECU (BENZINE)
HORN 10A Claxonrelais
BURNER 20A Standkachelmodule (D4CB)
F/PUMP 15A Brandstofpomprelais (G4KC)
ALT 10A Dynamo (D4BH)
H/LP HI 15A Relais grootlicht (HIGH), relais dimlicht (LOW)
A/CON 10A Aircorelais
FRT DEICER 15A Relais voorruitontwaseming (indien van toepassing)
TAIL LH 10A Koplamp links (parkeerlicht), achterlichtunit links, kentekenplaatverlichting links
Index
2
I
Aanbevolen smeermiddelen en hoeveelheden·················9-4
Aanvullend veiligheidssysteem ·····································3-37
Achterklep······································································4-13
Afmetingen ······································································9-2
Alarmknipperlichten ······················································4-48
Als de motor niet gestart kan worden ·····························6-3
Als de motor oververhit raakt··········································6-6
Antidiefstalsysteem··························································4-6
Audiosysteem·································································4-79
Automatische transmissie ··············································5-11
Automatische-transmissievloeistof ································7-25
Banden en wielen ···························································9-3
Banden en wielen···························································7-38
Bandenspanningslabel ·····················································8-3
Battery············································································7-35
Brandstofbesparing ························································5-29
Brandstoffilter ································································7-28
Controlelampjes in het instrumentenpaneel ····················1-6 Door de eigenaar uit te voeren
onderhoudswerkzaamheden ··········································7-6
Emissieregelsysteem ······················································7-72
Gebruik van dit instructieboekje ·····································1-2
Gloeilampen ···································································7-59
Handbediend verwarmings- en ventilatiesysteem ·········4-60
Handgeschakelde transmissie ··········································5-8
Inrijprocedure···································································1-5
Instructies voor het rijden met de auto ····························1-5
Instrumentenpaneel ························································4-32
Interieurfilter ··································································7-30
Interieurverlichting ························································4-57
A
B
C
D
E
G
H
I