
2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
13ELEKTRONISCHE STABILITEITSREGELING(ESP)
o Op wegen met een ruwe wegdek of
als ze zijn bedekt met grind of sneeuw.
o Bij het rijden met
sneeuwkettingen.
o Op wegen waar kuilen in het wegdek aanwezig zijn of waar dehoogte van het wegdek ongelijkis.
Op deze wegen moet metverminderde snelheid worden gereden. De veiligheidsvoorzieningen van eenauto met ABS(ESP) mogen niet worden uitgeprobeerd bij hoge snelheid of in bochten. Hierdoor kande veiligheid van uzelf of van anderen in gevaar komen.
C310A01JM-AXT De elektronische stabiliteitsregeling (ESP: Electronic Stability Program) dient voor het stabiel houden van de auto in bochten. Het ESP controleertwaar u heen stuurt en waar de auto in werkelijkheid heengaat. ESP bedient de remmen van deafzonderlijke wielen en regelt het motormanagementsysteem, zodat de auto stabiel blijft. B310A01TG-1De elektronische stabiliteitsregeling(ESP) is een elektronisch systeem datde bestuurder helpt bij het onder controle houden van de auto onder kritische omstandigheden.Het is geen vervanging voor een veilige rijstijl. Factoren zoals snelheid, de conditie van de weg en de manierwaarop de bestuurder de auto bestuurt, zijn van invloed op de mate waarin het ESP kan voorkomen dat de controlewordt verloren. Het blijft uw verantwoordelijkheid om met redelijke snelheden te rijden en bochten te nemenen een ruime veiligheidsmarge in acht te nemen.
LET OP:
Als wordt gereden met een afwijkendevelg- of bandenmaat is het mogelijk dat het ESP niet juist werkt. Alsbanden worden vervangen, zorg er dan voor dat deze dezelfde maat hebben als de oude banden.
!

2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
14
C310D01JM-AXT Controle- en waarschuwingslampen De lampen moeten gaan branden als de contactsleutel op "ON" of "START"is gezet. Vervolgens moeten de lampen na drie seconden doven. Laat de auto controleren door eenHyundai dealer als de lampen niet gaan branden of de ESP- of ESP- OFF-lamp niet na 3 seconden uitgaat. Als een storing optreedt tijdens de rit, dan wordt dit aangegeven door eenbrandende ESP-OFF-lamp. Als de ESP-OFF-lamp brandt, parkeer uw auto dan op een veilige plek en zetde motor uit. Start vervolgens de motor opnieuw en controleer of de ESP-OFF-lamp dooft. Als de lamp blijft branden nadat de motor is gestart, laat dan uw auto dooreen Hyundai dealer controleren.
PARKEERHULP
C400A03P-GXT (Indien gemonteerd) De parkeerhulp waarschuwt de bestuurder tijdens het achteruitrijdenmet een signaal zodra de afstand tussen de auto en een voorwerp achter de auto minder dan 120 cm wordt. Het systeemdient slechts als hulpmiddel vermindert niet de noodzaak om voorzichtig te rijden. Het bereik van deparkeersensoren is beperkt en niet alle voorwerpen worden even goed opgemerkt. Blijf daarom altijd alerttijdens het achteruitrijden. Sensor
HTG2187
!WAARSCHUWING:
De elektronische stabiliteitsregeling is alleen een hulpmiddel; alle normale voorzorgsmaatregelen bijhet rijden in slecht weer of op een wegdek met weinig grip moeten in acht worden genomen.
C310B01JM-AXT ESP AAN/UIT Als het ESP actief is, dan knippert de ESP-lamp in het instrumentenpaneel. Als de regeling wordt uitgeschakeldm.b.v. de ESP-schakelaar, dan gaat de ESP-OFF-lamp continu branden. Als het ESP is uitgeschakeld, dan kande stabiliteitsregeling niet geactiveerd worden. Pas daarom uw rijstijl aan. Druk voor het inschakelen van deregeling opnieuw de schakelaar in. De ESP-OFF-lamp moet nu doven. N.B.: Het ESP wordt automatisch weer ingeschakeld nadat de motor is uitgezet en opnieuw is gestart.

2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
17
Vermijd dit door uw voet op het rempedaal te houden wanneer dewagen tot stilstand is gekomen.
o Wees voorzichtig bij het parkeren op
een helling. Trek de handrem aan enplaats de keuzehandel in stand "P" (automatische transmissie) of in de eerste of achteruit versnelling (hand-geschakelde versnellingsbak). Als u de wagen op een helling parkeert, draai dan de voorwielen ineen zodanige stand dat de wagen niet kan wegrollen. Leg zonodig blokken voor of achter de wielen.
o Een aangetrokken handrem kan vastvriezen. Deze kans is aanwezigwanneer zich sneeuw of ijs om of bijde achterremmen heeft opgehoopt of als de remmen nat zijn. Als u denkt dat deze kans aanwezig is,zet de wagen dan tijdelijk op de handrem en zet de versnellingshandel in neutraal resp.bij automatische transmissie in stand "P". Blokkeer de achterwielen zodat de wagen niet kan wegrollen. Zetdaarna de handrem vrij.
worden uitgeoefend of trekt de wagenbij het remmen naar één kant. Druk,om de remmen te drogen, licht op het rempedaal totdat de wagen weer normaal remt. Heeft dit geen resultaat,zet de wagen dan zo snel mogelijk stil en bel uw Hyundai dealer voor assistentie.
o Plaats de versnellingshandel niet in neutraal als u bergafwaarts rijdt. Ditkan gevaarlijk zijn. Houd altijd eenversnelling ingeschakeld, rem de wagen af en schakel vervolgens naar een lagere versnelling zodatop de motor kan worden afgeremd.
o Laat uw voet niet op het rempedaal
rusten. Dit kan gevaarlijk zijn doordatde remmen hierdoor te heet kunnen worden en niet meer optimaal functioneren.
o Als u een lekke band krijgt, druk dan licht op het rempedaal. Zodra uvoldoende snelheid heeftverminderd en het zonder gevaar mogelijk is, rijd de wagen dan van de weg af en breng hem tot stilstand.Als uw wagen is uitgerust met een automatische transmissie laat hem dan niet "kruipen".OPMERKINGEN MET BET- REKKING TOT DE REMMEN
ZC140A1-AX
WAARSCHUWING:
Plaats geen voorwerpen op de hoedenplank achter de achterbank. Bij een aanrijding of plotseling afremmen kunnen dergelijkevoorwerpen naar voren schuiven waardoor de wagen wordt beschadigd of inzittendenverwondingen kunnen oplopen.
!
o Controleer voor het wegrijden of de handrem is vrij gezet en de controlelamp voor de handrem niet brandt.
o Bij het rijden in de regen of door water en nadat de wagen isgewassen, kunnen de remmen nat worden. Natte remmen zijngevaarlijk! Natte remmen hebben een langere remweg tot gevolg en de wagen kan naar één kant trekken.Rij voorzichtig als u vermoedt dat de remmen nat zijn. Wanneer de wagen niet normaal remt, zijn de remmenwaarschijnlijk nat en zal er meer druk op het rempedaal moeten

2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
20
ZC170C1-AX Koelvloeistof Het koelsysteem van uw Hyundai is gevuld met ethyleenglycol. Gebruik geen andere koelvloeistof aangezien ethyleenglycol corrosie van hetkoelsysteem tegengaat, uw waterpomp smeert en bevriezing voorkomt. Het systeem moet worden bijgevuldovereenkomstig het onderhoudsoverzicht in hoofdstuk 5. Laat voor de winter de koelvloeistofcontroleren m.b.t. het vriespunt. ZC170D1-AX Accu en accukabels controleren Controleer visueel de accu en de accukabels zoals beschreven in hoofdstuk 6. De staat van de accu kan worden gecontroleerd door uw Hyundaidealer.ZC170E1-AX Gebruik zonodig "winterolie" Voor sommige klimaten is het aan te bevelen bij koud weer een "winterolie"met lagere viscositeit te gebruiken. Zie hoofdstuk 9 voor de aanbevolen oliesoorten. Raadpleeg in geval vantwijfel uw Hyundai dealer.
ZC170F1-AX Bougies en ontstekingssysteem controleren Controleer de bougies zoals beschreven in hoofdstuk 6 en vervang ze zonodig. Controleer tevens de bedrading en de componenten van hetontstekingssysteem. Vervang beschadigde onderdelen.
ZC170B1-AX Rijden in sneeuw of op ijs Voor het rijden in diepe sneeuw kan het nodig zijn sneeuwbanden ofsneeuwkettingen te gebruiken. Als sneeuwbanden nodig zijn moet worden gekozen voor dezelfde maat en typeals de originele fabrieksbanden. Als dit advies niet wordt opgevolgd kan dat een nadelige invloed op de veiligheiden het rijgedrag tot gevolg hebben. Hoge snelheden, snel accelereren, krachtig afremmen en scherpe bochtenmoeten worden vermeden. Maak tijdens het afremmen zoveel mogelijk gebruik van het remvermogen van demotor. Remmen op sneeuw of ijs heeft tot gevolg dat uw wagen in een slip raakt. Houd voldoende afstand tenopzichte van uw voorliggers. Druk het rempedaal gelijkmatig in. N.B.: Sneeuwkettingen zijn niet altijd wettelijk toegestaan. Raadpleeg de geldende wettelijke bepalingen voorhet monteren van sneeuwkettingen.

2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
22HET RIJDEN MET HOGE SNELHEDEN
ZC180A1-AX Controles voor het begin van de rit
1. Banden: Houd de bandenspanning voor het rijden met hoge snelheden aan. Een te lage bandenspanning heeftoververhitting en mogelijke defecten tot gevolg. N.B.: De voorgeschreven bandens pan- ning mag niet worden overschreden.
2. Brandstof, koelvloeistof en
motorolie:
Bij het rijden met hoge snelheden wordt 1,5 maal zoveel brandstof verbruikt. Vergeet niet het koelvloeistof-en hetmotoroliepeil te controleren.
3. V-riem: Een niet goed afgestelde of een beschadigde V-riem kan oververhittingvan de motor tot gevolg hebben.HET GEBRUIK VAN DE VERLICHTING
ZC190A1-AX Controleer de verlichting regelmatig en houd de lampglazen schoon. Bij slecht zicht overdag is het aan te bevelen het dimlicht in te schakelen.Hierdoor ziet u niet alleen beter, maar wordt u ook beter gezien.
ZC170J2-AX Voorkom opeenhoping van sneeuw en ijs aan de onderzijdevan de wagen. Onder sommige weersomstandigheden kunnen sneeuw-en ijsklompen onder despatschermen de besturing bemoeilijken. Controleer bij strenge winterse omstandigheden regelmatigde onderzijde van uw wagen of de voorwielen vrij kunnen bewegen en de componenten van de stuurinrichtingniet worden geblokkeerd. ZC170K1-AX Nooduitrusting Zorg, afhankelijk van de weersomstandigheden, voor een geschikte nooduitrusting. Dit zijn o.a. sneeuwkettingen, een sleepkabelhandlantaarn, zand, een schep, hulpstartkabels, een ijskrabber, handschoenen, een deken etc.

3IN GEVAL VAN PECH
10ALS UW AUTO MOET WORDEN GESLEEPT
D080A01O-GXT Als uw auto moet worden gesleept, laat dit dan doen door uw Hyundai dealer of door een gespecialiseerde autosleepdienst. Zo voorkomt u datuw auto beschadigd raakt tijdens het slepen. Bovendien zijn professionele sleepdiensten op de hoogte van deplaatselijke regels ten aanzien van slepen. In ieder geval is het belangrijk dat u deze informatie overhandigt aande chauffeur van de sleepwagen, om schade aan uw auto te voorkomen. Er moet een systeem metveiligheidskettingen worden gebruikt, en alle plaatselijke wetten moeten in acht worden genomen.Het verdient aanbeveling dat uw auto wordt gesleept met een wiellift en verrijdbare plateaus of op een auto-ambulance met alle wielen van de grond.
HTG5016-1
SD070K1-FX NADAT EEN WIEL IS VERWISSELD Breng altijd de ventieldop aan nadat u de bandenspanning heeft gecontroleerd ofgewijzigd. Als de dop niet wordt aangebracht kan de kern van het ventiel door vuil of vocht beschadigen waardoorde band langzaam spanning verliest. Raakt u een ventieldop kwijt, vervang hem dan zo snel mogelijk.Controleer altijd of de lekke band correct in de kofferruimte is aangebracht en berg de krik en de gereedschappen op.
Breng vervolgens de wielmoersleutelaan zoals in de afbeelding is te zien enzet de wielmoeren vast. Let er op dat de dop van de wielmoersleutel goed op de moer zit. Zet de wielmoerenkruislings vast en controleer nogmaals of ze goed zijn aangetrokken. Laat na het verwisselen van een wiel de wielmoeren zo snel mogelijk met het juiste aantrekkoppel natrekken. Aantrekkoppel wielmoeren Stalen velgen en lichtmetalen velgen 9- 11 mkg.

44CORROSIEBESCHERMING EN ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE
2CORROSIE VOORKOMEN
ZE020A1-AX Door toepassing van de meest geavanceerde technologie bij het ontwerp en construeren ter bestrijding van corrosie, produceert Hyundaiwagens van hoogstaande kwaliteit. Bij de bescherming tegen corrosie op den langen duur is het echter van belangdat de eigenaar hier aan meewerkt. ZE020C1-AX Risicogebieden Bescherming tegen corrosie is vooral belangrijk wanneer u in een gebiedwoont waar uw wagen regelmatig wordt blootgesteld aan corrosieve invloeden. De meest voorkomende oorzaken vanversnelde corrosie zijn pekel, chemische stoffen, zeelucht en industriële vervuiling.
ZE020B1-AX Oorzaken van corrosie De meest voorkomende oorzaken van corrosie zijn:
o Pekel, modder en vocht dat zich aan de onderzijde van de wagen verzamelt.
o Beschadigingen aan de lak of coat-
ing door steenslag, grind, krassenof deuken die het onbeschermde metaal blootstellen aan corrosie. ZE020D1-AX Vocht Bij vocht bestaat de grootste kans op corrosie. Bijvoorbeeld, in een omgeving met een hoge vochtigheidsgraad. Vooralbij temperaturen vlak onder het vriespunt, is de kans op corrosie groot. Onder deze omstandigheden blijvende corrosieve materialen over een langere periode aanwezig, doordat het vocht slechts langzaam verdampt. Ookmodder is vaak de oorzaak van corrosie, doordat het slechts langzaam droogt, waardoor vocht lang met decarrosserie in aanraking blijft. Ook hoge temperaturen kunnen deoorzaak van corrosie zijn als dedesbetreffende delen van de carrosserie niet goed worden geventileerd, waardoor het vocht zichtkan verzamelen. Om genoemde redenen is het van groot belang dat uw wagen schoon is en vrij van modder ofander vuil. Dit geldt niet alleen voor het zichtbare gedeelte, maar vooral voor de onderzijde van de wagen.

4
CORROSION PREVENTION AND APPEARANCE CARE
3
4
CORROSIEBESCHERMING EN ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE
3CORROSIE VOORKOMEN
ZE030D1-AX Houd het lakwerk in goede conditie Krasjes in de lak moeten zo snel mogelijk worden bijgewerkt teneinderoestvorming op de desbetreffende plaatsen tegen te gaan. Als het "kale" metaal zichtbaar is, is het aan tebevelen uw wagen voor reparatie naar een erkende werkplaats te brengen.
ZE030C1-AX Houd uw garage droog Parkeer uw wagen niet in een vochtige, slecht geventileerde garage. Een dergelijke ruimte versnelt corrosievorming. Dit geldt vooral als uuw wagen in de garage wast of als u een natte of met sneeuw, modder of ijs bedekte wagen in de garage parkeert.Zelfs een verwarmde garage kan corrosie versnellen als hij niet goed is geventileerd, zodat het vocht kanverdampen.
ZE030A1-AX Corrosievorming kan worden voorkomen door op het volgende te letten: ZE030B1-AX Houd uw wagen schoon De beste manier om corrosie tegen te gaan is uw wagen schoon te houden en vrij van corrosieve materialen. Hierbij is de wagenonderzijde van grootbelang.
o Als de wagen wordt gebruikt in
gebieden waar veel gladheidbestrijdingsmiddelen worden gebruikt, in kustgebieden,in gebieden met industrievervuiling, zure regen etc. moet u extra zorg besteden aan de bestrijding vancorrosie. In de winter moet de wagen tenminste éénmaal aan de onderzijde worden schoongespoten.Ook na de winterperiode moet erop worden gelet dat de onderzijde van de wagen goed schoon is. o Bij het schoonspuiten van de
onderzijde moet erop worden gelet dat ook de componenten onder de spatschermen en andere niet zichtbare delen schoon zijn. Doe dit grondig. Aangekoekt vuil dat niet geheel wordt verwijderd zal corrosievorming versnellen en niet tegengaan. Hogedrukreinigers en stoomreinigers zijn zeer geschikt voor het verwijderen van aangekoekt vuil.
o Bij het reinigen van de onderzijde
van portieren, dorpels en langsdragers moet erop worden geletdat de afvoergaten open blijven, zodat vocht kan ontsnappen en niet wordt ingesloten. ZE030E1-AX Vergeet het interieur niet Vocht dat zich onder vloermatten of bekleding kan verzamelen kan deoorzaak van corrosie zijn. Controleer regelmatig of de matten resp. de bekleding droog zijn.