STORINGSMELDINGEN
Storing in ABS
Bij een storing brandt het waarschuwingslampje
>op het
instrumentenpaneel en verschijnt er een melding op het
multifunctionele display (voor bepaalde uitvoeringen/
markten) (zie het hoofdstuk “Lampjes en meldingen”).
In dat geval blijft het remsysteem normaal werken, maar
zonder de mogelijkheden van het ABS. Rijd voorzichtig naar
de dichtstbijzijnde werkplaats van het Fiat Servicenetwerk om
het systeem te laten controleren. ACTIVERING VAN HET SYSTEEM
Als het ABS in werking treedt, merkt de bestuurder dit aan
een trilling in het rempedaal, die gepaard gaat met enig geluid:
dit geeft aan dat het noodzakelijk is uw snelheid aan te passen
aan de beschikbare grip op het wegdek.
115
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als het ABS in werking treedt, dan is de grip
van de banden op het wegdek beperkt: u
dient uw snelheid te verlagen en aan te passen aan
de beschikbare grip.
ATTENTIE!
Storing in EBD
Bij een storing branden de waarschuwingslampjes
>en xop het instrumentenpaneel en verschijnt er een melding op
het multifunctionele display (voor bepaalde uitvoeringen/
markten) (zie het hoofdstuk “Lampjes en meldingen”).
In dat geval kunnen bij krachtig remmen de achterwielen
vroegtijdig blokkeren waardoor de auto kan slippen.
Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde werkplaats van
het Fiat Servicenetwerk om het systeem te laten controleren.
Als alleen het waarschuwingslampje xop
het instrumentenpaneel gaat branden en er
verschijnt een melding op het multifunctionele display
(voor bepaalde uitvoeringen/markten), stop dan
onmiddellijk en wendt u tot het Fiat Servicenetwerk.
Als er vloeistof lekt uit het hydraulische systeem,
wordt de werking van zowel het conventionele
remsysteem als het ABS in gevaar gebracht.
ATTENTIE!
037-128 DUCATO LUM NL 7ed 6/22/10 2:40 PM Page 115
ESP-SYSTEEM
(Electronic Stability Program)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Dit systeem bewaakt de stabiliteit van de auto als de wielen
hun grip verliezen, waardoor de auto beter op koers blijft.
De werking van het ESP is uitermate nuttig als de grip op het
wegdek wisselt.
Naast het ESP-, ASR- en Hill Holder-systeem beschikt de
auto (voor bepaalde uitvoeringen/markten) ook over MSR
(regeling van het afremmen op de motor tijdens
terugschakelen) en HBA (automatische remdrukverhoger bij
noodstops).
ACTIVERING VAN HET SYSTEEM
Bij activering gaat het lampje
áop het instrumentenpaneel
knipperen, om de bestuurder er op te wijzen dat de auto de
stabiliteit en de grip dreigt te verliezen.
INSCHAKELING VAN HET SYSTEEM
Het ESP wordt automatisch ingeschakeld als de motor wordt
gestart en kan niet worden uitgeschakeld. BRAKE ASSIST
(remregeling bij noodstops geïntegreerd in ESP)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Dit systeem, dat niet kan worden uitgeschakeld, herkent
noodstops (op basis van de snelheid waarmee het rempedaal
wordt ingetrapt) en verhoogt de druk in het remcircuit
aanzienlijk, waardoor sneller en krachtiger door het systeem
wordt geremd.
De Brake Assist wordt, bij uitvoeringen die zijn uitgerust met
ESP, uitgeschakeld bij een storing in het ESP (lampje
ábrandt en er verschijnt een melding op het multifunctionele
display – voor bepaalde uitvoeringen/markten).
116
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als het ABS in werking treedt, merkt u dat
aan een trilling in het rempedaal. Verlaag de
remdruk niet maar houd het rempedaal juist goed
ingetrapt; op deze manier hebt u de kortste remweg
in relatie tot de conditie van het wegdek.
ATTENTIE!
037-128 DUCATO LUM NL 7ed 6/22/10 2:40 PM Page 116
F0N0119mfig. 136
Meetbereik
Meetbereik in het midden: 140 cm ±10 cm
Meetbereik aan de zijkant: 60 cm ±20 cm
Als de sensoren meerdere obstakels signaleren, dan reageren
zij alleen op die obstakels die zich het dichtst bij de auto
bevinden.
STORINGSMELDINGEN
Bij een storing in de parkeersensoren gaat bij het inschakelen
van de achteruit het lampje
top het instrumentenpaneel
branden en verschijnt er een melding op het multifunctionele
display (voor bepaalde uitvoeringen/markten) (zie het
hoofdstuk “Lampjes en meldingen”).
PARKEERSENSOREN
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze bevinden zich in de achterbumper van de auto fig. 136
en attenderen de bestuurder via een repeterend
geluidssignaal op de aanwezigheid van obstakels achter de
auto.
ACTIVERING
De sensoren worden automatisch geactiveerd als de
achteruit wordt ingeschakeld.
Als de afstand tot het obstakel achter de auto kleiner wordt,
neemt de frequentie van het geluidssignaal toe.
AKOESTISCH SIGNAAL
Als de achteruit wordt ingeschakeld, klinkt er automatisch
een onderbroken geluidssignaal.
Het geluidssignaal:
❒neemt toe als de afstand tot het obstakel kleiner wordt;
❒klinkt ononderbroken als de afstand tot het obstakel
minder is dan ongeveer 30 cm en stopt onmiddellijk als
de afstand tot het obstakel groter wordt;
❒blijft constant als de gemeten afstand onveranderd blijft,
terwijl, als deze situatie zich voordoet bij de sensoren
aan de zijkant, het signaal na 3 seconden onderbroken
wordt, om bijvoorbeeld signalen te voorkomen als u
langs een muur rijdt.
121
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
037-128 DUCATO LUM NL 7ed 6/22/10 2:40 PM Page 121
146
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Bedenk dat als de contactsleutel in stand
MAR staat, ook bij uitgezette motor de
airbags geactiveerd kunnen worden als de auto
wordt aangereden door een andere auto. Daarom
mogen, ook als de auto stilstaat, absoluut geen
kinderen op de passagiersstoel voor worden
geplaatst. Als de contactsleutel echter in stand
STOP staat, wordt bij een ongeval geen enkel
beveiligingssysteem (airbag of gordelspanners)
geactiveerd; als een systeem niet in werking treedt,
betekent dit niet dat het systeem niet goed werkt.
ATTENTIE!
Laat bij diefstal of een poging tot diefstal,
bij beschadiging of als de auto bij een
overstroming onder water is geweest, het
airbagsysteem door het Fiat Servicenetwerk
controleren.
ATTENTIE!
Als u de contactsleutel in stand MAR draait,
gaat het lampje
F(met de frontairbag
aan passagierszijde ingeschakeld) enkele seconden
knipperen, om u eraan te herinneren dat de airbag
aan passagierszijde bij een botsing wordt
geactiveerd. Hierna moet het lampje doven.
ATTENTIE!
De stoelen mogen niet met water worden
afgenomen of met stoom worden gereinigd
(met de hand of in een automatisch wasapparaat).
ATTENTIE!
De frontairbag treedt in werking als de
botsing zwaarder is dan een botsing waarbij
alleen de gordelspanners worden geactiveerd. Bij
aanrijdingen die tussen deze twee drempelwaarden
in liggen, treden alleen de gordelspanners in werking.
ATTENTIE!
Rijd altijd met beide handen op de
stuurwielrand, zodat bij het in werking
treden van de airbag, het systeem niet wordt
gehinderd door obstakels. Rijd niet met voorover
gebogen lichaam maar ga goed rechtop zitten en
steun tegen de rugleuning.
ATTENTIE!
Haak geen harde voorwerpen aan de
kledinghaakjes en aan de steunhandgrepen.
De airbag is geen vervanging voor de
veiligheidsgordels, maar een aanvulling. Omdat de
frontairbags niet worden geactiveerd bij frontale
botsingen bij lage snelheid, bij zijdelingse aanrijdingen
en als de auto van achter wordt aangereden of over
de kop slaat, worden in deze gevallen de inzittenden
uitsluitend door de veiligheidsgordels beschermd. De
gordels moeten dus altijd gedragen worden.
ATTENTIE!
129-146 DUCATO LUM NL7ed 6/22/10 2:44 PM Page 146
MOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan;
❒zet de versnellingspook in de vrijstand;
❒draai de contactsleutel in stand MAR: op het
instrumentenpaneel gaan de controlelampjes
men Ybranden;
❒wacht tot de lampjes Yen mgedoofd zijn. Hoe
warmer de motor, hoe sneller de lampjes doven;
❒trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gaspedaal
in te trappen;
❒draai de contactsleutel in stand AVV direct nadat het
lampje
mgedoofd is. Als u te lang wacht, zijn de
voorgloeibougies weer afgekoeld. Laat de sleutel los
zodra de motor is aangeslagen.
Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet u de
sleutel terugdraaien in stand STOP voordat u opnieuw start.
MOTOR STARTEN
De auto is uitgerust met een elektronische startblokkering:
zie bij startproblemen de paragraaf “Fiat CODE” in het
hoofdstuk “Wegwijs in uw auto”.
147
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTERSTARTEN EN RIJDEN
Het is zeer gevaarlijk om de motor in
afgesloten ruimten te laten draaien. De
motor verbruikt zuurstof en produceert kooldioxide,
koolmonoxide en andere giftige stoffen.
ATTENTIE!
Het is raadzaam om gedurende de eerste
gebruiksperiode geen maximale prestaties
van uw auto te verlangen (bijv. snel
accelereren, langdurig rijden met hoge
toerentallen en krachtig remmen).
Laat de contactsleutel niet in het contactslot
zitten als de motor is uitgezet, om te
voorkomen dat de accu ontlaadt.
Houd er rekening mee dat de rem- en de
stuurbekrachtiging niet werken, als de
motor stilstaat, waardoor meer kracht nodig is voor
de bediening van het rempedaal en het stuur.
ATTENTIE!
147-160 DUCATO LUM nl 7ed 6/22/10 2:51 PM Page 147
Als met de contactsleutel in stand MAR het lampje Yop
het instrumentenpaneel samen met het lampje
mblijft
branden, raden wij u aan de sleutel in stand STOP te draaien
en vervolgens weer in stand MAR; als het lampje nog steeds
blijft branden, probeer het dan met de andere geleverde
sleutels.
BELANGRIJK Als het lampje
Yop het
instrumentenpaneel constant blijft branden, wendt u dan
onmiddellijk tot het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK Laat de contactsleutel niet in stand MAR staan
als de motor is uitgezet.
148
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als het lampje mgedurende 60 seconden gaat
knipperen na het starten of tijdens een
langdurige startpoging, dan duidt dat op een
storing in het voorgloeisysteem. Als de motor
aanslaat, kunt u de auto op de gewone manier
gebruiken, maar wendt u zo snel mogelijk tot het Fiat
Servicenetwerk.
Houd er rekening mee dat de rem- en de
stuurbekrachtiging niet werken zolang de
motor niet is aangeslagen, waardoor meer
kracht nodig is voor de bediening van het
rempedaal en het stuur.
Probeer auto's nooit te starten door ze aan
te duwen, te slepen of van een helling af te
laten rijden. Op die wijze kan er onverbrande
brandstof in de katalysator terechtkomen,
waardoor deze onherstelbaar zal beschadigen.
MOTOR OPWARMEN NA HET STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒rijd rustig weg, laat de motor niet met hoge toerentallen
draaien en trap het gaspedaal niet bruusk in;
❒verlang de eerste kilometers geen maximale prestaties.
Wij raden u aan te wachten tot de wijzernaald van de
koelvloeistoftemperatuurmeter begint te bewegen.MOTOR UITZETTEN
Draai bij stationair draaiende motor de contactsleutel in
stand STOP.
BELANGRIJK Het is beter om de motor na een zware rit
even “op adem” te laten komen. Zet de motor niet
onmiddellijk uit, maar laat hem even stationair draaien.
Hierdoor kan de temperatuur in de motorruimte dalen.
Gasgeven voordat u de motor uitzet heeft
geen enkel nut, verspilt brandstof en is,
vooral voor motoren met turbocompressor,
schadelijk.
147-160 DUCATO LUM nl 7ed 6/22/10 2:51 PM Page 148
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat voor een stoplicht of
voordat u de motor afzet. Deze handeling heeft evenals het
overschakelen met tussengas, geen enkel nut. Het kost
brandstof en verhoogt de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen.
Keuze van de versnellingen
Gebruik als het verkeer en de weg het toelaten de hoogste
versnelling. Het inschakelen van een lage versnelling voor een
snelle acceleratie verhoogt het brandstofverbruik. Bij het
oneigenlijke gebruik van een hoge versnelling neemt het
verbruik en de schadelijke uitlaatgasemissie toe. Bovendien slijt
de motor hierdoor sneller.
Maximum snelheid
Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk toe bij een hogere
snelheid. Rijd daarom zoveel mogelijk met een gelijkmatige
snelheid, vermijd overbodig remmen en optrekken. Dit kost
brandstof en verhoogt de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Acceleratie
Met vol gas optrekken kost veel brandstof en verhoogt de
uitstoot van schadelijke uitlaatgassen: het is beter geleidelijk
op te trekken en het toerental waarbij het maximum koppel
wordt geleverd, niet te overschrijden. Stroomverbruikers
Gebruik elektrische accessoires uitsluitend als u ze nodig
hebt. De achterruitverwarming, de verstralers, de
ruitenwissers en de aanjager van het ventilatie-
/verwarmingssysteem vragen veel stroom, waardoor het
brandstofverbruik toeneemt (tot aan 25% in stadsverkeer).
Airconditioning
De airconditioning gebruikt zeer veel energie, waardoor het
brandstofverbruik sterk toeneemt (tot gemiddeld 20%):
gebruik wanneer de buitentemperatuur het toelaat, bij
voorkeur de functies van het ventilatiesysteem.
Aerodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde aerodynamische
accessoires kan de aerodynamica negatief beïnvloeden,
waardoor het brandstofverbruik zal toenemen.
RIJSTIJL
Starten
Laat de motor als de auto stilstaat, niet warmdraaien met
stationair toerental en ook niet met een hoog toerental: onder
deze omstandigheden warmt de motor veel langzamer op,
terwijl het verbruik en de schadelijke uitlaatgasemissie
toenemen. Het is beter om rustig weg te rijden en geen hoge
toerentallen te gebruiken: op deze manier warmt de motor
sneller op.
153
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
147-160 DUCATO LUM nl 7ed 6/22/10 2:51 PM Page 153
LAMPJES EN MELDINGEN
ALGEMENE OPMERKINGEN
Als het lampje gaat branden, verschijnt er bij bepaalde
uitvoeringen ook een bijbehorende melding op het
instrumentenpaneel en/of klinkt een geluidssignaal. Deze
meldingen zijn beknopt en uit voorzorg en moeten als een
aanvulling worden gezien en niet als alternatief voor de
informatie in dit Instructieboek. Wij raden u daarom aan dit
Instructieboek goed door te lezen. Houdt u bij een storing
altijd aan de aanwijzingen die in dit hoofdstuk beschreven
worden.
BELANGRIJK De storingsmeldingen die op het display
verschijnen, zijn onderverdeeld in twee categorieën: ernstige
storingen en minder ernstige storingen.
De meldingen voor ernstige storingen worden langdurig
“cyclisch” herhaald.
De meldingen voor minder ernstige storingen worden
gedurende een kortere tijd “cyclisch” herhaald.
U kunt de weergavecyclus van beide categorieën
onderbreken door op de knop MODE te drukken. Het
lampje op het instrumentenpaneel blijft branden, totdat de
oorzaak van de storing is verholpen.
Zie voor de meldingen bij uitvoeringen met Comfortmatic-
versnellingsbak, de informatie in het bijgevoegde supplement.
161
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTERLAMPJES EN MELDINGEN
Als het lampje xtijdens het rijden gaat
branden (op enkele uitvoeringen verschijnt
ook een melding op het display), stop dan
onmiddellijk en wendt u tot het Fiat Servicenetwerk.
ATTENTIE!
TE LAAG
REMVLOEISTOFNIVEAU (rood)
AANGETROKKEN HANDREM (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het
lampje branden. Na enkele seconden moet het lampje doven.
Te laag remvloeistofniveau
Het lampje gaat branden als het remvloeistofniveau in het
reservoir onder het minimum niveau is gedaald, bijvoorbeeld
door lekkage in het remsysteem.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende melding
op het display.
x
Aangetrokken handrem
Het lampje gaat branden als de handrem wordt
aangetrokken.
Als de auto in beweging is, hoort u bij enkele uitvoeringen
ook een akoestisch signaal.
BELANGRIJK Als het lampje tijdens het rijden gaat branden,
controleer dan of de handrem niet is aangetrokken.
161-172 DUCATO LUM nl 7ed 6/22/10 2:55 PM Page 161