PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-30
6
LET OP:
DCA10630
Zorg dat de accu altijd geladen
blijft. Door een accu in ontladen toe-
stand weg te bergen kan permanen-
te accuschade ontstaan.
Om een permanent-dichte accu (on-
derhoudsvrij type) te laden, is een
speciale acculader (met constante
laadspanning) vereist. Bij gebruik
van een conventionele acculader
raakt de accu beschadigd. Wanneer
u niet beschikt over een speciale
acculader voor permanent-dichte
accu’s (onderhoudsvrij type), vraag
dan een Yamaha dealer uw accu opte laden.
DAU44700
Zekeringen vervangen De hoofdzekering en zekeringenkastje 2
(alleen voor model met ABS) bevinden zich
onder de brandstoftank. (Zie pagina 6-14.)
FZ6-NHGFZ6-NAHG
Zekeringenkastje 1 bevindt zich achter pa-
neel A. (Zie pagina 6-7.)1. Hoofdzekering
2. Reservezekering
1. Zekeringenkastje 2
2. Zekering ABS-regeleenheid
3. Zekering ABS-pompmotor
4. Reservezekering ABS-pompmotor
5. Hoofdzekering
6. Reservehoofdzekering
1. Zekeringenkastje 1
U5S5D1D0.book Page 30 Thursday, June 28, 2007 2:50 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-31
6
Vervang een zekering als volgt als deze is
doorgebrand.
1. Draai de contactsleutel naar “OFF” en
schakel het betreffende elektrische cir-
cuit uit.
2. Verwijder de doorgebrande zekering
en breng een nieuwe zekering met de
voorgeschreven ampèrewaarde aan.
LET OP:
DCA10640
Gebruik geen zekering met een hoger
ampèrage dan is voorgeschreven, om
ernstige schade aan het elektrisch sys-
teem en mogelijk brandgevaar te vermij-den.3. Draai de contactsleutel naar “ON” en
schakel het betreffende elektrische cir-
cuit in om te zien of de apparatuur
werkt.
4. Als de zekering direct opnieuw door-
brandt, vraag dan een Yamaha dealer
het elektrisch systeem te controleren.
1. Koplampzekering
2. Zekering signaleringssysteem
3. Zekering ontstekingssysteem
4. Zekering radiatorkoelvin
5. Backup-zekering (voor kilometerteller, klok
en startblokkeersysteem)
6. Zekering brandstofinjectiesysteem
7. Reservezekering
8. Zekering achterlichtcircuit
Voorgeschreven zekeringen:
Hoofdzekering:
30.0 A
Koplampzekering:
20.0 A
Zekering achterlichtcircuit:
10.0 A
Zekering signaleringssysteem:
10.0 A
Zekering ontstekingssysteem:
10.0 A
Zekering radiatorkoelvin:
20.0 A
Zekering brandstofinjectiesysteem:
10.0 A
Backup-zekering:
10.0 A
Zekering ABS-regeleenheid:
FZ6-NAHG 10.0 A
Zekering ABS-motor:
FZ6-NAHG 30.0 A
U5S5D1D0.book Page 31 Thursday, June 28, 2007 2:50 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-35
6
DAU34403
Parkeerlichtgloeilamp vervangen Vervang een parkeerlichtgloeilamp als volgt
als deze is doorgebrand.
1. Verwijder de koplampunit door de bou-
ten aan beide zijden los te halen.
2. Verwijder de lampfitting van het par-
keerlicht (samen met de gloeilamp)
door deze linksom te draaien.
3. Verwijder de defecte gloeilamp door
deze uit te trekken.
4. Steek een nieuwe gloeilamp in de fit-
ting.
5. Bevestig de lampfitting van het par-
keerlicht (samen met de gloeilamp)
door deze rechtsom te draaien.
DAU24350
Ondersteunen van de motorfiets Dit model is niet voorzien van een midden-
bok, neem daarom de volgende voorzorgs-
maatregelen in acht bij het verwijderen van
het voor- en achterwiel of bij het uitvoeren
van ander onderhoud waarbij de motorfiets
rechtop moet staan. Controleer of de motor-
fiets stabiel en horizontaal staat alvorens
onderhoud te verrichten. Onder het motor-
blok kan een stevige houten kist gezet wor-
den voor extra stabiliteit.
Onderhoud aan het voorwiel
1. Stabiliseer de achterzijde van de mo-
torfiets met een motorstandaard of, als
geen andere standaard voorhanden
is, door een krik te plaatsen onder het
frame aan de voorzijde van het achter-
wiel.
2. Breng het voorwiel los van de grond
met gebruik van een motorfietsstan-
daard.
Verwijderen van het achterwiel
Breng het achterwiel los van de grond met
een motorfietsstandaard of, als deze niet
voorhanden is, door een krik te plaatsen on-
der beide zijden van het frame aan de voor-
zijde van het achterwiel, of onder beide
uiteinden van de achterbrug.
DAU44790
Voorwiel (FZ6-NHG)
WAARSCHUWING
DWA14840
Wielen van ABS-modellen moeten door
een Yamaha-dealer verwijderd en ge-monteerd worden.
DAU24490
Verwijderen van het voorwiel
WAARSCHUWING
DWA10820
Het is aan te bevelen om onderhoud
aan het wiel uit te laten voeren door
een Yamaha dealer.
Zorg dat de motorfiets veilig wordt
ondersteund, zodat hij niet kan om-vallen.
1. Draai de klembout van de voorwielas
los en draai dan de wielas en de rem-
klauwbouten los.
1. Parkeerlichtgloeilamp
2. Fitting parkeerlichtgloeilampU5S5D1D0.book Page 35 Thursday, June 28, 2007 2:50 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-37
6
DAU44800
Achterwiel (FZ6-NHG)
WAARSCHUWING
DWA14840
Wielen van ABS-modellen moeten door
een Yamaha-dealer verwijderd en ge-monteerd worden.
DAU43380
Verwijderen van het achterwiel
WAARSCHUWING
DWA10820
Het is aan te bevelen om onderhoud
aan het wiel uit te laten voeren door
een Yamaha dealer.
Zorg dat de motorfiets veilig wordt
ondersteund, zodat hij niet kan om-vallen.
1. Draai de wielasmoer los.
2. Licht het achterwiel van de grond vol-
gens de werkwijze op pagina 6-35.
3. Verwijder de wielasmoer.
4. Draai de borgmoer los en draai de stel-
bout voor kettingspanning los aan bei-
de zijden van de achterbrug.5. Ondersteun de remklauw en licht dan
het achterwiel iets op en trek de wielas
uit.
OPMERKING:Een rubber hamer is handig om de wielaslos te tikken.
6. Druk het wiel naar voren en haal dan
de aandrijfketting van het achtertand-
wiel.
1. Borgmoer
2. Stelbout spanning aandrijfketting
3. Wielasmoer
1. Borgmoer
2. Stelbout spanning aandrijfketting
3. Wielas
4. Remklauwsteun
5. Remklauw
U5S5D1D0.book Page 37 Thursday, June 28, 2007 2:50 PM
VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS
7-2
7
roestverwijderingsmiddelen of cor-
rosieremmers, remvloeistof, anti-
vries of elektrolyt.
Gebruik geen hogedrukreinigers of
stoomreinigers, omdat dan op de
volgende plaatsen water kan door-
dringen en zo schade kan ontstaan:
afdichtingen (van wiel- en achter-
bruglagers, voorvork en remmen),
elektrische componenten (kabel-
stekkers, messtekkers, instrumen-
ten, schakelaars en verlichting),
beluchtings- en ontluchtingsslan-
gen.
Bij motorfietsen met een kuipruit:
Gebruik geen bijtende reinigings-
middelen of harde sponzen, deze
veroorzaken dofheid en laten kras-
jes achter. Sommige reinigingsmid-
delen voor kunststof laten
eveneens krasjes achter op de
kuipruit. Test het product op een
klein, niet-zichtbaar gedeelte van de
kuipruit om zeker te zijn dat geen
sporen achterblijven op de kuipruit.
Als de kuipruit krasjes vertoont,
breng dan na wassen een hoog-
waardige polish voor gebruik opkunststof aan.Na normaal gebruik
Verwijder vuil met warm water, zachte zeep
en een zachte, schone spons en spoel dan
grondig met schoon water. Gebruik een tan-
denborstel of flessenborstel op moeilijk be-
reikbare plekken. Hardnekkig vastzittend
vuil en insectenresten laten gemakkelijker
los als de bewuste plek alvorens te reinigen
een paar minuten met een vochtige doek
wordt bedekt.
Na rijden in regen, aan de kust of op bepe-kelde wegenZeelucht en wegenzout waarmee wegen in
de winter worden bestrooid hebben in com-
binatie met water een zeer corrosieve wer-
king; handel daarom als volgt na een rit in
een regenbui, nabij de kust of op bepekelde
wegen.OPMERKING:In de winter gestrooid wegenzout kan nogtot in de lente aanwezig blijven.
1. Reinig de motorfiets met koud water
en zachte zeep nadat de motor is afge-
koeld.LET OP:
DCA10790
Gebruik geen heet water, dit versterkt decorrosieve werking van het zout.2. Laat de motorfiets drogen en breng
dan met een spuitbus een corrosiewe-
rend middel aan op alle metalen delen,
ook op verchroomde en vernikkelde
componenten, om zo corrosie te voor-
komen.
Na reiniging
1. Droog de motorfiets met een zeemle-
ren lap of een vochtabsorberende
doek.
2. Laat de aandrijfketting direct drogen
en smeer hem om roestvorming te
voorkomen.
3. Gebruik een chroompolish om ver-
chroomde, aluminium en roestvrijsta-
len delen te doen glanzen, ook het
uitlaatsysteem. (Zelfs thermische ver-
kleuringen op roestvrijstalen uitlaat-
systemen kunnen door oppoetsen
worden verwijderd.)
4. Het is aan te bevelen om met een
spuitbus een corrosiewerend middel
aan te brengen op alle metalen delen,
ook op verchroomde en vernikkelde
componenten, om zo corrosie te voor-
komen.
5. Gebruik oliespray als universeel
schoonmaakmiddel om eventueel nog
achtergebleven vuil te verwijderen.
U5S5D1D0.book Page 2 Thursday, June 28, 2007 2:50 PM
SPECIFICATIES
8-3
8
Veerweg:
130.0 mm (5.12 in)Elektrische installatie:Ontstekingssysteem:
Transistorontsteking (digitaal)
Laadsysteem:
Wisselstroomdynamo met permanente
magnetenAccu:Model:
GT12B-4
Voltage, capaciteit:
12 V, 10.0 AhKoplamp:Type gloeilamp:
HalogeenlampGloeilampen voltage, wattage × aantal:Koplamp:
12 V, 60 W/55.0 W × 1
Achterlicht/remlicht unit:
12 V, 5.0 W/21.0 W × 1
Voorste richtingaanwijzer:
12 V, 10.0 W × 2
Achterste richtingaanwijzer:
12 V, 10.0 W × 2
Parkeerlicht:
12 V, 5.0 W × 1
Kentekenverlichting:
12 V, 5.0 W × 1
Instrumentenverlichting:
LED
Controlelampje vrijstand:
LEDControlelampje grootlicht:
LED
Waarschuwingslampje olieniveau:
LED
Controlelampje richtingaanwijzers:
LED
Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur:
LED
Waarschuwingslampje motorstoring:
LED
ABS-waarschuwingslampje:
FZ6-NAHG LED
Controlelampje startblokkering:
LED
Zekeringen:Hoofdzekering:
30.0 A
Koplampzekering:
20.0 A
Zekering achterlichtcircuit:
10.0 A
Zekering signaleringssysteem:
10.0 A
Zekering ontstekingssysteem:
10.0 A
Zekering radiatorkoelvin:
20.0 A
Zekering brandstofinjectiesysteem:
10.0 A
Zekering ABS-regeleenheid:
FZ6-NAHG 10.0 A
Zekering ABS-motor:
FZ6-NAHG 30.0 ABackup-zekering:
10.0 A
U5S5D1D0.book Page 3 Thursday, June 28, 2007 2:50 PM
INDEXAAandrijfketting, reinigen en smeren ...... 6-24
ABS (voor modellen met ABS).............. 3-14
ABS-waarschuwingslampje
(voor modellen met ABS) ..................... 3-6
Accu ...................................................... 6-29
Achterbrugscharnierpunten, smeren..... 6-27
Antidiefstal-alarmsysteem (optie).......... 3-11BBanden.................................................. 6-17
Bougies, controleren ............................... 6-7
Brandstof............................................... 3-15
Brandstofverbruik, tips voor een
zuinig .................................................... 5-3CClaxonschakelaar ................................. 3-12
Contactslot/stuurslot ............................... 3-2
Controle- en waarschuwingslampjes ...... 3-3
Controlelampje grootlicht ........................ 3-4
Controlelampjes richtingaanwijzers ........ 3-4
Controlelampje startblokkering ............... 3-6
Controlelijst voor gebruik ........................ 4-2DDimlichtschakelaar ................................ 3-12GGasgreep en gaskabel, controleren
en smeren........................................... 6-25
Gereedschapsset .................................... 6-1
Gloeilamp kentekenverlichting,
vervangen ........................................... 6-34
Gloeilamp remlicht/achterlicht,
vervangen ........................................... 6-33
Gloeilamp richtingaanwijzer,
vervangen ........................................... 6-34
HHelmbevestiging ................................... 3-18IIdentificatienummers .............................. 9-1
Inrijperiode .............................................. 5-3KKabels, controleren en smeren............. 6-25
Klepspeling ........................................... 6-17
Koelvloeistof ......................................... 6-11
Koplampgloeilamp, vervangen ............. 6-32
Koppelingshendel ................................. 3-13
Koppelingshendel, vrije slag
afstellen .............................................. 6-20LLichtsignaalschakelaar ......................... 3-12
Locaties van onderdelen ........................ 2-1
Luchtfilterelement, vervangen .............. 6-14MMatkleur, let op ....................................... 7-1
Modelinformatiesticker............................ 9-2
Motorolie en oliefilterpatroon .................. 6-8
Multifunctioneel display .......................... 3-7NNoodstopschakelaar ............................. 3-12OOndersteunen van de motorfiets .......... 6-35
Opbergcompartiment ............................ 3-18PPaneel, verwijderen en aanbrengen ....... 6-7
Parkeerlichtgloeilamp, vervangen ........ 6-35
Parkeren ................................................. 5-4
Periodiek smeer- en
onderhoudsschema.............................. 6-2
Problemen oplossen ............................. 6-39
RRem- en koppelingshendels,
controleren en smeren ........................ 6-26
Rem- en schakelpedalen,
controleren en smeren ........................ 6-26
Remhendel ............................................ 3-13
Remlichtschakelaar ............................... 6-21
Rempedaal ............................................ 3-14
Remvloeistofniveau, controleren ........... 6-22
Remvloeistof, verversen........................ 6-23
Richtingaanwijzerschakelaar................. 3-12SSchakelaar alarmverlichting .................. 3-12
Schakelen ............................................... 5-2
Schakelpedaal....................................... 3-13
Schokdemperunit, afstellen ................... 3-19
Sleutelnummer ........................................ 9-1
Spanning aandrijfketting........................ 6-23
Specificaties ............................................ 8-1
Stalling .................................................... 7-3
Startblokkeersysteem.............................. 3-1
Starten van de motor............................... 5-1
Startknop ............................................... 3-12
Startspersysteem .................................. 3-20
Stationair toerental ................................ 6-16
Storingzoekschema’s ............................ 6-40
Stuurschakelaars .................................. 3-11
Stuursysteem, controleren .................... 6-28TTankbeluchtingsslang ........................... 3-16
Tankdop ................................................ 3-15UUitlaatkatalysatoren............................... 3-17
U5S5D1D0.book Page 1 Thursday, June 28, 2007 2:50 PM