ii
56
COMFORT Om bij koude motor de toevoer van
koude lucht te beperken, wordt de
aanjagerregeling geleidelijk op het
optimale niveau gebracht.
Bij koud weer wordt de warme
lucht uitsluitend naar de voorruit,
de zijruiten en de beenruimte van
de passagiers verdeeld. Als de temperatuur in de auto bij
het instappen veel lager of hoger
is dan de ingestelde waarde, heeft
het geen zin om voor het gewenste
comfort de ingestelde waarde te
wijzigen. Het systeem compen-
seert automatisch en zo snel mo-
gelijk het temperatuurverschil.
De airconditioning werkt uitsluitend bij
draaiende motor. De bestuurder en de voorpas-
sagier kunnen de temperatuur
afzonderlijk naar wens instel-
len.
Draai de knop 2 of 3 naar links of
naar rechts om deze waarde te ver-
lagen of te verhogen.
Voor een optimaal comfort wordt de
waarde 21 aanbevolen. Niettemin is af-
hankelijk van uw wensen een afstelling
tussen 18 en 24 gebruikelijk.
Voor een optimaal comfort is het raad-
zaam dat het verschil in instelling links
en rechts niet meer dan 3 bedraagt. 4. Automatisch programma "zicht"
In sommige gevallen kan het
programma "comfort" niet toe-
reikend blijken om de ruiten con-
dens- en ijsvrij te houden (vocht,
veel inzittenden, vorst...).
Kies in dat geval het automatische
programma "zicht".
Het systeem regelt automatisch de
airconditioning, de luchtopbrengst, de
luchttoevoer en de luchtverdeling naar
de luchtroosters voor een optimale ont-
waseming van de voorruit en zijruiten.
Automatische werking
Druk op de toets "AUTO" .
Het lampje van de toets
gaat branden. 2. Regeling bestuurderszijde
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING MET GESCHEIDEN REGELING
Het is raadzaam deze stand te gebrui-
ken: het systeem regelt de temperatuur,
de luchtopbrengst, de luchtverdeling
naar de luchtroosters en de luchtrecir-
culatie automatisch en optimaal aan de
hand van de door u ingestelde waarde.
Het systeem kan tijdens alle seizoenen
effectief gebruikt worden, mits de ruiten
zijn gesloten. De op het display weergegeven waar-
de heeft betrekking op een bepaald
comfortniveau en niet op de werkelijke
temperatuur in graden Celsius of Fah-
renheit.
Druk nogmaals op de toets "zicht"
of op de toets "AUTO" om dit pro-
gramma af te sluiten. Het lampje van
de toets "zicht" gaat uit en dat van
de toets "AUTO" gaat branden.
1. Automatisch programma "comfort"
3. Regeling passagierszijde
!
!
i
57
COMFORT
Handmatig verstellen
Al naar gelang uw wensen kunt u de au-
tomatische bediening van het systeem
handmatig aanpassen. De overige func-
ties worden automatisch geregeld.
Druk op de toets "AUTO" om het
systeem weer volledig automatisch
te laten functioneren.
Druk op deze toets om de
airconditioning uit te scha-
kelen. 6. Regeling luchtverdeling
Druk op één of meer toet-
sen om de luchtstroom te
verdelen naar:
7. Regeling luchtopbrengst
Draai deze knop naar links
om de luchtopbrengst te
verminderen of naar rechts
om deze te verhogen.
8. Toevoer van buitenlucht/ luchtrecirculatie Uitschakelen van het systeem
Draai de knop van de luchtopbrengst
naar links tot alle lampjes uitgaan.
Alle functies van de airconditioning wor-
den dan uitgeschakeld.
De temperatuur wordt dan niet meer
geregeld, maar er blijft een kleine lucht-
stroom gehandhaafd.
Draai de knop van de luchtop-
brengst naar rechts of druk op de
toets "AUTO" om het systeem weer
met de laatst ingestelde waarden in
te schakelen.
Druk op deze toets om de
lucht in het interieur te la-
ten recirculeren. Het lampje
van de toets gaat branden.
5. Airconditioning aan/uit
Vermijd het te lang rijden met uitge-
schakeld systeem.
Gebruik de luchtrecirculatie alleen
als dit echt nodig is (om te voorko-
men dat de ruiten beslaan en de
luchtkwaliteit in het interieur ach-
teruitgaat).
- de voorruit en de zijruiten (ontwase-
men of ontdooien),
- de voorruit, de zijruiten en de venti- latieroosters,
- de voorruit, de zijruiten, de ventila- tieroosters en de beenruimte van de
passagiers,
- de ventilatieroosters en de been- ruimte van de passagiers,
- de ventilatieroosters,
- de beenruimte van de passagiers,
- de voorruit, de zijruiten en de been- ruimte van de passagiers.
De lampjes van de luchtopbrengst, tus-
sen de twee propellers, gaan afhanke-
lijk van de ingestelde waarde geleidelijk
branden.
Druk de toets, zodra de luchtrecircula-
tie niet meer nodig is, nogmaals in om
de toevoer van buitenlucht te hervatten
en het beslaan van de ruiten te voorko-
men. Het lampje van de toets gaat uit.
Om het interieur maximaal te ver-
koelen of te verwarmen is het mo-
gelijk de minimale waarde 14 of de
maximale waarde 28 te overschrij-
den.
Draai de knop 2 of 3 naar links
totdat "LO" verschijnt of naar
rechts totdat "HI" verschijnt. 9. Centrale regeling/gescheiden
regeling
Druk op deze toets om de
instellingen van de passa-
gierszijde af te stemmen op
die van de bestuurderszij-
de (centrale regeling). Het
lampje van de toets gaat
branden.
De luchtrecirculatie dient om de toevoer
van buitenlucht bij stank en stofoverlast
af te sluiten.
Als de airconditioning wordt uitgescha-
keld, wordt het thermische comfort niet
meer geregeld (vocht, beslagen ruiten).
Druk de toets nogmaals in zodra
dit mogelijk is om de automatische
werking van de airconditioning te
hervatten. Het lampje van de toets
"A/C" gaat branden
!
i
i
58
COMFORT Voer om veiligheidsredenen han-
delingen met het geurelement uit-
sluitend uit bij stilstaande auto.
Haal geurelementen niet uit elkaar.
Probeer de parfumeur of de
geurelementen niet bij te vul-
len. Gebruik uitsluitend originele
PEUGEOT geurelementen.
Vermijd elk contact met de huid en
met de ogen.
Houd de geurelementen buiten het
bereik van kinderen en huisdieren.
Houd de middelste ventilatieroos-
ters geopend.
De geursterkte is mede afhankelijk
van de instellingen van de ventila-
tie en de airconditioning.
PARFUMEUR
De parfumeur zorgt voor een aange-
name geur in de auto en kan met een
draaiknop naar wens worden ingesteld.
Het geurelement is in verschillende
geuren leverbaar.
Geurelement plaatsen
Verwijder de houder van het ele-
ment.
Plaats het element in het dashboard
(met de bloem rechtsboven).
Druk de knop in en draai deze een
kwart omwenteling naar rechts.
Regelknop
Met behulp van deze knop kunt u de
sterkte van de geur instellen.
Draai de knop naar rechts om de
geur in de auto te verspreiden (hori-
zontale stand).
Draai de knop naar links om de
parfumeur af te sluiten (verticale
stand). Geurelement
Het geurelement kan zeer eenvoudig
worden vervangen.
U kunt het geurelement op elk moment
verwisselen en buiten de auto bewaren,
dankzij de houder waarmee het element
kan worden afgesloten als het reeds is
gebruikt.
Bij het PEUGEOT-netwerk zijn verschil-
lende geuren leverbaar.
Geurelement verwijderen
Draai het element een kwart om-
wenteling naar links.
Verwijder het element uit het dash-
board.
Sluit het element af met de houder.
Gooi het originele element niet
weg, dit moet worden gebruikt om
het systeem af te sluiten als de geu-
relementen niet worden gebruikt.
Draai de knop voor een langere
levensduur van het geurelement
naar links zodra de sterkte van de
geur in het interieur voldoende is.
i
i
92
ZICHT Follow me home
Deze functie zorgt ervoor dat na het af-
zetten van het contact de dimlichten nog
even blijven branden om het uitstappen
in het donker te vergemakkelijken.
Inschakelen
Geef bij afgezet contact een "licht-
signaal" met de hendel B .
Geef nogmaals een "lichtsignaal"
om de functie te deactiveren.
Uitschakelen
Na het vergrendelen van de auto wordt
de follow me home-verlichting na een
bepaalde tijd automatisch uitgescha-
keld.
Verlichting overdag
Bij uitvoeringen met verlichting overdag
wordt de desbetreffende verlichting in-
geschakeld als de auto wordt gestart * .
* Volgens land van bestemming.
De verlichting van de cockpit (instru-
mentenpaneel, multifunctioneel display,
bedieningspaneel airconditioning, ...)
gaat niet branden, behalve wanneer de
automatische stand van de verlichting
wordt ingeschakeld of wanneer de ver-
lichting handmatig wordt ingeschakeld.
Instapverlichting buitenzijde
Als de automatische verlichting is geac-
tiveerd, kan deze verlichting met de af-
standsbediening worden ingeschakeld om
op donkere plaatsen het lokaliseren van de
auto en het instappen te vergemakkelijken.
Inschakelen
Druk op het geopende hangslot van
de afstandsbediening.
Het dimlicht en parkeerlicht gaan branden en uw auto wordt gelijktij-
dig ontgrendeld.
Uitschakelen
De instapverlichting buitenzijde gaat
na een bepaalde tijd automatisch uit of
gaat uit na het afzetten van het contact
of het vergrendelen van de auto.
Programmeren
De functie kan worden inge-
schakeld of uitgeschakeld
v i a h e t c o n fi g u r a t i e m e n u
van het multifunctionele
display.
Programmeren De duur van het branden
van de instapverlichting kan
worden geselecteerd via het
c o n fi g u r a t i e m e n u v a n h e t
multifunctionele display.
In andere landen is deze functie
standaard uitgeschakeld.
Als de functie is geactiveerd, wordt
alleen de met de gloeilamp van het
parkeerlicht geïntegreerde verlich-
ting overdag ingeschakeld. De duur van het branden van de
instapverlichting is gekoppeld en
gelijk aan die van de automatische
follow-me-home verlichting.
In landen waar verlichting overdag ver-
plicht * is, is deze functie standaard in-
geschakeld.
De parkeerlichten en de kentekenplaat-
verlichting gaan gelijktijdig branden.
i
i
92
ZICHT Follow me home
Deze functie zorgt ervoor dat na het af-
zetten van het contact de dimlichten nog
even blijven branden om het uitstappen
in het donker te vergemakkelijken.
Inschakelen
Geef bij afgezet contact een "licht-
signaal" met de hendel B .
Geef nogmaals een "lichtsignaal"
om de functie te deactiveren.
Uitschakelen
Na het vergrendelen van de auto wordt
de follow me home-verlichting na een
bepaalde tijd automatisch uitgescha-
keld.
Verlichting overdag
Bij uitvoeringen met verlichting overdag
wordt de desbetreffende verlichting in-
geschakeld als de auto wordt gestart * .
* Volgens land van bestemming.
De verlichting van de cockpit (instru-
mentenpaneel, multifunctioneel display,
bedieningspaneel airconditioning, ...)
gaat niet branden, behalve wanneer de
automatische stand van de verlichting
wordt ingeschakeld of wanneer de ver-
lichting handmatig wordt ingeschakeld.
Instapverlichting buitenzijde
Als de automatische verlichting is geac-
tiveerd, kan deze verlichting met de af-
standsbediening worden ingeschakeld om
op donkere plaatsen het lokaliseren van de
auto en het instappen te vergemakkelijken.
Inschakelen
Druk op het geopende hangslot van
de afstandsbediening.
Het dimlicht en parkeerlicht gaan branden en uw auto wordt gelijktij-
dig ontgrendeld.
Uitschakelen
De instapverlichting buitenzijde gaat
na een bepaalde tijd automatisch uit of
gaat uit na het afzetten van het contact
of het vergrendelen van de auto.
Programmeren
De functie kan worden inge-
schakeld of uitgeschakeld
v i a h e t c o n fi g u r a t i e m e n u
van het multifunctionele
display.
Programmeren De duur van het branden
van de instapverlichting kan
worden geselecteerd via het
c o n fi g u r a t i e m e n u v a n h e t
multifunctionele display.
In andere landen is deze functie
standaard uitgeschakeld.
Als de functie is geactiveerd, wordt
alleen de met de gloeilamp van het
parkeerlicht geïntegreerde verlich-
ting overdag ingeschakeld. De duur van het branden van de
instapverlichting is gekoppeld en
gelijk aan die van de automatische
follow-me-home verlichting.
In landen waar verlichting overdag ver-
plicht * is, is deze functie standaard in-
geschakeld.
De parkeerlichten en de kentekenplaat-
verlichting gaan gelijktijdig branden.