97
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
FRONTAIRBAG AAN
BESTUURDERSZIJDE fig. 14
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen
dat in een daarvoor bestemde ruimte in
het midden van het stuurwiel is geplaatst.
fig. 14F0T0052m
fig. 15F0T0033m
FRONTAIRBAG AAN
PASSAGIERSZIJDE
(indien aanwezig) fig. 15
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen
met een groter volume dan dat aan be-
stuurderszijde. Het kussen is in een daar-
voor bestemde ruimte in het dashboard
geplaatst.
Monteer absoluut geen kin-
derzitje achterstevoren op de
passagiersstoel voor als de
frontairbag aan passagierszij-
de is ingeschakeld. Als bij een
ongeval de airbag in werking treedt
(opblaast), kan dit ernstig letsel en
zelfs de dood tot gevolg hebben. Als er
geen andere mogelijkheid is, moet in
ieder geval de airbag aan passagiers-
zijde uitgeschakeld worden als het kin-
derzitje op de passagiersstoel voor
wordt geplaatst. Bovendien moet de
stoel zo ver mogelijk naar achteren zijn
geschoven om te voorkomen dat het
kinderzitje eventueel in aanraking
komt met het dashboard. Ook als het
niet wettelijk verplicht is, raden wij u
aan, voor een optimale bescherming
van de volwassenen, de airbag onmid-
dellijk weer in te schakelen zodra er
geen kinderen meer vervoerd worden.
ATTENTIE
FRONTAIRBAG EN ZIJ-AIRBAG
(sidebag) (indien aanwezig) AAN
PASSAGIERSZIJDE HANDMATIG
UITSCHAKELEN
Als het absoluut noodzakelijk is een kind
op de passagiersstoel voor te vervoeren,
moeten de frontairbag en de zij-airbag
(sidebag) (indien aanwezig) aan passa-
gierszijde worden uitgeschakeld.
Het waarschuwingslampje
“op het dash-
board blijft continu branden totdat de
frontairbag en de zij-airbag (sidebag) (in-
dien aanwezig) aan passagierszijde op-
nieuw worden ingeschakeld.
BELANGRIJK Raadpleeg voor het hand-
matig uitschakelen van de frontairbag en
zij-airbag (sidebag) (indien aanwezig) aan
passagierszijde, de paragrafen “Digitaal dis-
play” en “Multifunctioneel display” in het
hoofdstuk “Dashboard en bediening”.
98
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
ZIJ-AIRBAGS
(sidebags)
(indien aanwezig)
Bij enkele uitvoeringen is de auto uitgerust
met zij-airbags voor (sidebags voor) aan
bestuurders- en aan passagierszijde voor
bescherming van borst-bekken.
De zij-airbags beschermen de inzittenden
bij middelzware en zware zijdelingse aan-
rijdingen, door het opblazen van een lucht-
kussen tussen de inzittende en de interi-
eurdelen aan de zijkant van de auto.
Als de zij-airbags niet worden geactiveerd
bij andere soorten botsingen (frontaal, van
achter, over de kop slaan enz.), betekent
dit niet dat het systeem niet goed func-
tioneert.
Bij een zijdelingse aanrijding zorgt een re-
geleenheid ervoor, indien nodig, dat de
kussens worden opgeblazen. De kussens
blazen onmiddellijk op, waardoor het li-
chaam van de inzittenden wordt opge-
vangen en de kans op letsel beperkt
wordt. Direct daarna lopen de kussens
weer leeg.De zij-airbags zijn geen vervanging voor de
veiligheidsgordels, maar een aanvulling.
Draag dus altijd veiligheidsgordels.
Bovendien is het dragen van veiligheids-
gordels wettelijk verplicht in Europa (en
in de meeste landen daarbuiten).
Daarom is het gebruik van de veiligheids-
gordels absoluut noodzakelijk, want de
gordel houdt de inzittende bij een zijde-
lingse botsing in de juiste positie en voor-
komt dat de inzittende uit de auto wordt
geslingerd bij zware botsingen.SIDEBAGS fig. 16
(indien aanwezig)
De sidebag is een kussen dat zich snel op-
blaast en bevindt zich in de rugleuning van
de voorstoel. De sidebag heeft tot doel
het bovenlichaam en het bekken van de in-
zittenden te beschermen bij middelzware
en zware zijdelingse aanrijdingen.
BELANGRIJK De inzittende wordt bij een
zijdelingse botsing optimaal door het
systeem beschermd als hij/zij in de juiste
positie in de stoel zit. Hierdoor kan de
sidebag op de juiste wijze worden opge-
blazen.
BELANGRIJK De stoelen mogen niet met
water worden afgenomen of met stoom
worden gereinigd (met de hand of in een
automatisch wasapparaat).
fig. 16F0T0180m
99
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
Aan het einde van de lange levensduur van
uw auto, moet u contact opnemen met de
Fiat-dealer om het systeem buiten werking
te laten stellen. Bovendien moet bij ver-
koop van de auto de nieuwe eigenaar op
de hoogte gesteld worden van het gebruik
en de instructies, en moet hij het instruc-
tieboekje ontvangen.
Het in werking treden van de gordel-
spanners, de frontairbags en de zij-airbags
voor wordt door de elektronische regel-
eenheid bepaald, afhankelijk van het type
ongeval. Als een van deze onderdelen niet
in werking treedt, dan duidt dat niet op
een storing in het systeem.
Als het lampje ¬niet gaat
branden als u de contact-
sleutel in stand MAR draait of blijft
branden tijdens het rijden (op enke-
le uitvoeringen verschijnt ook een be-
richt op het display), dan is er moge-
lijk een storing in de veiligheidssyste-
men; in dat geval kunnen de airbags
of gordelspanners niet geactiveerd
worden bij een ongeval of, in een zeer
beperkt aantal gevallen, niet op de
juiste wijze geactiveerd worden. Voor-
dat u verder rijdt, dient u contact op
te nemen met de Fiat-dealer om het
systeem direct te laten controleren.
ATTENTIE
De geldigheidsduur van de
pyrotechnische lading en die
van het spiraalmechanisme zijn ver-
meld op het betreffende plaatje in
het dashboardkastje. Laat ze voor het
verstrijken van deze termijn door de
Fiat-dealer vervangen.
ATTENTIE
Reis niet met voorwerpen op
schoot of voor de borst en
houd vooral geen pijp, potlood enz.
in de mond. Bij een ongeval waarbij
de airbag in werking treedt, kan dit
ernstig letsel veroorzaken.
ATTENTIE
ALGEMENE OPMERKINGEN
De frontairbags en/of zij-airbags (indien
aanwezig) kunnen ook worden geacti-
veerd bij krachtige stoten aan de onder-
zijde van de carrosserie, bijvoorbeeld bij
zware botsingen tegen drempels of stoep-
randen of obstakels op het wegdek of als
de auto terecht komt in grote gaten of
verzakkingen in het wegdek.
Als de airbag in werking treedt, ontsnapt
een beetje rook. Deze rook is niet schade-
lijk en duidt niet op brand; bovendien kan
het oppervlak van het opgeblazen kussen
en het interieur van de auto bedekt zijn
met een laagje poeder: dit poeder kan de
huid en de ogen irriteren. Als u hiermee in
aanraking bent gekomen, moet u zich met
neutrale zeep en water wassen.
Na een ongeval waarbij een of meerdere
veiligheidssystemen zijn geactiveerd, dient
u contact op te nemen met de Fiat-dealer
om de geactiveerde systemen te laten ver-
vangen en de werking van het systeem te
laten controleren.
Alle controlewerkzaamheden, reparaties
en de vervanging van de airbag moeten
door de Fiat-dealer worden uitgevoerd.
100
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait, gaat het
lampje
¬(met ingeschakelde front-
airbag aan passagierszijde) enige
seconden branden en vervolgens
enige seconden knipperen, om aan te
geven dat de airbag aan passagiers-
zijde bij een ongeval wordt ge-
activeerd. Hierna moet het lampje
doven.
ATTENTIE
De frontairbag treedt in wer-
king als de botsing zwaarder
is dan een botsing waarbij alleen de
gordelspanners worden geactiveerd.
Bij aanrijdingen die tussen die twee
drempelwaarden in liggen, treden
alleen de gordelspanners in werking.
ATTENTIE
De airbag is geen vervanging
voor de veiligheidsgordels,
maar een aanvulling. Omdat de front-
airbags niet worden geactiveerd bij
frontale botsingen bij lage snelheid,
bij zijdelingse aanrijdingen en als de
auto van achter wordt aangereden of
over de kop slaat, worden in deze ge-
vallen de inzittenden uitsluitend door
de veiligheidsgordels beschermd. De
gordels moeten dus altijd gedragen
worden.
ATTENTIE
Als de contactsleutel in stand
MAR staat, kan, ook bij uit-
gezette motor, de airbag inschakelen
als de auto stilstaat en de auto wordt
aangereden door een andere auto die
met voldoende snelheid rijdt. Daarom
mogen, ook als de auto stilstaat, ab-
soluut geen kinderen op de passa-
giersstoel voor worden geplaatst. Als
de contactsleutel echter in stand
STOP staat, wordt bij een ongeval
geen enkel beveiligingssysteem (airbag
of gordelspanners) geactiveerd; als
een systeem niet in werking treedt, be-
tekent dit niet dat het systeem niet
goed werkt.
ATTENTIE
Laat bij diefstal of een
poging tot diefstal, bij be-
schadiging of als de auto bij een over-
stroming onder water is geweest, het
airbagsysteem door een Fiat-dealer
controleren.
ATTENTIE
111
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALGEMENE OPMERKINGEN........................................... 112
TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU............................... 112
AANGETROKKEN HANDREM...................................... 112
STORING AIRBAG............................................................. 113
AIRBAG PASSAGIERSZIJDE/
ZIJ-AIRBAGS UITGESCHAKELD..................................... 113
TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR............ 114
ACCU WORDT NIET VOLDOENDE OPGELADEN 114
STORING ABS..................................................................... 115
STORING EBD..................................................................... 115
TE LAGE MOTOROLIEDRUK ......................................... 115
OLIEKWALITEIT ONVOLDOENDE.............................. 115
NIET OMGELEGDE VEILIGHEIDSGORDEL................ 116
NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN.......................... 116
MINIMUM MOTOROLIEPEIL........................................... 116
STORING IN INSPUITSYSTEEM..................................... 117
STORING MOTORMANAGEMENTSYSTEEM
(EOBD)................................................................................... 117
VERSTOPT ROETFILTER.................................................. 118BRANDSTOFRESERVE....................................................... 118
VOORGLOEI-INSTALLATIE............................................. 118
STORING VOORGLOEI-INSTALLATIE........................ 118
WATER IN BRANDSTOFFILTER.................................... 119
STORING IN ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING - FIAT CODE ..............................119
DEFECTE BUITENVERLICHTING.................................. 119
ALGEMENE STORINGSMELDING................................. 120
VERSLETEN REMBLOKKEN............................................. 120
STORING PARKEERSENSOREN..................................... 121
BUITENVERLICHTING ......................................................121
FOLLOW ME HOME.......................................................... 121
MISTLAMPEN VOOR ......................................................... 121
MISTACHTERLICHTEN..................................................... 121
RICHTINGAANWIJZER LINKS....................................... 122
RICHTINGAANWIJZER RECHTS................................... 122
GROOTLICHT..................................................................... 122
L
L L L
A A A A
M M M M
P P P P
J J J J
E E E E
S S S S
E E E E
N N N N
B B B B
E E E E
R R R R
I I I I
C C C C
H H H H
T T T T
E E E E
N N N N
113
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
STORING AIRBAG
(rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na enkele
seconden moet het lampje doven.
Het lampje gaat constant branden bij een
storing in het airbagsysteem.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bij-
behorende melding op het display.AIRBAG
PASSAGIERSZIJDE/
ZIJ-AIRBAGS
UITGESCHAKELD
(geel)
Het lampje “gaat branden als de fron-
tairbag en sidebag (indien aanwezig) aan
passagierszijde worden uitgeschakeld. Als
u bij ingeschakelde airbags aan passagiers-
zijde de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje
“ongeveer 4 se-
conden branden en vervolgens 4 secon-
den knipperen. Hierna moet het lampje
doven.
¬“
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait en het
lampje
¬gaat niet branden of blijft
branden tijdens het rijden, dan is er
mogelijk een storing in de veilig-
heidssystemen; in dat geval kunnen
de airbags of gordelspanners niet ge-
activeerd worden bij een ongeval of,
in een zeer beperkt aantal gevallen,
niet op de juiste wijze geactiveerd
worden. Voordat u verder rijdt, dient
u contact op te nemen met de Fiat-
dealer om het systeem direct te laten
controleren.
ATTENTIE
Een defect lampje ¬wordt
weergegeven doordat het
lampje voor de uitgeschakelde fron-
tairbag aan passagierszijde
“langer
dan de normale 4 seconden knippert.
Daarnaast kunnen de airbags aan
passagierszijde (frontairbag en zij-air-
bag) automatisch worden uitgescha-
keld. In dit geval kan het lampje ¬
geen storingen in de airbag-/gordel-
spannersystemen aangeven. Voordat
u verder rijdt, dient u contact op te
nemen met de Fiat-dealer om het sys-
teem direct te laten controleren.
ATTENTIE
Een defect lampje “wordt
aangegeven door het bran-
den van het lampje ¬. Bovendien
kunnen de airbags aan passagierszij-
de (frontairbag en zij-airbag) (indien
aanwezig) automatisch worden uit-
geschakeld. Voordat u verder rijdt,
dient u contact op te nemen met de
Fiat-dealer om het systeem direct te
laten controleren.
ATTENTIE
151
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
BEVEILIGD SYSTEEM ZEKERING AMPÈRE FIGUUR
Dimlicht (passagierszijde) F12 7,5 53
Dimlicht (bestuurderszijde)/Koplampverstelling F13 7,5 53
INT/A spoelen relais SCM F31 5 53
Tijdgeschakelde interieurverlichting F32 7,5 53
Knooppunt Radio/Regeleenh. Bluetooth-sys./Knooppunt Blue&Me/Diagnosestekker
EOBD-systeem/Regeleenheid interieurbewaking/Regeleenheid sirene diefstalalarm F36 10 53
Knooppunt instrumentenpaneel/Bediening remlichten (NA) F37 5 53
Slotactuatoren portieren/bagageruimte F38 20 53
Tweewegpomp ruitensproeiers/achterruitsproeier F43 15 53
Ruitbediening voor (bestuurderszijde) F47 20 53
Ruitbediening voor (passagierszijde) F48 20 53
Verlichting bedieningsknoppen/Regeleenheid parkeersensoren/Bediening
elektrisch verstelbare buitenspiegels/Regeleenheid interieurbewaking F49 5 53
Regeleenheid airbag F50 7,5 53
INT knooppunt Radio/Regeleenh. Bluetooth-sys./Knooppunt Blue&Me/ Elektrische
verstelling buitenspiegels/Koppelingspedaalschakelaar/Bediening remlichten (NC) F51 5 53
Knooppunt instrumentenpaneel F53 5 53
198
LAMPJES EN
BERICHTEN
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Autoradio
(inbouwvoorbereiding).................... 79
Bagageruimte
- hoedenplank verwijderen................ 68
- lading vastzetten................................ 70
- openen in noodgevallen................... 67
- vergroten............................................ 69
Banden
- bandenspanning................................. 186
- standaard............................................. 186
- verklaring van bandencodering...... 184
- verwisselen......................................... 127
- winterbanden..............................109-186
Bedieningsorganen............................... 56
Bescherming van het milieu............... 82
Beschermrooster bestuurder........... 37
Bougies (type)....................................... 181
Brandstof
- besparing............................................. 106
- brandstofnoodschakeling ................. 57
- verbruik............................................... 194
Brandstofbesparing.............................. 106
Brandstofsysteem................................ 182Buitenverlichting
- bediening............................................. 49
- gloeilampen vervangen..................... 137
Carrosserie
- carrosseriecodes............................... 180
- onderhoud .......................................... 173
CO2-emissie......................................... 195
Dashboard........................................... 5
Dashboard en bediening..................... 4
Dashboardkastje.................................. 58
Dead-lock (systeem)........................... 11
Derde remlicht
- gloeilampen vervangen..................... 141
Diefstalalarm......................................... 12
Dimlicht
- bediening............................................. 49
- gloeilamp vervangen......................... 138
Display, digitaal..................................... 17
Display, multifunctioneel.................... 22
Dop van brandstoftank....................... 82
Aansteker............................................. 59
ABS ......................................................... 74
Accu
- opladen................................................ 153
- vervangen............................................ 167
Achterruitsproeier
- bediening............................................. 52
- vloeistofniveau................................... 164
Achterruitwisser
- bediening............................................. 52
- sproeier............................................... 172
- wisserblad........................................... 172
Achteruitrijlicht
- gloeilamp vervangen......................... 140
Afmetingen............................................ 187
Airbag
- frontairbags........................................ 96
- zij-airbags............................................ 98
Airconditioning, handbediend........... 46
Allesdrager
- bevestigingspunten............................ 72
Armsteun voorstoel............................ 58
Asbak...................................................... 59
Auto langere tijd stallen..................... 110
A
A A A
L L L L
F F F F
A A A A
B B B B
E E E E
T T T T
I I I I
S S S S
C C C C
H H H H
R R R R
E E E E
G G G G
I I I I
S S S S
T T T T
E E E E
R R R R