Page 107 of 250

106WEGWIJS IN UW AUTO
Koplampafstelling
Druk voor het afstellen op de knoppen Òen(fig. 69). Op het
display van het instrumentenpaneel wordt visueel de stand van
de bijbehorende instelling weergegeven.
Stand 0 – een of twee personen op de voorste zitplaatsen.
Stand 1 – 4 inzittenden.
Stand 2 – 4 inzittenden + bagage in de bagageruimte.
Stand 3 – bestuurder + toegestane maximum lading volledig in
de bagageruimte.
WAARSCHUWING Controleer telkens wanneer het gewicht van de
vervoerde lading verandert, de afstelling van de koplampen.
WAARSCHUWING Als de auto met Bixenon koplampen is uitge-
rust, vindt de controle van de afstelling elektronisch plaats en zijn
de knoppen
Òenniet aanwezig.
MISTLAMPEN VOOR AFSTELLEN
(waar voorzien)
Wendt u voor de controle en de eventuele instelling tot het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
KOPLAMPAFSTELLING IN HET BUITENLAND
De dimlichten zijn afgesteld voor gebruik in het land waarin de
auto is verkocht. In landen waarin links wordt gereden, moet om
het tegemoetkomende verkeer niet te verblinden, een gedeelte
van de koplampen worden afgeplakt overeenkomstig de wetge-
ving van het land waarin u rijdt.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 106
Page 112 of 250

WEGWIJS IN UW AUTO111
1“ALFA dna”-SYSTEEM
(Dynamisch controlesysteem)
(indien aanwezig)
Dit is een systeem waarmee men, door gebruik van het hendeltje
A-fig. 70 (op de tunnel) drie verschillende rijfuncties gekozen kun-
nen worden:
❍d = Dynamic (voor sportief rijden);
❍n = Normal (voor rijden onder normale omstandigheden);
❍a = All Weather (voor rijden bij omstandigheden met weinig
grip op het wegdek, zoals bij regen en sneeuw)
Het systeem werkt ook op de dynamische controlesystemen van
de auto (motor, stuur, VDC, instrumentenpaneel).
fig. 70A0J0090m
RIJFUNCTIES
Het hendeltje A-fig. 70 kan maar in een stand worden gezet en van-
uit die stand worden bewogen. De ingestelde rijfunctie wordt aange-
geven door het betreffende lampje op het paneel en op het instelba-
re multifunctionele display, zoals hierna wordt weergegeven:
A0J0188mA0J0290m
Functie Dynamic Functie
All Weather
Als de functie “Normal” is gekozen, verschijnt geen mededeling of
symbool op het display.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 111
Page 113 of 250
112WEGWIJS IN UW AUTO
IN- EN UITSCHAKELEN VAN DE
FUNCTIE “Dynamic”
Inschakelen
Verplaats het hendeltje A-fig. 70 omhoog (naar de letter “d”) en
wacht in deze stand 0,5 seconde en in ieder geval tot het bijbe-
horende lampje gaat branden of de indicatie “Dynamic” niet meer
op het display wordt weergegeven (zie de afbeeldingen). Nadat
het hendeltje A wordt losgelaten, keert deze terug in zijn centrale
positie.
Uitschakelen
Om de stand “Dynamic” uit te schakelen en terug te zetten in “Nor-
mal”, moet dezelfde beweging met het hendeltje uit worden ge-
voerd met de zelfde tijdsduur. In dit geval gaat de “Normal”-led
gaan branden en wordt op het instelbare multifunctionele display
“Normal ingesteld” weergegeven(zie de afbeelding).
A0J0186mA0J1051g
A0J1052g
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 112
Page 114 of 250

WEGWIJS IN UW AUTO113
1
IN- EN UITSCHAKELEN VAN DE
FUNCTIE “All Weather”
Inschakelen
Verplaats het hendeltje A-fig. 70 omhoog (naar de letter “a”) en
wacht 0,5 seconden en in ieder geval tot het bijbehorende lampje
gaat branden of de indicatie “All Weather” op het display verschijnt
(zie de afbeeldingen).
A0J0187mA0J1180g
Uitschakelen
Om de functie “All Weather” uit te schakelen en terug te zetten
in “Normal”, moet dezelfde procedure als beschreven bij de stand
“Dynamic” worden uitgevoerd, met het verschil dat het hendeltje
A-fig. 70 verplaatst moet worden naar de letter “a”. WAARSCHUWINGEN
❍Het is niet mogelijk direct van de functie “Dynamic” naar de
functie “All Weather” en omgekeerd te schakelen. U moet al-
tijd eerst terugkeren naar de functie “Normal” en vervolgens
de andere functie te selecteren.
❍Als bij het uitschakelen van de motor de functie
“Dynamic” was ingesteld, zal bij de volgende keer dat men de
motor start, automatisch de stand “Normal” gekozen worden.
Als echter bij het uitschakelen van de motor de functie
“All Weather” of “Normal” was ingesteld, zal bij de volgende
keer dat de motor wordt gestart deze functie gehandhaafd blij-
ven.
❍Bij meer dan 110 km/h kan de functie “Dynamic” niet inge-
steld worden.
❍Bij storing van het systeem of van het hendeltje A-fig. 70,
kan geen enkele rijfunctie worden ingesteld. Op het display zal
een waarschuwing worden weergegeven.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 113
Page 123 of 250

122WEGWIJS IN UW AUTO
Als een band verwijderd wordt, is het aan te be-
velen ook de rubberen ventieldop te vervangen:
wendt u zich hiervoor tot het Alfa Romeo Servi-
cenetwerk. Bij het monteren/verwijderen van banden
en/of velgen moeten speciale voorzorgsmaatregelen in
acht worden genomen; om beschadiging of verkeerde
montage van de sensoren te voorkomen, mogen de ban-
den en/of de velgen alleen door gespecialiseerd perso-
neel worden vervangen. Wendt u zich tot het Alfa Ro-
meo Servicenetwerk.
Storingen door een zeer intense radiofrequentie
kunnen de juiste werking van het TPMS belem-
meren. De bestuurder van de auto wordt over de-
ze omstandigheden geïnformeerd m.b.v. een bericht op
het display. Deze melding verdwijnt automatisch zodra de
storing het systeem niet meer hindert.De bandenspanning kan afhankelijk van de bui-
tentemperatuur variëren. Het TPMS kan tijdelijk
een te lage bandenspanning aangeven. Controleer
in dit geval de banden als ze koud zijn, en herstel zono-
dig de spanning.
001-126 Alfa NL MiTo 7-07-2008 9:44 Pagina 122
Page 130 of 250

VEILIGHEID129
2
WAARSCHUWING Als de rugleuning goed is vergrendeld, dan is
de “rode band” B-fig. 3 naast de hendels A niet meer zichtbaar.
Als de “rode band” zichtbaar is, is de rugleuning niet goed ver-
grendeld.
WAARSCHUWING Plaats de veiligheidsgordels op de juiste wijze te-
rug als de achterbank weer in de normale stand wordt gezet, zo-
dat ze altijd direct klaar zijn voor gebruik.SBR-SYSTEEM
(Seat Belt Reminder)
Dit systeem bestaat uit een zoemer die samen met het knipperen
van lampje
passagier waarschuwt voor een niet juist omgelegde veiligheids-
gordel.
Bij sommige uitvoeringen is bovendien een display (in plaats van
de lampjes op het instrumentenpaneel) onder de binnenspiegel
(fig. 4) aanwezig; dit display waarschuwt visueel en m.b.v. een
geluidssignaal de achterpassagiers voor een niet juist omgelegde
veiligheidsgordel.
Wendt u voor het permanent uitschakelen van dit systeem tot het
Alfa Romeo Servicenetwerk.
Het SBR-systeem kan uitsluiten m.b.v. het Setup-menu van het dis-
play opnieuw worden ingeschakeld (zie hoofdstuk “1”).
Controleer of de rugleuning aan beide zijden goed
vergrendeld is (“rode band” B-fig. 3niet zichtbaar)
om te voorkomen dat in geval van bruusk rem-
men, de rugleuning naar voren klapt en de passagiers
verwondt.
fig. 4A0J0210m
AB
fig. 3A0J0182m
127-148 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:08 Pagina 129
Page 147 of 250

146VEILIGHEID
Als de airbag in werking treedt, ontsnapt een beetje rook. deze
rook is niet giftig en wordt niet veroorzaakt door brand. Het poe-
der kan wel de huid en ogen irriteren: was zonodig met een neu-
trale zeep en water.
Alle controlewerkzaamheden, reparaties en de vervanging van de
airbag moeten door het Alfa Romeo Servicenetwerk worden uit-
gevoerd.
Aan het einde van de lange levensduur van uw auto moet u con-
tact opnemen met het Alfa Romeo Servicenetwerk om het systeem
buiten werking te laten stellen.
Het in werking treden van de gordelspanners en airbags wordt door
de elektronische regeleenheid bepaald, afhankelijk van het type
ongeval. Als een van deze onderdelen niet in werking treedt, dan
duidt dat niet op een storing in het systeem.Bevestig nooit harde voorwerpen aan de ophang-
haken en de handgrepen.
Steun niet met het hoofd, de armen of de ellebo-
gen tegen het portier, de ruiten of in het gebied
van de headbag om verwondingen tijdens het op-
blazen te voorkomen.
Steek nooit het hoofd, de armen of ellebogen uit
het raam.
WAARSCHUWINGEN
De stoelen mogen niet met water of met stoom worden gerei-
nigd (met de hand of in een automatisch wasapparaat).
De airbags voor en/of zij-airbags voor en achter kunnen worden
geactiveerd bij krachtige stoten aan de onderzijde van de carros-
serie (bijvoorbeeld bij zware botsingen tegen drempels of stoep-
randen of als de auto terecht komt in grote gaten of verzakkin-
gen in het wegdek).Als u de contactsleutel in stand MAR draait en het
lampje
¬gaat niet branden of blijft branden tij-
dens het rijden (bij enkele uitvoeringen verschijnt
op het display ook een bericht), is er mogelijk een storing
in de veiligheidssystemen; in dat geval kunnen de airbags
of gordelspanners niet geactiveerd worden bij een onge-
val of, in een zeer beperkt aantal gevallen, niet op de juis-
te wijze geactiveerd worden. Wendt u onmiddellijk tot het
Alfa Romeo Servicenetwerk om het systeem te laten con-
troleren.
127-148 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:08 Pagina 146
Page 151 of 250

150STARTEN EN RIJDEN
MOTOR STARTEN
BENZINEMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❍trek de handrem aan en zet de versnellingspook in vrij;
❍trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gaspedaal in
te trappen;
❍draai de contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel los zod-
ra de motor is aangeslagen.
WAARSCHUWINGEN
❍Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet u de sleu-
tel terugdraaien in stand STOP voordat u opnieuw start.
❍Als met de contactsleutel in stand MAR het lampje Yop het
instrumentenpaneel (of het symbool op het display) samen
met het lampje
Ublijft branden, draai dan de sleutel in de
stand STOP en vervolgens weer in de stand MAR; als het lamp-
je nog steeds blijft branden, probeer het dan met de andere ge-
leverde sleutels. Als de motor nog niet aanslaat, voer dan een
noodstart uit (zie “Noodstart” in hoofdstuk “4”) en wendt u
tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
❍Laat de start-/contactsleutel niet in stand MAR staan als de
motor stilstaat.
DIESELMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❍trek de handrem aan en zet de versnellingspook in vrij;
❍draai de contactsleutel in stand MAR: op het instrumentenpa-
neel gaan de lampjes
menY(of het symbool op het dis-
play) branden;
❍wacht totdat het lampje (of het symbool op het display) dooft;
❍trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gaspedaal in
te trappen;
❍draai de contactsleutel in de stand AVV, direct nadat het lamp-
je
mis gedoofd. Als u te lang wacht, zijn de voorgloeibou-
gies weer afgekoeld. Laat de sleutel los, zodra de motor is aan-
geslagen.
Als het lampje mgedurende ongeveer 1 minuut
knippert na het starten of tijdens een langdurige
startpoging, duidt dit op een storing in het voor-
gloeisysteem. Als de motor aanslaat, kunt u de auto op
de gewone manier gebruiken, maar wendt u zo snel mo-
gelijk tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
149-158 Alfa NL MiTo 4-07-2008 19:01 Pagina 150