INLEIDING
DAU10110
Welkom in de wereld van Yamaha rijders!
Als eigenaar van de YP400/YP400A profiteert u van Yamaha’s ervaring en technische kennis in het ontwerpen en fabriceren van produc-
ten van topkwaliteit, waarmee Yamaha haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.
Neem rustig de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u plezier zult hebben van alle functies van uw YP400/YP400A.
Deze gebruikershandleiding geeft instructies over bediening, inspectie en onderhoud van de scooter, terwijl ook wordt beschreven hoe u
uzelf en anderen persoonlijk letsel en schade kunt besparen.
De vele tips in deze handleiding helpen u bovendien om uw scooter in optimale conditie te houden. Als er tenslotte toch nog vragen zijn,
aarzel dan niet en neem contact op met de Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u veilig en plezierig rijden toe. En vergeet niet, veiligheid voor alles!
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-14
2
3
4
5
67
8
9
OPMERKING:
Zorg dat de O-ringen correct aanliggen.
8. Breng de onderlegring en de olieaftap-
plug aan en zet de plug dan vast met
het voorgeschreven aanhaalmoment.
OPMERKING:
Controleer of de onderlegring correct aan-
ligt.
9. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motorolie,
monteer dan de olievuldop en zet deze
vast.
LET OP:
DCA11670
Gebruik geen olie met een
“CD”-dieselspecificatie of een ho-
gere kwaliteit dan gespecificeerd.
Gebruik ook geen olie met een
“ENERGY CONSERVING II” of ho-
gere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
10. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
11. Stel de indicator olieverversing op de
volgende wijze terug.
Terugstellen van de indicator oliever-
versing
1. Draai de sleutel naar “ON”.
2. Houd de “OIL CHANGE”-knop inge-drukt voor twee tot acht seconden.
3. Laat de “OIL CHANGE”-knop los, de
indicator olieverversing zal nu uitgaan.
OPMERKING:
Als de motorolie werd ververst voordat de
indicator olieverversing brandde (dus voor-
dat de intervalperiode voor olieverversing
was verstreken), moet de indicator na de
olieverversing worden teruggesteld zodat
het eerstvolgende tijdstip voor olieverver-
sing weer correct wordt aangegeven. Volg
de hierboven beschreven werkwijze om de
indicator olieverversing terug te stellen
voordat de olieverversingstermijn is verstre-
ken, maar kijk wel of de indicator ca. 1.4 se-
conde brandt nadat de “OIL
CHANGE”-knop is losgelaten; zo niet, her-
haal dan de procedure.
Aanhaalmoment:
Bevestigingsbout oliefilterdeksel:
10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug:
20 Nm (2.0 m·kgf, 14.5 ft·lbf)
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van oliefilterele-
ment:
1.50 L (1.59 US qt) (1.32 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterelement:
1.70 L (1.80 US qt) (1.50 Imp.qt)
1. “OIL CHANGE”-knop
1
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-17
1
2
3
4
5
6
7
8
9
LET OP:
DCA10471
Als er geen koelvloeistof voorhan-
den is, gebruik in plaats daarvan
dan gedistilleerd water of zacht lei-
dingwater. Gebruik geen hard water
of zout water, hierdoor kan de mo-
tor worden beschadigd.
Vervang, indien water in plaats van
koelvloeistof is gebruikt, het water
zo snel mogelijk door koelvloeistof.
Anders is het koelsysteem niet be-schermd tegen vorst en corrosie.
Als water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, vraag dan zo snel mo-
gelijk een Yamaha dealer het anti-
vriespercentage van de
koelvloeistof te controleren, anders
zal de koelvloeistof minder effectief
zijn.
WAARSCHUWING
DWA10380
Verwijder de koelvloeistofradiator-
vuldop nooit terwijl de motor nog heet is.
6. Monteer het koelvloeistofreservoir
door de schroef aan te brengen.
7. Plaats de voetplaatmat aan de rech-
terzijde in de oorspronkelijke positie.
OPMERKING:
De radiatorkoelvin schakelt automa-
tisch aan of uit, afhankelijk van de tem-
peratuur van de koelvloeistof in de
koelvloeistofradiator.
Als de motor oververhit raakt, staan op
pagina 6-38 nadere instructies ver-
meld.
DAU34204
Luchtfilterelementen,
aftapslangen en
luchtfilterelement in
V-snaarbehuizing
De luchtfilterelementen en het luchtfilterele-
ment in de V-snaarbehuizing moeten wor-
den gereinigd volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema. Reinig alle luchtfilterele-
menten vaker als u in zeer stoffige of
vochtige gebieden rijdt.
Luchtfilterelementen vervangen
1. Zet de scooter op de middenbok.
OPMERKING:
Werk als volgt bij beide luchtfilterelemen-
ten.
2. Verwijder het deksel van het luchtfilter-
huis door de rubber dop en de schroe-
ven te verwijderen.
1. Merkstreep minimumniveau
2. Merkstreep maximumniveau
3. Dop koelvloeistofreservoir
Inhoud koelvloeistofreservoir (tot
aan de merkstreep voor maximumni-
veau):
0.32 L (0.34 US qt) (0.28 Imp.qt)
1
2
3
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-27
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU23111
Controleren en smeren van
gasgreep en gaskabel
De werking van de gasgreep hoort vooraf-
gaand aan elke rit te worden gecontroleerd.
Smeer ook de gaskabel volgens de interval-
tijden gespecificeerd in het periodiek onder-
houdsschema.
DAU23170
Smeren van voor- en
achterremhendels
De scharnierpunten van de voor- en achter-
remhendels moeten worden gesmeerd vol-
gens de intervalperioden voorgeschreven
in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
DAU23211
Controleren en smeren van
middenbok en zijstandaard
De werking van de middenbok en de zij-
standaard moet voorafgaand aan elke rit
worden gecontroleerd en de scharnierpun-
ten en de metaal-op-metaal contactvlakken
moeten indien nodig worden gesmeerd.
Aanbevolen smeermiddel:
Lithiumvet (universeel vet)
VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
7-2
1
2
3
4
5
6
7
8
9
vries of elektrolyt.
Gebruik geen hogedrukreinigers of
stoomreinigers, omdat dan op de
volgende plaatsen water kan door-
dringen en zo schade kan ontstaan:
afdichtingen (van wiel- en achter-
bruglagers, voorvork en remmen),
elektrische componenten (kabel-
stekkers, messtekkers, instrumen-
ten, schakelaars en verlichting),
beluchtings- en ontluchtingsslan-
gen.
Bij scooters met een kuipruit: ge-
bruik geen bijtende reinigingsmid-
delen of harde sponzen, deze
veroorzaken dofheid en laten kras-
jes achter. Sommige reinigingsmid-
delen voor kunststof laten
eveneens krasjes achter op de
kuipruit. Test het product op een
klein, niet-zichtbaar gedeelte van de
kuipruit om zeker te zijn dat geen
sporen achterblijven op de kuipruit.
Als de kuipruit krasjes vertoont,
breng dan na wassen een hoog-
waardige polish voor gebruik op
kunststof aan.
Na normaal gebruik
Verwijder vuil met warm water, zachte zeep
en een zachte, schone spons en spoel dangrondig met schoon water. Gebruik een tan-
denborstel of een flessenborstel op moeilijk
bereikbare plekken. Hardnekkig vastzittend
vuil en insectenresten laten gemakkelijker
los als de bewuste plek alvorens te reinigen
een paar minuten met een vochtige doek
wordt bedekt.
Na rijden in regen, aan de kust of op bepe-
kelde wegenZilte zeelucht en wegenzout waarmee we-
gen ’s winters worden bestrooid hebben in
combinatie met water een zeer corrosieve
werking; handel daarom als volgt na een rit
in een regenbui, nabij de kust of op bepe-
kelde wegen.OPMERKING:
’s Winters gestrooid wegenzout kan nog tot
in de lente aanwezig blijven.
1. Reinig de scooter met koud water en
zachte zeep nadat de machine is afge-
koeld.
LET OP:
DCA10790
Gebruik geen heet water, dit versterkt de
corrosieve werking van het zout.
2. Breng met een spuitbus een corrosie-
werend middel aan op alle metalen de-
len, ook op verchroomde envernikkelde componenten, om zo cor-
rosie te voorkomen.
Na reiniging
1. Droog de scooter met een zeemleren
lap of een vochtabsorberende doek.
2. Gebruik een chroompolish om ver-
chroomde, aluminium en roestvrijsta-
len delen te doen glanzen, ook het
uitlaatsysteem. (Zelfs thermische ver-
kleuringen op roestvrijstalen uitlaat-
systemen kunnen door oppoetsen
worden verwijderd.)
3. Het is aan te bevelen om met een
spuitbus een corrosiewerend middel
aan te brengen op alle metalen delen,
ook op verchroomde en vernikkelde
componenten, om zo corrosie te voor-
komen.
4. Gebruik oliespray als universeel
schoonmaakmiddel om eventueel nog
achtergebleven vuil te verwijderen.
5. Werk kleine lakbeschadigingen bij ver-
oorzaakt door steenslag e.d.
6. Zet alle gelakte oppervlakken in de
was.
7. Laat de scooter volledig drogen alvo-
rens te stallen of af te dekken.
WAARSCHUWING
DWA10940
Controleer of er geen olie of was op
VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
7-3
2
3
4
5
6
78
9
de wielen of de remmen zit. Reinig
de remschijven en remvoeringen
indien nodig met een normale rem-
schijfreiniger of aceton en spoel de
banden schoon met lauw water en
een mild reinigingsmiddel.
Test voor u de scooter in gebruik
neemt eerst de remwerking en het
weggedrag in bochten.
LET OP:
DCA10800
Breng een geringe hoeveelheid
oliespray en was aan en verwijder
overtollige hoeveelheden.
Breng oliespray of was nooit aan op
rubber of kunststof delen, behandel
deze met een daartoe bestemd ver-
zorgingsmiddel.
Vermijd het gebruik van schurende
poetsmiddelen, deze tasten de lak
aan.
OPMERKING:
Vraag een Yamaha dealer om advies over
de te gebruiken producten.
DAU36560
Stalling
Korte termijn
Stal uw scooter steeds op een koele en dro-
ge plek en bescherm indien nodig tegen
stof met een luchtdoorlatende stallinghoes.
LET OP:
DCA10820
Als de scooter wordt gestald in een
slecht geventileerde ruimte of in
vochtige toestand wordt afgedekt
met een dekzeil, zal water en vocht
kunnen binnendringen en roestvor-
ming veroorzaken.
Voorkom corrosie door de machine
niet te stallen in een vochtige kel-
der, een stal (i.v.m. de aanwezig-
heid van ammoniakdamp) en in een
opslagruimte voor sterke chemica-
liën.
Lange termijn
Alvorens uw scooter gedurende meerdere
maanden aaneen te stallen:
1. Volg alle instructies op in de paragraaf
“Verzorging” in dit hoofdstuk.
2. Vul de brandstoftank en voeg een sta-
bilisatoradditief (indien verkrijgbaar)
toe om roestvorming in de tank en
achteruitgang van de brandstof tevoorkomen.
3. Voer de volgende stappen uit om de
cilinder, de zuigerveren etc. te be-
schermen tegen corrosie.
a. Verwijder de bougiedop en de bou-
gie.
b. Giet een theelepel motorolie in het
bougiegat.
c. Breng de bougiedop aan op de
bougie en leg dan de bougie zoda-
nig op de cilinderkop dat de elek-
troden aan massa liggen. (Dit
voorkomt vonken tijdens de vol-
gende stap.)
d. Laat de motor een paar keer rond-
draaien op de startmotor. (De cilin-
derwand wordt zo geolied.)
e. Haal de bougiedop los van de bou-
gie en breng dan de bougie en de
bougiedop weer aan.
WAARSCHUWING
DWA10950
Om schade of letsel door vonkvorming
te voorkomen, moeten de bougie-elek-
troden aan massa liggen terwijl de motor
wordt rondgedraaid.
4. Smeer alle bedieningskabels en
scharnierpunten van alle hendels en
pedalen en van de zijstandaard/mid-
denbok.
5. Controleer de bandspanning en corri-