Page 25 of 72

3-9
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU1044D
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Zadel
Bagagehaak
Helmbevestiging
DAU13891
ZadelZAUM00**Openen van het zadel
1. Steek de sleutel in het slot en draai
deze dan zoals afgebeeld.
2. Klap het zadel omhoog.
Sluiten van het zadel
1. Klap het zadel omlaag en druk dan
aan om te vergrendelen.
2. Neem de sleutel uit.OPMERKING:
Controleer of het zadel stevig is vergren-
deld alvorens te gaan rijden.
DAUT2050
BagagehaakZAUM00**
1
1. BagagehaakDe bagagehaak bevindt zich onder het
zadel. (Zie pagina 3-9.)
DWAT1030
X@● ●● ●
●
Overschrijd het maximumlaad-
gewicht van 1.0 kg (2.2 lb) voor
de bagagehaak niet.
● ●● ●
●
Overschrijd het maximumlaad-
gewicht van 177 kg (390 lb) voor
de machine niet.
DAUT2040
HelmbevestigingZAUM00**
1
1. HelmbevestigingDe helmbevestiging bevindt zich onder
het zadel.
Om een helm aan de helm-
bevestiging te bevestigen
1. Open het zadel. (Zie pagina 3-9.)
2. Trek de helmbevestiging omhoog.
3. Bevestig de helm aan de helm-
bevestiging en druk de helm-
bevestiging daarna omlaag.
4. Sluit het zadel stevig af.
DWA10160
X@Rijd nooit met een helm bevestigd
aan de helmbevestiging, de helm kan
15P-F819D-D0_ch3.pmd2007/06/22, 19:21 9
Page 26 of 72

3-10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU1044D
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGENOpbergcompartiment
zo voorwerpen raken waardoor de
machine mogelijk onbestuurbaar
wordt en een ongeval niet uitgeslo-
ten is.Om een helm los te maken van de
helmbevestiging
1. Open het zadel, trek de helm-
bevestiging omhoog, haal de helm
van de helmbevestiging, en druk de
helmbevestiging daarna omlaag.
2. Sluit het zadel stevig af.
DAU14451
OpbergcompartimentZAUM00**
1
1. OpbergcompartimentHet opbergcompartiment bevindt zich
onder het zadel. (Zie pagina 3-9.)
DWA10961
X@● ●● ●
●
Overschrijd het maximumlaad-
gewicht van 5 kg (11 lb) voor het
opbergcompartiment niet.
● ●● ●
●
Overschrijd het maximum-
gewicht van 177 kg (390 lb) voor
het voertuig niet.
Als de handleiding of andere documen-
tatie in het opbergcompartiment wordt
opgeborgen, doe ze dan in een plasticzak om nat worden te voorkomen. Zorg
bij het wassen van de machine dat geen
water het opbergcompartiment kan bin-
nendringen.
15P-F819D-D0_ch3.pmd2007/06/22, 19:21 10
Page 27 of 72

4-1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU15580
CONTROLES VOOR HET STARTEN
DAU15580
CONTROLES VOOR HET STARTEN
DAU15593
De eigenaar is verantwoordelijk voor de conditie van zijn of haar machine. Vitale onderdelen kunnen bijvoorbeeld bij
blootstelling aan weer en wind vrij snel en onverwachts achteruitgaan, ook als de machine niet wordt gebruikt. Eventuele
schade, vloeistoflekkage of het wegvallen van de bandspanning kan ernstige gevolgen hebben. Het is daarom van belang
om voorafgaand aan elke rit een visuele inspectie uit te voeren en bovendien de volgende punten te controleren.OPMERKING:
Voordat de machine wordt gebruikt moet telkens een korte algemene controle worden uitgevoerd. Zo’n inspectie neemt
maar weinig tijd in beslag en de hiermee gegarandeerde veiligheid is die tijd alleszins waard.
DWA11150
X@Als een onderdeel uit de Controlelijst voor gebruik niet naar behoren werkt, laat het dan controleren en repareren
alvorens de machine te gebruiken.
15P-F819D-D0_ch4.pmd2007/06/20, 20:11 1
Page 28 of 72

4-2
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU15580
CONTROLES VOOR HET STARTENControlelijst voor gebruik
DAU15605
Controlelijst voor gebruik
ITEM CONTROLES PAGINA
Brandstof• Controleer het brandstofniveau in de brandstoftank.
• Vul indien nodig brandstof bij.
• Controleer de brandstofleiding op lekkage.3-
7
Motorolie• Controleer het olieniveau in de motor.
• Vul indien nodig het aanbevolen type olie bij tot aan het voorgeschreven niveau.
• Controleer de machine op olielekkage.6-7
Versnellingsbakolie• Controleer de machine op olielekkage. 6-9
Koelvloeistof• Controleer het koelvloeistofniveau in het reservoir.
• Vul indien nodig de aanbevolen koelvloeistof bij tot aan het voorgeschreven
niveau.
• Controleer het koelsysteem op lekkage.6-10
Voorrem• Controleer de werking.
• Smeer indien nodig de kabel.
• Controleer de vrije slag van de koppelingshendel.
• Stel indien nodig bij.6-15,6-16
Achterrem• Controleer de werking.
• Smeer indien nodig de kabel.
• Controleer de vrije slag van de koppelingshendel.
• Stel indien nodig bij.6-16
~6-17
Gasgreep• Controleer of de werking soepel is.
• Controleer de vrije slag van de kabel.
• Vraag indien nodig de Yamaha dealer om de vrije slag van de kabel af te stellen,
en de kabel en het kabelhuis te smeren.6-17
Wielen en banden• Controleer op schade.
• Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.
• Controleer de bandspanning.
• Corrigeer indien nodig.6-13~6-15
Remhendels• Controleer of de werking soepel is.
• Smeer indien nodig de hendelscharnierpunten.6-17
15P-F819D-D0_ch4.pmd2007/06/20, 20:11 2
Page 29 of 72
4-3
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU15580
CONTROLES VOOR HET STARTEN
Middenbok• Controleer of de werking soepel is.
• Smeer indien nodig het scharnierpunt.6-18
Framebevestigingen• Controleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgezet.
• Zet indien nodig vast.-
Instrumenten, verlichting,
signaleringssysteem en
schakelaars• Controleer de werking.
• Corrigeer indien nodig.3-2,3-5 ITEM CONTROLES PAGINA
15P-F819D-D0_ch4.pmd2007/06/20, 20:11 3
Page 30 of 72

5-1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU15942
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIEStarten van de motor
DAU15942
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
DAU15980
DWA10870
X@● ●● ●
●
Zorg dat u volkomen vertrouwd
bent met alle bedieningsfuncties
en hun werking voordat u gaat
rijden. Informeer bij een Yamaha
dealer als u de werking van een
schakelaar of functie niet volko-
men begrijpt.
● ●● ●
●
Start de motor nooit in een af-
gesloten ruimte en laat deze
hierin ook niet lange tijd aaneen
draaien. Uitlaatgassen zijn giftig
en het inademen ervan kan al
binnen korte tijd leiden tot be-
wusteloosheid en dodelijk letsel.
Controleer altijd of er voldoende
ventilatie is.
● ●● ●
●
Start de motor om veiligheids-
redenen te allen tijde met de
middenbok naar beneden.
DAUT2250
Starten van de motor
DCA10250
<>Zie pagina 5-3 voor instructies over
het inrijden van de motor alvorens
de machine in gebruik wordt geno-
men.1. Draai de sleutel naar “ON”.
DCAT1070
<>De waarschuwingslampjes voor
motorstoring en de koelvloeistof-
temperatuur moeten enkele secon-
den oplichten en daarna weer uit-
gaan. Als deze waarschuwingsla-
mpjes niet uitgaan, laat hun elektri-
sche circuits dan controleren door
een Yamaha dealer.2. Sluit de gasklep volledig.
3. Start de motor door de startknop
in te drukken terwijl de voor- of
achterrem wordt bekrachtigd.OPMERKING:
Als de motor niet wil starten, laat dan
de startknop los, wacht een paar se-conden en probeer het dan opnieuw.
Iedere startpoging moet zo kort moge-
lijk duren om de accu te sparen. Laat
de startmotor nooit langer dan 5 secon-
den aaneen draaien. Probeer de kick-
starter als de motor niet via de start-
motor wil aanslaan.
DCA11040
<>Trek nooit snel op terwijl de motor
nog koud is, dit verkort de levens-
duur van de motor!
15P-F819D-D0_ch5.pmd2007/06/20, 20:11 1
Page 31 of 72

5-2
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU15942
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
Wegrijden
Sneller en langzamer rijden
Remmen
DAU16760
WegrijdenOPMERKING:
Laat de motor warmdraaien voordat u
wegrijdt.1. Houd met uw linkerhand de achter-
remhendel ingedrukt, houd met uw
rechterhand de rechterhandgreep
vast en duw de scooter van de
middenbok af.
2. Ga schrijlings op het zadel zitten
en stel de achteruitkijkspiegels af.
3. Zet de richtingaanwijzer aan.
4. Controleer op tegemoetkomend
verkeer en draai voorzichtig aan de
gasgreep (rechts) om weg te rijden.
5. Schakel de richtingaanwijzer uit.
DAU16780
Sneller en langzamer rijdenZAUM00**
(a) (b)
De rijsnelheid wordt geregeld door de
gasgreep open of dicht te draaien. Draai
de gasgreep richting (a) om sneller te
gaan rijden. Draai de gasgreep richting
(b) om langzamer te gaan rijden.
DAU16792
Remmen1. Sluit de gasklep volledig.
2. Knijp de voor- en achterremmen
gelijktijdig in en oefen geleidelijk
meer druk uit.
DWA10300
X@● ●● ●
●
Vermijd hard en abrupt remmen
(met name wanneer u naar één
kant overhelt). De scooter zou
namelijk kunnen slippen of om-
vallen.
● ●● ●
●
Spoorwegovergangen, tram-
rails, ijzeren platen gebruikt in
de wegenbouw en putdeksels
worden in natte toestand zeer
glad. U dient deze obstakels
daarom met aangepaste snel-
heid te naderen en voorzichtig
te passeren.
● ●● ●
●
Onthoud dat remmen op een nat
wegdek veel moeilijker is.
● ●● ●
●
Rijd langzaam heuvelafwaarts,
remmen kan tijdens afdalingen
soms lastig zijn.
15P-F819D-D0_ch5.pmd2007/06/20, 20:11 2
Page 32 of 72

5-3
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU15942
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIEInrijperiode
Parkeren
DAU16830
InrijperiodeDe belangrijkste periode in de levens-
duur van het motorblok is de tijd tussen
0 en 1000 km (600 mi). Lees daarom
de volgende informatie aandachtig door.
Omdat het motorblok gloednieuw is,
mag dit gedurende de eerste 1000 km
(600 mi) niet te zwaar worden belast.
De verschillende onderdelen van de
motor slijten op elkaar in totdat de juiste
bedrijfsspelingen zijn bereikt. Rijd tij-
dens deze periode nooit langdurig vol-
gas en vermijd ook andere manoeuvres
die tot oververhitting van de motor kun-
nen leiden.
DAU16950
0 ~ 150 km (0 ~ 90 mi)
Rijd niet langdurig met de gasgreep
meer dan 1/3 open gedraaid.
Zet de motor steeds af nadat hij een
uur heeft gedraaid en laat hem dan vijf
tot tien minuten lang afkoelen.
Varieer van tijd tot tijd het motor-
toerental. Laat de motor niet steeds in
één vaste stand van de gasgreep
draaien.150 ~ 500 km (90 ~ 300 mi)
Houd de gasgreep niet langdurig voor-
bij halverwege opengedraaid.
Gebruik de motor in alle versnellingen,
maar draai het gas nooit helemaal open.
500 ~ 1000 km (300 ~ 600 mi)
Houd de gasgreep niet langdurig voor-
bij driekwart opengedraaid.
DCA10350
<>Nadat de eerste 1000 km (600 mi) zijn
afgelegd, moet de motorolie worden
ververst en de olieaanzuigzeef wor-
den vervangen.1000 km (600 mi) en verder
Laat de motor niet langdurig volgas
draaien. Varieer zo nu en dan de snel-
heid.
DCA10270
<>Als tijdens de inrijperiode motor-
schade optreedt, vraag dan direct
een Yamaha dealer de machine te
controleren.
DAU17212
ParkerenZet om te parkeren de motor af en neem
dan de sleutel uit het contactslot.
DWA10310
X@● ●● ●
●
De motor en het uitlaatsysteem
kunnen zeer heet worden, par-
keer dus op een plek waar voet-
gangers of kinderen niet gemak-
kelijk met deze onderdelen in
aanraking kunnen komen.
● ●● ●
●
Parkeer niet op een helling of op
een zachte ondergrond, de ma-
chine zou dan kunnen omvallen.
DCA10380
<>Parkeer nooit op een plek waar
sprake is van brandgevaar, zoals op
droog gras of nabij ander ontvlam-
baar materiaal.
15P-F819D-D0_ch5.pmd2007/06/20, 20:11 3