Page 95 of 338
“FOLLOW ME HOME” SYSTEEM
Met dit systeem kan de ruimte voor de auto een bepaalde tijd worden
verlicht.
Inschakelen
Trek met de contactsleutel in stand STOP of uitgenomen, de linker
hendel binnen 2 minuten na het uitzetten van de motor naar het
stuur.
Telkens als u de hendel bedient, blijft de verlichting 30 seconden lan-
ger branden, tot een maximum van 210 seconden; hierna schakelt de
verlichting automatisch uit.
Telkens als de hendel wordt bediend, gaat ook het controlelampje
3branden en verschijnt er een bericht op het display (zie het
hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
Uitschakelen
Houd de hendel langer dan 2 seconden naar het stuur getrokken.
94
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
L0D0070m
Page 96 of 338

95
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
SCHEMERSENSOR (automatisch inschakelende koplampen)
(indien aanwezig)
Deze sensor is in staat om de verschillen in sterkte van het omge-
vingslicht waar te nemen op basis van de ingestelde gevoeligheid: hoe
hoger de gevoeligheid, hoe minder buitenlicht er nodig is om de ver-
lichting in te schakelen. De gevoeligheid van de sensor kan worden
ingesteld via het “Instelmenu” van het “multifunctionele display”.
Inschakelen
Draai de draaiknop in stand
2A: op deze manier gaan, afhankelijk
van de sterkte van het buitenlicht, de buitenverlichting en de dim-
lichten automatisch branden.
Als de schemersensor is ingeschakeld, verschijnt op het multifunctio-
nele display de ingestelde gevoeligheid van de sensor. Tijdens de
weergave kan de gevoeligheid worden gewijzigd met de toetsen +en
–.
Uitschakelen
Als via de sensor het commando voor uitschakeling wordt gegeven,
wordt het dimlicht uitgeschakeld en vervolgens, na ongeveer 10
seconden, de buitenverlichting.
Als tijdens de automatische verlichting het grootlicht
(handmatig door de gebruiker) wordt ingeschakeld, dan wordt het
grootlicht uitgeschakeld als de verlichting automatisch uitschakelt.
BELANGRIJK De schemersensor is niet in staat om mist te signale-
ren. Daarom moet bij mist de verlichting handmatig worden inge-
schakeld.L0D0072m
L0D0025m
Page 102 of 338

101
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
CRUISE-CONTROL (snelheidsregelaar - indien
aanwezig)
Dit is een elektronisch hulpmiddel, waardoor de auto (bij een snel-
heid boven 30 km/h) op lange, rechte en droge trajecten en bij wei-
nig verandering in de rij-omstandigheden (bijv. snelwegen), met een
constante en vooraf ingestelde snelheid blijft rijden zonder het gaspe-
daal te hoeven bedienen. Het gebruik van dit systeem biedt geen
voordelen in druk verkeer. Gebruik dit systeem niet in de stad.
SYSTEEM INSCHAKELEN
Draai de draaiknop A in stand ON.
Het systeem kan alleen worden ingeschakeld in de vierde of vijfde
versnelling. Op afdalingen kan bij ingeschakelde cruise-control de
snelheid iets oplopen ten opzichte van de opgeslagen snelheid.
Als het systeem is ingeschakeld, brandt het controlelampje
Üop het
instrumentenpaneel en verschijnt er een bericht (bepaalde uitvoerin-
gen) op het multifunctionele display.
L0D0076m
Page 110 of 338

109
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR
Deze veiligheidsschakelaar bevindt zich onder het dashboard naast de
portierstijl aan passagierszijde. Om de schakelaar te bereiken, moet u
de bekleding verplaatsen. De schakelaar springt omhoog bij een
ongeval, waardoor de toevoer van brandstof wordt gestopt en de
motor afslaat.
Als het systeem is ingeschakeld, brandt het controlelampje èop het
instrumentenpaneel en verschijnt er een bericht (bepaalde
uitvoeringen) op het instelbare multifunctionele display.
Controleer de auto zorgvuldig op brandstoflekkage, bijvoorbeeld in de
motorruimte, onder de auto of in de nabijheid van de brandstoftank.
Als u geen brandstoflekkage waarneemt en de auto kan nog verder
rijden, druk dan op de knop A om de brandstoftoevoer weer te
herstellen en de verlichting weer in te schakelen.
Draai na een ongeval de contactsleutel in stand STOP om te
voorkomen dat de accu ontlaadt.
ATTENTIEAls u na een ongeval een brandstoflucht ruikt of merkt dat het brandstofsysteem
lekt, druk dan de schakelaar niet weer terug, zodat brand wordt voorkomen.
L0D0085m
Page 122 of 338

121
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
BAGAGERUIMTE
De achterklep (indien ontgrendeld) kan alleen van buitenaf geopend
worden met behulp van een elektrische ontgrendelhendel boven de
kentekenplaathouder.
De achterklep kan bovendien altijd worden geopend als de portieren
van de auto ontgrendeld zijn.
In het instelmenu op het display van het instrumentenpaneel (zie
“Instelbaar multifunctioneel display” in dit hoofdstuk) kan de
keuzemogelijkheid “Achterklep onafhankelijk ontgrendelen” worden
geselecteerd: op deze manier wordt de achterklep niet gelijktijdig met
de portieren ontgrendeld; druk op de knop
Rop de
afstandsbediening om de achterklep te ontgrendelen/openen.
Als de achterklep wordt geopend, knipperen de richtingaanwijzers
twee keer.
L0D0104m
L0D0016m
HANDMATIGE RUITBEDIENING ACHTER
(indien aanwezig)
Open of sluit de ruiten met de betreffende slinger.
L0D0156m
Page 130 of 338

129
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
Koplampverstelling
De koplampen kunnen worden afgesteld met de knoppen
en Òop
het dashboard.
Op het display wordt de stand aangegeven.
Stand 0 - een of twee personen op de voorstoelen.
Stand 1 - vijf personen.
Stand 2 - vijf personen + bagage.
Stand 3 - bestuurder + maximale lading in de bagageruimte.
BELANGRIJK Controleer de afstelling van de koplampen telkens als
het gewicht van de lading wijzigt.
KOPLAMPAFSTELLING IN HET BUITENLAND
De dimlichten zijn afgesteld voor gebruik in het land waarin de auto
is verkocht. In landen waar op de andere weghelft wordt gereden,
moeten, om tegenliggers niet te verblinden, delen van de koplamp
worden afgedekt (zie voor de plaats en afmetingen de afbeeldingen).
Gebruik voor het afplakken ondoorzichtige tape.
De afbeeldingen hebben betrekking op de overgang van een land
waar links wordt gereden naar een land waar rechts wordt gereden.
L0D0116m
L0D0118m
L0D0119m
Page 131 of 338

130
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
ABS
Het ABS dat geïntegreerd is in het remsysteem,
voorkomt dat tijdens het remmen de wielen
blokkeren, ongeacht de conditie van het wegdek en
de pedaaldruk, en verhindert daarmee het
doorslippen van een of meerdere wielen. Hierdoor
blijft de auto bestuurbaar, zelfs bij noodstops.
Het systeem wordt gecompleteerd met een
elektronische remdrukverdeling EBD (Electronic
Braking Force Distribution), die de remdruk
verdeelt tussen de voor- en achterwielen.
BELANGRIJK Voor een maximale werking van het
remsysteem is een inrijperiode nodig van ongeveer
500 km: in deze periode moet bruusk, herhaaldelijk
en langdurig remmen worden vermeden.ACTIVERING VAN HET SYSTEEM
Als het ABS in werking is getreden, merkt de
bestuurder dit aan een trilling in het rempedaal, die
gepaard gaat met enig geluid: dit geeft aan dat het
noodzakelijk is uw snelheid aan te passen aan de
beschikbare grip op het wegdek.
Als het ABS in werking treedt, dan is de grip van de
banden op het wegdek beperkt: u dient uw snelheid
te verlagen en aan te passen aan de beschikbare
grip.
STORINGSMELDINGEN
Storing in ABS
Bij een storing brandt het waarschuwingslampje
>
op het instrumentenpaneel en verschijnt er een bericht
(bepaalde uitvoeringen) op het instelbare
multifunctionele display (zie het hoofdstuk “Lampjes
en berichten”). In dat geval blijft het remsysteem
normaal werken, maar zonder de mogelijkheden van
het ABS. Rijd voorzichtig naar de dichtstbijzijnde
Lancia-dealer om het systeem te laten controleren.
Als het ABS in werking treedt, dan is de grip van de banden op het wegdek
beperkt: u dient uw snelheid te verlagen en aan te passen aan de beschikbare grip.
ATTENTIE
Het ABS maakt zoveel mogelijk gebruik van de beschikbare grip maar kan deze
niet verhogen. Daarom moet op gladde weggedeelten altijd voorzichtig worden
gereden en mogen er geen onnodige risico’s worden genomen.
ATTENTIE
Page 132 of 338

131
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
Storing in EBD
Bij een storing branden de waarschuwingslampjes
>en xop het instrumentenpaneel en verschijnt er
een bericht (bepaalde uitvoeringen) op het
multifunctionele display (zie het hoofdstuk
“Lampjes en berichten”).In dit geval kunnen bij krachtig remmen de
achterwielen vroegtijdig blokkeren waardoor de
auto kan gaan slippen. Rijd zeer voorzichtig naar de
dichtstbijzijnde Lancia-dealer om het systeem te
laten controleren.
ATTENTIE
Als het ABS in werking treedt, merkt u dat aan een trilling in het rempedaal.
Verlaag de remdruk niet maar houd het rempedaal juist goed ingetrapt; op deze
manier hebt u de kortste remweg in relatie tot de conditie van het wegdek.
ATTENTIE
Als het waarschuwingslampje xop het instrumentenpaneel gaat branden (bij
bepaalde uitvoeringen verschijnt op het multifunctionele display ook een bericht),
stop dan onmiddellijk en wendt u tot de Lancia-dealer. Als er vloeistof lekt uit het
hydraulische systeem, wordt de werking van zowel het conventionele remsysteem
als het ABS in gevaar gebracht.