ABSOLUUT LEZEN!
K
BRANDSTOF TANKEN
Benzinemotoren: tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON die voldoet aan
de Europese specificatie EN 228.
Dieselmotoren: tank uitsluitend diesel voor motorvoertuigen conform de Europese specificatie EN590. Het ge-
bruik van andere producten of mengsels kan de motor onherstelbaar beschadigen en het vervallen van de garantie
tot gevolg hebben.
MOTOR STARTEN
Benzinemotoren: controleer of de handrem is aangetrokken; zet de versnellingspook in vrij; trap het koppelings-
pedaal volledig in, maar trap het gaspedaal niet in; draai vervolgens de start-/contactsleutel in stand AVVen laat de
sleutel los zodra de motor aanslaat.
Dieselmotoren: draai de start-/contactsleutel in stand MARen wacht tot de waarschuwingslampjes
Y(of het sym-
bool op het display) en mdoven; draai de start-/contactsleutel in stand AVVen laat de sleutel los zodra de
motor aanslaat.
PARKEREN BOVEN BRANDBARE MATERIALEN
Onder normale bedrijfsomstandigheden bereikt de katalysator hoge temperaturen. Parkeer daarom niet boven gras,
droge bladeren, dennennaalden of ander brandbaar materiaal: brandgevaar.
BESCHERMING VAN HET MILIEU
De auto is uitgerust met een diagnosesysteem, dat continu controles uitvoert op de componenten die van invloed
zijn op de uitlaatgasemissie zodat overmatige vervuiling van het milieu wordt voorkomen.
4
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING DASHBOARD ...................................................................... 5
INSTRUMENTENPANEEL ................................................. 6
SYMBOLEN ........................................................................... 7
FIAT CODE ........................................................................... 7
DE SLEUTELS ........................................................................ 8
DIEFSTALALARM ................................................................ 12
START-/CONTACTSLOT ................................................. 14
INSTRUMENTEN ................................................................ 15
DIGITAAL DISPLAY............................................................. 17
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY ..................................... 22
TRIP COMPUTER................................................................. 31
ZITPLAATSEN ...................................................................... 33
SCHEIDINGSWANDEN..................................................... 36
HOOFDSTEUNEN .............................................................. 38
STUURWIEL ......................................................................... 39
SPIEGELS ................................................................................ 39
KLIMAATREGELING........................................................... 41
VERWARMING EN VENTILATIE .................................... 43
HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING ..................... 46BUITENVERLICHTING ...................................................... 49
RUITEN REINIGEN ............................................................. 51
PLAFONDVERLICHTING ................................................. 53
BEDIENINGSORGANEN .................................................. 56
INTERIEURUITRUSTING .................................................. 58
PORTIEREN .......................................................................... 61
RUITBEDIENING ................................................................. 66
BAGAGERUIMTE ................................................................. 67
MOTORKAP ......................................................................... 70
IMPERIAAL/SKIDRAGER ................................................... 72
KOPLAMPEN ........................................................................ 73
ABS ..........................................................................................74
EOBD-SYSTEEM ................................................................... 76
PARKEERSENSOREN ......................................................... 77
AUTORADIO ....................................................................... 79
ELEKTRISCHE/ELEKTRONISCHE SYSTEMEN
MONTEREN........................................................................... 80
TANKEN MET DE AUTO ..................................................81
BESCHERMING VAN HET MILIEU ................................. 82
D
D D D
A A A A
S S S S
H H H H
B B B B
O O O O
A A A A
R R R R
D D D D
E E E E
N N N N
B B B B
E E E E
D D D D
I I I I
E E E E
N N N N
I I I I
N N N N
G G G G
68
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
HOEDENPLANK VERWIJDEREN
(Combi-uitvoeringen)
De hoedenplank fig. 80bestaat uit twee
delen. Ga voor volledige verwijdering als
volgt te werk:
❒open de achterdeuren;
❒haak de pen A-fig. 82los uit de zitting
en plaats het voorste deel A-fig. 81
omhoog;
❒haak de pennen Ben C-fig. 82los uit
de zittingen en plaats het achterste deel
B-fig. 81omhoog;Als de achterbank volledig is omgeklapt,
verwijder de hoedenplank dan zoals hier-
voor is beschreven en plaats hem dwars
tussen de rugleuningen van de voorstoe-
len en de omgeklapte achterbank.
Voer voor het terugplaatsen van de hoe-
denplank de beschreven handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
fig. 80F F0
0T
T0
00
06
61
1m
mfig. 81
A
A
F F0
0T
T0
00
06
62
2m
mfig. 82
AAA
F F0
0T
T0
00
06
63
3m
m
Het is absoluut verboden de
achterbank met neergeklap-
te rugleuning te gebruiken voor het
vervoer van lading of bagage. De la-
ding kan tegen de rugleuning van de
voorstoelen worden geworpen, waar-
door de inzittenden ernstig kunnen
worden verwond.
ATTENTIE
74
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ABS
Het ABS dat geïntegreerd is in het rem-
systeem, voorkomt dat tijdens het rem-
men de wielen blokkeren, ongeacht de
conditie van het wegdek en de pedaaldruk,
en verhindert daarmee het doorslippen
van een of meerdere wielen. Hierdoor
blijft de auto bestuurbaar, zelfs bij nood-
stops.
Het systeem wordt gecompleteerd met
een elektronische remdrukverdeling EBD
(Electronic Braking Force Distribution),
die de remdruk verdeelt tussen de voor-
en achterwielen.
BELANGRIJK Voor een maximale werking
van het remsysteem is een inrijperiode
nodig van ongeveer 500 km: in deze
periode moet bruusk, herhaaldelijk en
langdurig remmen worden vermeden.ACTIVERING VAN HET
SYSTEEM
Als het ABS in werking is getreden, merkt
de bestuurder dit aan een trilling in het
rempedaal, die gepaard gaat met enig ge-
luid: dit geeft aan dat het noodzakelijk is
uw snelheid aan te passen aan de beschik-
bare grip op het wegdek.
Als het ABS in werking
treedt, merkt u dat aan een
trilling in het rempedaal. Verlaag de
remdruk niet maar houd het rempe-
daal juist goed ingetrapt; op deze ma-
nier hebt u de kortste remweg in re-
latie tot de conditie van het wegdek.
ATTENTIE
Als het ABS in werking
treedt, dan is de grip van de
banden op het wegdek beperkt: u
dient uw snelheid te verlagen en aan
te passen aan de beschikbare grip.
ATTENTIE
Het ABS maakt zoveel mo-
gelijk gebruik van de be-
schikbare grip maar kan deze niet
verhogen. Daarom moet op gladde
weggedeelten altijd voorzichtig wor-
den gereden en mogen er geen on-
nodige risico’s worden genomen.
ATTENTIE
75
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STORINGSMELDINGEN
Storing in ABS
Bij een storing brandt het waarschuwings-
lampje
>op het instrumentenpaneel (op
enkele uitvoeringen verschijnt ook een be-
richt op het display (zie het hoofdstuk
“Lampjes en berichten”).
In dat geval blijft het remsysteem normaal
werken, maar zonder de mogelijkheden
van het ABS. Rijd voorzichtig naar de
dichtstbijzijnde Fiat-dealer om het systeem
te laten controleren.Storing in EBD
Bij een storing branden de lampjes
>enxop het instrumentenpaneel (op enkele
uitvoeringen verschijnt ook een bericht op
het display (zie het hoofdstuk “Lampjes en
berichten”).
In dit geval kunnen bij krachtig remmen de
achterwielen vroegtijdig blokkeren waar-
door de auto kan slippen. Rijd zeer voor-
zichtig naar de dichtstbijzijnde Fiat-dealer
om het systeem te laten controleren.Als het waarschuwingslamp-
je xop het instrumenten-
paneel gaat branden (op enkele uit-
voeringen verschijnt ook een bericht
op het display), stop dan onmiddel-
lijk en wendt u tot de Fiat-dealer. Als
er vloeistof lekt uit het hydraulische
systeem, wordt de werking van zowel
het conventionele remsysteem als het
ABS in gevaar gebracht.
ATTENTIE
89
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
KINDEREN VEILIG
VERVOEREN
Voor optimale bescherming bij een onge-
val moeten alle inzittenden zittend reizen
en beschermd worden door goedgekeur-
de veiligheidssystemen.
Dit geldt met name voor kinderen.
Dit is een wettelijk voorschrift volgens
richtlijn 2003/20/EU in alle lidstaten van de
Europese Unie.
Het hoofd van kleine kinderen is in ver-
houding met de rest van het lichaam
groter en zwaarder dan dat van volwas-
senen, terwijl spieren en botstructuur nog
niet volledig zijn ontwikkeld. Daarom
moeten kleine kinderen door andere
systemen beschermd worden dan door de
veiligheidsgordels.De resultaten van onderzoek naar de op-
timale bescherming van kleine kinderen
zijn verwerkt in de Europese ECE/R44-
voorschriften die wettelijk verplicht zijn.
De systemen zijn onderverdeeld in vijf
groepen:
Groep 0 gewicht tot aan 10 kg
Groep 0+ gewicht tot aan 13 kg
Groep 1 gewicht: 9-18 kg
Groep 2 gewicht: 15-25 kg
Groep 3 gewicht: 22-36 kg
Zoals u ziet is er een gedeeltelijke over-
lapping tussen de groepen; daarom zijn er
in de handel systemen verkrijgbaar die ge-
schikt zijn voor verschillende gewichts-
groepen.Alle systemen moeten zijn voorzien van
de typegoedkeuring en van een goed vast-
gehecht plaatje met het controlemerk, dat
absoluut niet mag worden verwijderd.
Kinderen met een lengte van meer dan
1,50 m worden, met betrekking tot de
veiligheidssystemen, gelijkgesteld met
volwassenen en moeten dan ook normaal
de veiligheidsgordels omleggen.
In het Fiat Lineaccessori-programma zijn
kinderzitjes opgenomen voor elke ge-
wichtsgroep. Deze zijn speciaal ont-
worpen en ontwikkeld voor de Fiat-
modellen.
90
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
ZEER GEVAARLIJK: Monteer
absoluut geen kinderzitje
achterstevoren op de passa-
giersstoel voor als de frontair-
bag aan passagierszijde is inge-
schakeld. Als bij een ongeval de airbag
in werking treedt (opblaast), kan dit
ernstig letsel en zelfs de dood tot gevolg
hebben. Wij raden u aan kinderen altijd
op de zitplaatsen achter te vervoeren,
omdat die plaatsen bij een ongeval de
meeste bescherming bieden. Kinderzit-
jes moeten dus niet op de zitplaats voor
gemonteerd worden bij auto’s die zijn
uitgerust met een airbag aan passa-
gierszijde. Als bij een ongeval de airbag
in werking treedt (opblaast), kan dit
ernstig letsel en zelfs de dood tot gevolg
hebben, onafhankelijk van de zwaarte
van het ongeluk. Als er geen andere
mogelijkheid is, kunnen kinderen op de
passagiersstoel voor worden vervoerd bij
auto’s die zijn uitgerust met een
uitschakelbare frontairbag aan passa-
gierszijde. In dit geval moet u er abso-
luut zeker van zijn dat de airbag is uit-
geschakeld door te controleren of het
waarschuwingslampje
“op het ins-
trumentenpaneel brandt (zie “Frontair-
bag aan passagierszijde” in het hoofd-
stuk “Frontairbags”). Bovendien moet
de stoel zo ver mogelijk naar achteren
zijn geschoven om te voorkomen dat het
kinderzitje eventueel in aanraking komt
met het dashboard.
ATTENTIE
GROEP 0 en 0+
Kinderen tot 13 kg moeten in babyzitjes
worden vervoerd die achterstevoren zijn
geplaatst, waardoor het achterhoofd
wordt gesteund en bij plotseling remmen
de nek niet wordt belast.
Het wiegje moet op zijn plaats worden ge-
houden door de veiligheidsgordel, zoals in
fig. 7is aangegeven, en het kind moet op
zijn beurt worden beschermd door de
gordel van het wiegje zelf.GROEP 1
Kinderen met een gewicht tussen 9 en 18
kg moeten worden vervoerd in kinder-
zitjes met een kussen die naar voren zijn
gekeerd, waarbij de veiligheidsgordel van
de auto zowel het kinderzitje als het kind
op zijn plaats moet houden fig. 8.
fig. 7F0T0006mfig. 8F0T0007m
De afbeeldingen dienen
alleen ter illustratie van de be-
vestiging. Houdt u voor de montage
van het kinderzitje aan de instructies.
De fabrikant is verplicht deze instruc-
ties bij te leveren.
ATTENTIE
97
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
FRONTAIRBAG AAN
BESTUURDERSZIJDE fig. 14
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen
dat in een daarvoor bestemde ruimte in
het midden van het stuurwiel is geplaatst.
fig. 14F0T0052m
fig. 15F0T0033m
FRONTAIRBAG AAN
PASSAGIERSZIJDE
(indien aanwezig) fig. 15
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen
met een groter volume dan dat aan be-
stuurderszijde. Het kussen is in een daar-
voor bestemde ruimte in het dashboard
geplaatst.
Monteer absoluut geen kin-
derzitje achterstevoren op de
passagiersstoel voor als de
frontairbag aan passagierszij-
de is ingeschakeld. Als bij een
ongeval de airbag in werking treedt
(opblaast), kan dit ernstig letsel en
zelfs de dood tot gevolg hebben. Als er
geen andere mogelijkheid is, moet in
ieder geval de airbag aan passagiers-
zijde uitgeschakeld worden als het kin-
derzitje op de passagiersstoel voor
wordt geplaatst. Bovendien moet de
stoel zo ver mogelijk naar achteren zijn
geschoven om te voorkomen dat het
kinderzitje eventueel in aanraking
komt met het dashboard. Ook als het
niet wettelijk verplicht is, raden wij u
aan, voor een optimale bescherming
van de volwassenen, de airbag onmid-
dellijk weer in te schakelen zodra er
geen kinderen meer vervoerd worden.
ATTENTIE
FRONTAIRBAG EN ZIJ-AIRBAG
(sidebag) (indien aanwezig) AAN
PASSAGIERSZIJDE HANDMATIG
UITSCHAKELEN
Als het absoluut noodzakelijk is een kind
op de passagiersstoel voor te vervoeren,
moeten de frontairbag en de zij-airbag
(sidebag) (indien aanwezig) aan passa-
gierszijde worden uitgeschakeld.
Het waarschuwingslampje
“op het dash-
board blijft continu branden totdat de
frontairbag en de zij-airbag (sidebag) (in-
dien aanwezig) aan passagierszijde op-
nieuw worden ingeschakeld.
BELANGRIJK Raadpleeg voor het hand-
matig uitschakelen van de frontairbag en
zij-airbag (sidebag) (indien aanwezig) aan
passagierszijde, de paragrafen “Digitaal dis-
play” en “Multifunctioneel display” in het
hoofdstuk “Dashboard en bediening”.