Page 169 of 291

168
HOOFDZEKERINGEN
Naast de zekeringen die de afzonder-
lijke componenten beveiligen, is de
auto voorzien van een aantal zekerin-
gen die alle voedingskabels beschermen
met uitzondering van de kabel van de
startmotor en de kabel tussen start-
motor en dynamo.
Deze twee kabels worden beschermd
tegen oververhitting en mechanische
druk door speciaal isolatiemateriaal.
P4U00186
fig. 48
EEN DOORGEBRANDE
ZEKERING OF RELAIS
ALGEMENE INFORMATIE (fig. 47)
Als een elektrisch onderdeel niet werkt,
controleer dan eerst of de zekering niet is
doorgebrand.
A - Zekering in goede staat.
B - Zekering met doorgebrande strip.
Ver wijder een defecte zekering met be-
hulp van het tangetje (C) uit de zekerin-
genkast.
Ver vang een defecte zekering door een
zekering met hetzelfde ampèrage (zelfde
kleur).
fig. 47
P4U00185
Controleer, voordat u
een zekering vervangt,
of de contactsleutel uit
het contactslot is genomen en al-
le stroomgebruikers uit staan
en/of zijn uitgeschakeld.
Ver vang een zekering
nooit door een zekering
met een hoger ampèra-
ge: BRANDGEVAAR!.
Als de zekering op-
nieuw doorbrandt,
dient u contact op te
nemen met de Alfa Romeo-
dealer.
Zie voor de plaats van de zeke-
ringen de tabellen op pagina 172
en 173. Ver
vang een defecte
zekering nooit door an-
der materiaal.
Page 170 of 291

169
De hoofdzekeringen bevinden zich in
de motorruimte in een houder op de
pluspool van de accu; de zekeringen zijn
bereikbaar nadat de twee beschermdek-
sels (fig. 48 en fig. 49) zijn verwij-
derd.
De systemen die door de hoofdzekerin-
gen worden beveiligd, staan in de tabel-
len op pagina 172 en 173.ZEKERINGEN IN DE ZEKERIN-
GENKAST
De zekeringen van de belangrijkste sys-
temen bevinden zich in een zekeringen-
kastje onder het dashboard, links van het
stuur.
Ze zijn bereikbaar nadat het paneel ( A-
fig. 50) is verwijderd door de lippen
(B-fig. 50) in de richting van de pijl te
drukken.
P4U00191
fig. 50 De grafische symbolen die de belang-
rijkste elektrische componenten aangeven
die door de betreffende zekering worden
beveiligd, zijn op een sticker ( fig. 51)
op de binnenzijde van het paneel aange-
bracht (A-fig. 50).
Rechts van de zekeringenkast bevinden
zich enkele reservezekeringen (D-fig.
50). Het is raadzaam om na het vervan-
gen van een zekering de reservevoorraad
weer aan te vullen.
De systemen die door de zekeringen
in de zekeringenkast worden beveiligd,
staan in de tabellen op pagina 172 en
173.
P4U00192
fig. 51
P4U00187
fig. 49
Page 171 of 291

170
ZEKERINGEN EN RELAIS
BEREIKBAAR VANUIT HET
DASHBOARDKASTJE
(fig. 53)
De zekeringen en relais voor enkele sys-
temen die als optional worden geleverd
of standaard aanwezig zijn op bepaalde
uitvoeringen, bevinden zich op een hou-
der achter het dashboardkastje. De zekeringen zijn bereikbaar nadat het
geklemde klepje (A-fig. 53) is verwij-
derd.
De systemen die door de zekeringen in
de zekeringenkast worden beveiligd,
staan in de tabellen op pagina 172 en
173.
Voor het bereiken van de zekeringen
moet het dashboardkastje worden verwij-
derd: wendt u hiervoor tot de Alfa Ro-
meo-dealer.
A. Relais mistlampen voor.
B. Relais dimlichten.
C. Tijdschakeling koplampsproeiers.
D. Relais opendak, stoelverwarming en
elektrische ruitbediening achter.
ZEKERINGEN OP DE
ZEKERINGENKAST (
fig. 52)
De zekeringen van enkele componenten
zijn gegroepeerd in drie houders op de
hoofdzekeringenkast en bereikbaar nadat
het paneel is verwijderd ( A-fig. 50).
Zie voor de beveiliging de noot (*) op
pag. 173.
De systemen die door de zekeringen in
de zekeringenkast worden beveiligd,
staan in de tabellen op pagina 172 en
173.
fig. 52
P4U00423
fig. 53
P4U00422
Page 172 of 291

171
ZEKERINGEN EN RELAIS IN DE
MOTORRUIMTE
In de motorruimte, op een houder voor
de accu, bevinden zich enkele afge-
schermde zekeringen en relais (het aan-
tal is afhankelijk van de uitvoering).
BELANGRIJK De plaats van de zeke-
ringen en relais is afhankelijk van de uit-
voering en het land; het is daarom raad-
zaam, ook in geval van een eventuele
storing, contact op te nemen met de Alfa
Romeo-dealer. Ver
wijder de bescherming (A-fig. 54)
om de volgende relais te bereiken ( fig.
55):
A. Relais 2esnelheid elektroventilateur
(bij uitvoering T.SPARK met airconditio-
ning).
B. Relais 1
esnelheid elektroventilateur.
C. Relais brandstofpomp.
D. Relais elektronische inspuiting.
E. Relais aircocompressor.
F. Relais nokkenasversteller (alleen
1.6 T.SPARK), of relais 2
esnelheid elek-
troventilateur (alleen uitvoering 2.5 V6
24V en JTD).
G. Relais brandstoffilterverwarming (al-
leen JTD-uitvoeringen).
P4U00195
fig. 54
P4U00196
fig. 55
P4U00197
fig. 56 Op de JTD-uitvoeringen is, afhankelijk
van de in de auto gemonteerde accessoi-
res, een tweede houder gemonteerd te-
gen de achterwand van de motorruimte
met de volgende relais ( fig. 56):
A. Relais hulpverwarming niveau 1.
B. Relais hulpverwarming niveau 2.
C. Beveiligingsrelais hulpverwarming.
Page 173 of 291

172
Systeem/Componenten Zekering Ampèrage Plaats
Parkeerlicht linksvoor7 10A fig. 50
Parkeerlicht rechtsvoor6 10A fig. 50
Achterlicht links 6 10A fig. 50
Achterlicht rechts7 10A fig. 50
Dimlicht links 8 10A fig. 50
Dimlicht rechts4 10A fig. 50
Grootlicht links2 10A fig. 50
Grootlicht rechts1 10A fig. 50
Remlicht links 6 10A fig. 50
Remlicht rechts7 10A fig. 50
Derde remlicht13 10A fig. 50
Kentekenverlichting links 7 10A fig. 50
Kentekenverlichting rechts6 10A fig. 50
Achteruitrijlichten13 10A fig. 50
Mistachterlicht links 7 10A fig. 50
Mistachterlicht rechts6 10A fig. 50
Richtingaanwijzers -
W aarschuwingsknipperlichten 14 10A fig. 50
Mistlampen voor 15 15A fig. 52
Interieurverlichting - verlichting
dashboardkastje 12-13 10A fig. 50
Systeem/Componenten Zekering Ampèrage Plaats
Ruitenwissers, ruitensproeiers 10 20A fig. 50
Claxon 11 20A fig. 50
Elektrische ruitbediening
en portiervergrendeling 13 10A fig. 50
Elektrische ruitbediening voor 5 30A fig. 50
Elektrische ruitbediening
linksachter 4 20A fig. 52
Elektrische ruitbediening rechtsachter 5 20A fig. 52
Portiervergrendeling -
Bagageruimteverlichting 3 20A fig. 50
Elektrische achterklepontgrendeling 7 30A fig. 52
Achterruitverwarming15 30A fig. 50
Elektrische spiegelverstelling 13 10A fig. 50
Verwarming van buitenspiegels 15 30A fig. 50
Aansteker 9 15A fig. 50
Koplampsproeiers1 20A fig. 53
Koplampverstelling4 10A fig. 50
Instrumentenpaneel12 10A fig. 50
Controlelampje grootlicht 2 10A fig. 50
Controlelampje achterruitverwarming 15 30A fig. 50
Autoradio12 10A fig. 50
Diefstalalarm12 10A fig. 50
Page 174 of 291

173
(*) Componenten en amperage afhankelijk van uitvoering/markt. Bij twijfel en\
vooral bij het vervangen van de zekeringen voor de veiligheidssystemen (Airbag, ABS,enz.) verdient het aanbeveling de Alfa Romeo dealer te raadplegen, die \
bovendien de oorzaak voor het doorbranden van de zekering kan vaststellen.
Systeem/Componenten Zekering Ampèrage Plaats
Afstandsbediening13 10A fig. 50
Verlichting bedieningsorganen 3 10A fig. 52
Opendak 6 25A fig. 52
Stoelverwarming8 30A fig. 52
Airbagsysteem(2)* (10A)* fig. 52
ABS 9 50A fig. 49
(10)* (10A)* fig. 52
Alfa Romeo CODE startblokkering 12 7,5A fig. 52
Klimaatregeling 9 15A fig. 50
Elektroventilateur van
motorkoelsysteem:
Eerste snelheid
– T.SPARK uitvoeringen met verwarming 6 40A fig. 49
– T.SPARK uitvoeringen met airco 6 50A fig. 49
– JTD-uitvoeringen 6 60A fig. 49
– 2.5 V6 24V-uitvoeringen 6 40A fig. 49
T weede snelheid
– T.SPARK uitvoeringen met airco 7 30A fig. 49
– JTD-uitvoeringen 7 40A fig. 49
– 2.5 V6 24V-uitvoeringen 7 30A fig. 49
Aanjager van klimaatregeling 4 40A fig. 49
Systeem/Componenten Zekering Ampèrage Plaats
Elektronische inspuiting/ - 12 7,5A fig.
52
ontsteking 13 15A fig. 52
14 15A fig. 52
530A fig.
49
V oorgloeibougies en brandstofvoorverwarming
op brandstoffilter (alleen dieseluitvoeringen 8 70A fig.
49
Brandstofvoorverwarming
(alleen JTD-uitvoeringen) – 25Afig. 55
Tijdens starten uitgeschakelde verbruikers 1 7,5A fig. 52
Verbruikers met permanente voeding
ook bij uitgenomen sleutel 11 7,5A fig. 52
V erbruikers met voeding bij
contactsleutel op MAR 2 30A fig.
49
Alle overige systemen en elektrische 1 80A fig. 49
componenten3 70A fig.
49
Extra verwarming
(alleen dieseluitvoeringen) 10 70A fig. 49
Selespeed versnellingsbak 7 30A fig. 49
(Uitvoering 2.0 T. SPARK)8 20A fig.
49
Automatische versnellingsbak 7 40A fig. 49
(Uitvoering 2.5 V6 24V)8 20A fig.
49
Page 175 of 291

EEN LEGE ACCU
STARTEN MET EEN HULPACCU
Als de accu leeg is (bij een accu met op-
tische zuurweger: donkere kleur zonder
groen in het midden), kan de motor wor-
den gestart met een hulpaccu, die ten
minste dezelfde capaciteit moet hebben
als de lege accu (zie hoofdstuk “Techni-
sche gegevens”).
Ga als volgt te werk ( fig. 57):
– Verbind de pluspolen(
+teken nabij
de pool) van de beide accu’s met een
startkabel.
– Sluit een tweede startkabel aan op
de minpool (– ) van de hulpaccu en op
de massakabel op de motor of de versnel-
lingsbak van de auto die gestart moet
worden. BELANGRIJK
Verbind de minpolen
van de twee accu’s niet rechtstreeks:
eventuele vonken kunnen het explosieve
gas ontsteken dat uit de accu kan ont-
snappen.
– Start de motor.
– Neem, als de motor draait, de kabels
in de omgekeerde volgorde los.
– Als de motor na enkele pogingen niet
aanslaat, blijf dan niet proberen maar
wendt u tot een Alfa Romeo-dealer.
Laat deze procedure
door gespecialiseerd
personeel uitvoeren.
Onjuiste handelingen kunnen
leiden tot vonken en ernstige be-
schadiging van de accu. De vloei-
stof in de accu is giftig en corro-
sief. Vermijd het contact met de
huid of de ogen. Kom ook niet dicht bij een accu
met open vuur of een brandende
sigaret en veroorzaak geen von-
ken.
P4U00198
fig. 57 Houd de instructies
aan die de fabrikant
van de kabels heeft ge-
leverd zodat schade aan de elek-
trische installatie wordt voorko-
men. De diameter van de kabels
moet voldoende zijn. Bovendien
moeten de kabels een zodanige
lengte hebben dat de twee au-
to’s elkaar niet kunnen raken.
Gebruik voor een
noodstart beslist nooit
een accusnellader. De
elektronische systemen kunnen
beschadigen; in het bijzonder de
regeleenheden van de ontsteking
en de inspuiting.
Bij het loskoppelen en
aansluiten van de accu-
klemmen kunnen er
spanningen worden opgewekt die
problemen in de elektronische sys-
temen veroorzaken. Deze werk-
zaamheden moeten daarom door
ter zake kundige personen worden
uitgevoerd.
174
Page 176 of 291

175
fig. 58
P4U00199
HET SLEPEN
VAN DE AUTO
Bij de auto is een sleepoog geleverd.
Het sleepoog bevindt zich in de gereed-
schaphouder onder de bekleding van de
bagageruimte.
Sleepoog bevestigen:
– Verwijder het sleepoog uit de hou-
der.
–V erwijder het geklemde dekseltje
( A ) op de voor- (fig. 58) of achter-
bumper (fig. 59) op de volgende wij-
ze:
DEKSELTJE OP DE VOORBUMPER: druk
met een vinger op de onderzijde van het
dekseltje totdat het dekseltje loshaakt uit
de borgveer.
fig. 59
P4U00200
DEKSELTJE OP DE ACHTERBUMPER: Neem
de schroevendraaier uit de gereedschaphou-
der onder de bekleding in de bagageruimte. Gebruik de platte punt van de schroeven-
draaier en bescherm de punt met een
zachte doek; steek vervolgens de schroe-
vendraaier in de bovenzijde van het dek-
seltje en druk licht op de schroevendraaier
zodat de borgveer loshaakt uit de zitting.
– Draai het sleepoog geheel op de
schroefdraadpen. Draai voor het slepen
de sleutel in stand MAR
en vervolgens in STOP
zonder de contactsleutel uit het
slot te verwijderen. Als de con-
tactsleutel uit het contactslot
wordt genomen, schakelt automa-
tisch het stuurslot in waardoor het
onmogelijk wordt de auto te be-
sturen. Houd er rekening mee dat de
rem- en stuurbekrachtiging niet
werken zolang de motor niet is
aangeslagen, waardoor meer
kracht nodig is voor de bediening
van het rempedaal en het stuur. Gebruik voor het slepen geen
elastische kabels en rijd zo gelijk-
matig mogelijk. Controleer tijdens
het slepen of de sleepkabel geen
carrosseriedelen kan beschadigen. Houdt u bij het slepen van een
auto aan de wettelijke voorschrif-
ten. Dit geldt zowel voor het sle-
pen zelf als voor het gedrag naar
andere weggebruikers.
Controleer of het sleep-
oog volledig op de pen
is gedraaid (circa 8 vol-
ledige slagen); maak de schroef-
draad voor het sleepoog voor de
montage zorgvuldig schoon.