CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO
189
PARKEREN
Voer voor het parkeren van de auto de
volgende handelingen uit:
– Zet de motor uit.
– Trek de handrem aan.
– Schakel de eerste versnelling in als de
auto op een helling omhoog staat en de
achteruit bij een helling omlaag (gezien
vanuit de rijrichting).
– Zet de voorwielen in een zodanige
stand dat de auto onmiddellijk stopt als de
handremhefboom per ongeluk naar bene-
den wordt gezet.
BRANDSTOFBESPA-
RING
Hierna volgen enkele nuttige tips, waar-
door het brandstofverbruik zo laag moge-
lijk blijft en de uitstoot van schadelijke uit-
laatgassen zoveel mogelijk beperkt wordt.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Zorg voor een goed onderhoud van de
auto door de controles en registraties die
in het “Onderhoudsschema” staan ver-
meld, te laten uitvoeren.
Banden
Controleer regelmatig, ten minste een
keer per maand, de spanning van de ban-
den: als de spanning te laag is, wordt de
weerstand groter en neemt het verbruik
toe.
Overbodige bagage
Rijd niet met een overbeladen bagage-
ru imte. Het gewicht van de auto (vooral in
stadsverkeer) en de wieluitlijning hebben
grote invloed op het brandstofverbruik en
de stabiliteit.
Laat de contactsleutel
niet in stand MAR staan
als de motor stilstaat,
zodat de accu niet onnodig wordt
ontladen.
Laat kinderen nooit alleen
achter in de auto. Neem
de sleutels altijd uit het contact-
slot als u de auto verlaat en neem
de sleutels mee.
AT TENTIE
Stroomverbruikers
Gebruik de elektrische installaties alleen
als u ze nodig hebt. De achterruitverwar-
ming, de verstralers, de ruitenwissers en
de aanjager van het ventilatie-/verwar-
mingssysteem vragen veel stroom, waar-
door het brandstofverbruik toeneemt (tot
aan 25% in stadsverkeer).
Airconditioning
De airconditioning gebruikt zeer veel
energie, waardoor het brandstofverbruik
sterk toeneemt (tot gemiddeld +20%):
gebruik wanneer de buitentemperatuur het
toelaat, bij voorkeur de functies van het
ventilatiesysteem.
Aerodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde aero-
dynamische accessoires kan de aerodyna-
mica negatief beïnvloeden, waardoor het
brandstofverbruik zal toenemen.
186-196 Alfa147 Q2 NL 06-11-2006 14:00 Pagina 189
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO
192
Houd bij gemon-
teerde sneeuw-
kettingen een
matige snelheid aan; rijd niet har-
der dan 50 km/h. Vermijd kuilen,
stoepranden en andere obstakels
en rijd, om de auto en het weg-
dek niet te beschadigen, geen
lange stukken op sneeuwvrije
wegen.
Op het noodreservewiel
mag geen sneeuwketting
worden gemonteerd. Als
u een lekke voorband hebt (aan-
gedreven wiel) en er moet
gebruik worden gemaakt van
sneeuwkettingen, dan kunt u het
noodreservewiel op de achteras
plaatsen en het achterwiel op de
vooras (pas zo snel mogelijk de
bandenspanning aan). Zo hebt u
op de vooras twee normale wie-
len waarop uw sneeuwkettingen
kunt monteren.
Het verdient aanbeveling
om de ASR uit te schakelen
als u gebruik maakt van
sneeuwkettingen. Druk op de knop
ASR-OFF, zodat het lampje van de
knop gaat branden.
Bij banden met maat
205/ 55 R16” 91V -
205/55 R16” 91W of
215/45 R17” 87W kunnen geen
sneeuwkettingen worden gemon-
teerd, omdat ze de naafdrager van
de voorwielophanging raken.
De sneeuwkettingen mogen alleen op de
voorwielen gemonteerd worden (aange-
dreven wielen).
W ij raden u aan om u te wenden tot de
Alfa Romeo-dealer, voordat u sneeuwket-
tingen aanschaft of gebruikt.
Controleer na enkele meters rijden of de
kettingen nog goed gespannen zijn.
SNEEUWKETTINGEN
Het gebruik van sneeuwkettingen is
afhankelijk van de voorschriften van het
land waar wordt gereden.
Gebruik sneeuwkettingen waarvan de
dikte boven het profiel maximaal 12 mm
is.
186-196 Alfa147 Q2 NL 06-11-2006 14:00 Pagina 192
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO
193
– dek de auto af met een stoffen of een
ademende kunststof hoes. Gebruik geen
dichte plastic hoes, omdat het in en op de
auto aanwezige vocht dan niet kan ver-
dampen;
– breng de bandenspanning 0,5 bar
boven de normaal voorgeschreven span-
ning en controleer deze regelmatig;
– als u de accukabels niet loskoppelt,
moet de lading iedere maand gecontro-
leerd worden; laad de accu op als de opti-
sche meter een donkere kleur heeft zon-
der groen middenstuk;
– tap het koelsysteem van de motor niet
af.AUTO LANGERE TIJD
STALLEN
T ref de volgende maatregelen als de auto
enkele maanden niet wordt gebruikt:
– zet de auto in een overdekte, droge en
zo mogelijk goed geventileerde ruimte;
– schakel een versnelling in;
– zorg ervoor dat de handrem is aange-
trokken;
– maak de minkabel los van de accu en
controleer de acculading. Gedurende het
stallen moet deze controle iedere drie
maanden worden herhaald. Laad de accu
op als de optische meter een donkere kleur
heeft zonder een groen middenstuk;
– maak de gespoten plaatdelen schoon
en behandel ze met een beschermende
was;
– reinig en conserveer de glimmende
metalen delen met daarvoor geschikte mid-
delen;
– smeer de wisserrubbers van de ruiten-
wissers en achterruitwisser in met talkpoe-
der en laat ze los van de ruit staan;
– zet de ruiten een klein stukje open;
TREKKEN VAN AAN-
HANGERS
BELANGRIJKE TIPSVoor het trekken van aanhangwagens of
caravans moet de auto uitgerust zijn met
een trekhaak van een goedgekeurd type
en een adequate elektrische installatie. De
montage van de trekhaak moet door
gespecialiseerd personeel worden uitge-
voerd. Ook moet documentatie worden
overhandigd m.b.t. het rijden met een aan-
hanger.
Monteer speciale en/of extra achteruit-
kijkspiegels, waarmee u voldoet aan de
geldende verkeerswetgeving. Let er op
dat het maximum klimvermogen van de
auto door het gewicht van een aanhanger
of caravan wordt beperkt. Ook de remweg
wordt langer en u hebt langer de tijd nodig
om in te halen.
Schakel een lage versnelling in tijdens
het afdalen om te voorkomen dat u con-
stant moet remmen.
Het gewicht van de aanhanger dat op de
trekhaak rust, moet worden afgetrokken
van het laadvermogen van de auto.
186-196 Alfa147 Q2 NL 06-11-2006 14:00 Pagina 193
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO
194
Het ABS waarmee de
auto kan zijn uitgerust,
werkt niet op het remsysteem
van de aanhanger. Wees daarom
extra voorzichtig op gladde
wegen.
AT T ENTIE
Voer in geen geval modi-
ficaties aan het remsys-
teem van de auto uit. Het rem-
systeem van de aanhanger moet
geheel onafhankelijk van het
hydraulisch remsysteem van de
auto worden bediend.
AT T ENTIE
Om er zeker van te zijn dat u het maxi-
mum toelaatbaar aanhangergewicht niet
overschrijdt (aangegeven op de typegoed-
keuring), moet u er rekening mee houden
dat het maximum betrekking heeft op het
totale gewicht van de aanhangwagen of
caravan, inclusief accessoires en bagage.
Houdt u aan de snelheidsbeperkingen
die voor auto’s met aanhanger gelden. U
mag in geen geval harder rijden dan 100
km/h.TREKHAAK MONTEREN
De trekhaak moet door gespecialiseerd
personeel aan de carrosserie worden
bevestigd waarbij de richtlijnen die hierna
zijn opgenomen, moeten worden aange-
houden. Deze richtlijnen worden eventu-
eel aangevuld door extra informatie van
de fabrikant van de trekhaak.
De te installeren trekhaak moet voldoen
aan de huidige EU-normen 94/20 en
daarop volgende wijzigingen.
Voor iedere uitvoering moet een trek-
haak worden gebruikt die geschikt is voor
het maximale aanhangergewicht van de
auto waarop de trekhaak wordt bevestigd.
Voor de elektrische aansluiting moet een
gestandaardiseerde stekker worden
gebruikt die kan worden bevestigd op de
daarvoor bestemde steun op de trekhaak.
Voor de elektrische aansluiting moet een
7- of 13-polige 12VDC stekkerverbinding
(CUNA/UNI- en ISO/DIN-normen) wor-
den gebruikt, waarbij eventuele aanwij-
zingen van de fabrikant van de auto
en/of van fabrikant van de trekhaak moe-
ten worden opgevolgd.
186-196 Alfa147 Q2 NL 06-11-2006 14:00 Pagina 194
NOODGEVALLEN
198
STARTEN
MET EEN HULPACCU
Als de accu leeg is (bij een accu met opti-
sche hydrometer: donkere kleur zonder
groen in het midden), kan de motor wor-
den gestart met een hulpaccu, die ten
minste dezelfde capaciteit moet hebben
als de lege accu.
Ga als volgt te werk ( fig. 1):
1) Verwijder het beschermdeksel van de
pluspool op de accu door op de lippen aan
de voorzijde te drukken en verbind de
pluspolen (+ teken nabij de pool) van de
beide accu’s met een startkabel.
2) Sluit een tweede startkabel aan op
de minpool ( –) van de hulpaccu en op de
massakabel
Eop de motor of de versnel-
lingsbak van de auto die gestart moet
worden. BELANGRIJK
Verbind de minklem-
men van de twee accu’s niet direct met
elkaar: eventuele vonken kunnen het
explosieve gas ontsteken dat uit de accu
kan ontsnappen. Als de hulpaccu is geïn-
stalleerd aan boord van een andere auto,
mogen tussen deze auto en de auto met
de lege accu niet per ongeluk metalen
delen met elkaar in verbinding staan.
3) Start de motor.
4) Neem, als de motor draait, de kabels
in de omgekeerde volgorde los.
Als de motor na enkele pogingen niet
aanslaat, blijf dan niet proberen maar wendt
u tot een Alfa Romeo-dealer.
fig. 1
A0A0149m
Gebruik voor een nood-
start beslist nooit een
accusnellader: de elektro-
nische systemen kunnen beschadi-
gen; in het bijzonder de regeleen-
heden van de ontsteking en de
inspuiting.
Laat deze procedure door
gespecialiseerd personeel
uitvoeren. Onjuiste handelingen
kunnen leiden tot vonken. De
vloeistof in de accu is giftig en
corrosief. Vermijd het contact met
de huid en de ogen. Kom ook niet
dicht bij een accu met open vuur
of een brandende sigaret en ver-
oorzaak geen vonken.
AT T E NTIE
197-233 Alfa147 Q2 NL 06-11-2006 14:09 Pagina 198
NOODGEVALLEN
208fig. 17
A0A1101m
fig. 18
A0A1102m
fig. 19
A0A1103m
wordt de afdichtvloeistof niet in de band
gespoten.
PROCEDURE VOOR HET VER-
VANGEN VAN DE SPUITBUS
Ga als volgt te werk voor het vervangen
van de spuitbus:
– maak de koppeling A-fig. 19 en de
vulbuis Blos;
– draai de te vervangen spuitbus links-
om en trek de spuitbus omhoog;
– plaats de nieuwe spuitbus en draai de
spuitbus rechtsom;
– plaats de koppeling Aterug of sluit de
vulbuis Baan op de zitting.
U moet absoluut aange-
ven, aan iedereen die de
auto kan gebruiken, dat de band
is gerepareerd met de snelle
reparatieset. Overhandig de
informatiesticker aan het perso-
neel dat de reparatiewerkzaam-
heden uitvoert.
AT T E NTIEALLEEN VOOR HET CONTROLE-
REN EN HERSTELLEN VAN DE
SPANNING
De compressor kan ook worden gebruikt
voor het herstellen van de bandenspan-
ning. Maak de snelkoppeling A-fig. 17
los en verbind de koppeling direct met het
ventiel van de op te pompen band fig.
18; op deze manier wordt de spuitbus
niet met de compressor verbonden en
197-233 Alfa147 Q2 NL 06-11-2006 14:09 Pagina 208
NOODGEVALLEN
209
Modificaties of reparaties
aan de elektrische instal-
latie die niet correct worden uit-
gevoerd en waarbij geen reke-
ning wordt gehouden met de
technische specificaties van het
systeem, kunnen storingen in de
werking en zelfs brand veroorza-
ken.
AT TENTIE
Wij raden u aan defecte
gloeilampen, indien moge-
lijk, door de Alfa Romeo-dealer
te laten vervangen. De juiste
werking en afstelling van de bui-
tenverlichting zijn van essentieel
belang voor de rijveiligheid en
bovendien wettelijk verplicht.
AT T ENTIE
Halogeenlampen mag u
uitsluitend aanraken op
het metalen gedeelte. Als u de bol
met uw vingers aanraakt, zal de
lichtopbrengst van de lamp terug-
lopen en kan ook de levensduur
beperkt worden. Als u de bol per
ongeluk toch hebt aangeraakt,
moet u de bol schoonwrijven met
een doekje met alcohol en daarna
laten drogen.
A TTENTIE
Halogeenlampen bevatten
gas onder druk. Bij breuk
kunnen er glassplinters weg-
schieten.
AT T ENTIE
Door de hoge voedings-
spanning mogen defecte
gasontladingslampen (Xenon)
uitsluitend vervangen worden
door gespecialiseerd personeel:
levensgevaar! Wendt u tot de
Alfa Romeo-dealer.
AT TENTIEEEN GLOEILAMP VER-
VANGEN
197-233 Alfa147 Q2 NL 06-11-2006 14:09 Pagina 209
HALOGEEN KOPLAMPEN
BELANGRIJKZie voor het lamptype
en het vermogen de vorige paragraaf
“Een gloeilamp vervangen”.
fig. 21
A0A1066m
Modificaties of reparaties
aan de elektrische instal-
latie die niet correct worden uit-
gevoerd en waarbij geen reke-
ning wordt gehouden met de
technische specificaties van het
systeem, kunnen storingen in de
werking en zelfs brand veroorza-
ken.
AT T ENTIE
NOODGEVALLEN
212
DEFECTE
BUITENVERLICHTING
KOPLAMPEN MET XENONLAM-
PEN
Xenonlampen hebben een zeer lange
levensduur waardoor een eventueel defect en
daardoor een vervanging onwaarschijnlijk is.
In de koplampunits zijn de gloeilampen
voor de buitenverlichting, het dimlicht, het
grootlicht en de mistlamp opgenomen. In de koplampunits zijn de gloeilampen
voor de buitenverlichting, het dimlicht, het
grootlicht en de richtingaanwijzers voor
opgenomen.
De lampen zijn op de volgende wijze in
de koplampunit geplaatst ( fig. 21):
(A) Dimlicht
(B) Grootlicht
(C) Buitenverlichting
(D) Richtingaanwijzers voor.
BELANGRIJK Aan de binnenzijde kan
de koplamp een beetje beslagen zijn: dit
duidt niet op een defect maar is een
natuurlijk verschijnsel dat veroorzaakt
wordt door de lage temperatuur en de
luchtvochtigheidsgraad en verdwijnt snel
als de koplampen worden ingeschakeld.
De aanwezigheid van druppels aan de bin-
nenzijde van de koplamp duidt daarente-
gen op het binnendringen van water:
wendt u in dat geval tot de Alfa Romeo-
dealer.
Door de hoge voedings-
spanning mogen defecte
gasontladingslampen (Xenon)
uitsluitend vervangen worden
door gespecialiseerd personeel:
levensgevaar! Wendt u tot de
Alfa Romeo-dealer.
AT TENTIE
197-233 Alfa147 Q2 NL 06-11-2006 14:09 Pagina 212