INLEIDING
DAU10100
Welkom in de wereld van Yamaha rijders!
Als eigenaar van de YZF-R6 profiteert u van Yamaha’s ervaring en technische kennis in het ontwerpen en fabriceren van producten van
topkwaliteit, waarmee Yamaha haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.
Neem rustig de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u plezier zult hebben van alle functies van uw YZF-R6. Deze
gebruikershandleiding geeft instructies over bediening, inspectie en onderhoud van de motorfiets, terwijl ook wordt beschreven hoe u uzelf
en anderen persoonlijk letsel en schade kunt besparen.
Verder helpen allerlei tips in deze handleiding om uw motorfiets in optimale conditie te houden. Als er tenslotte toch nog vragen zijn, aarzel
dan niet en neem contact op met de Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u veilig en plezierig rijden toe. En vergeet niet, veiligheid voor alles!
U2C0D0D0.book Page 1 Friday, September 16, 2005 10:11 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-19
3
2. Houd de sleutel in deze stand vast,
trek het duozadel aan de voorzijde om-
hoog en trek dan het zadel naar voren.
Aanbrengen van het duozadel1. Steek de uitsteeksels aan de achterzij-
de van het duozadel in de zadelbeves-
tiging zoals afgebeeld, en druk dan de
voorzijde van het zadel omlaag om het
duozadel te vergrendelen.
2. Neem de sleutel uit.OPMERKING:Controleer of de zadels stevig zijn vergren-deld alvorens te gaan rijden.
DAU39072
Helmborgkabel In de boordgereedschapsset bevindt zich
een helmborgkabel, waarmee twee helmen
vastgezet kunnen worden aan de helmbe-
vestiging onderaan het duozadel.
Een helm met de helmborgkabel vastzet-
ten
1. Verwijder het duozadel. (Zie pagina
3-18.)
2. Klem het middelste klikhaakje van de
helmborgkabel vast op de helmbeves-
tiging.3. Leid een van de andere klikhaakjes
van de helmborgkabel door de gesp
van de helmriem, en klem daarna het
klikhaakje vast op de helmbevestiging
zoals getoond.
4. Installeer het duozadel.
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging
1. Helmborgkabel
2. Helmbevestiging
3. Middelste klikhaakje
1. Helmborgkabel
2. Helm
1. Helmborgkabel
2. Helm
U2C0D0D0.book Page 19 Friday, September 16, 2005 10:11 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-20
3
WAARSCHUWING
DWA14330
Rijd nooit met een helm aan de helm-
borgkabel. De helm kan ergens tegen-
aan slaan waardoor de machine
mogelijkerwijs onbestuurbaar wordt eneen ongeval niet uitgesloten is.
Een helm uit de helmborgkabel halen
1. Verwijder het duozadel.
2. Maak de klikhaakjes los van de helm-
bevestiging, en verwijder vervolgens
de helmborgkabel uit de gesp van de
helmriem.
3. Installeer het duozadel.
DAU38941
Afstellen van de voorvork Deze voorvork is voorzien van stelbouten
voor veervoorspanning, stelschroeven voor
uitveerdemping en stelbouten voor inveer-
demping.
WAARSCHUWING
DWA10180
Geef beide vorkpoten steeds dezelfde
afstelling, anders kan slecht weggedrag
en verminderde rijstabiliteit het gevolgzijn.
Veervoorspanning
Draai om de veervoorspanning te verhogen
en zo de vering stugger te maken de stel-
bout op beide vorkpoten in de richting (a).Draai om de veervoorspanning te verlagen
en zo de vering zachter te maken de stel-
bout op beide vorkpoten in de richting (b).
OPMERKING:Breng de gewenste groef op het stelmecha-
nisme in lijn met het bovenvlak van de voor-vorkbus.
1. Stelbout veervoorspanning
1. Huidige instelling
2. VoorvorkbusAfstelling veervoorspanning:
Minimum (zacht):
0
Standaard:
1
Maximum (hard):
5
chapter3 Page 20 Friday, September 30, 2005 2:50 PM
CONTROLES VOOR HET STARTEN
4-3
4
KoppelingControleer de werking.
Smeer indien nodig de kabel.
Controleer de vrije slag van de koppelingshendel.
Stel indien nodig bij.6-21
GasgreepControleer of de werking soepel is.
Controleer de vrije slag van de kabel.
Vraag indien nodig de Yamaha dealer om de vrije slag van de kabel af te stellen,
en de kabel en het kabelhuis te smeren.6-17, 6-26
BedieningskabelsControleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig.6-26
AandrijfkettingControleer of de ketting correct is aangespannen.
Stel indien nodig bij.
Controleer de conditie van de ketting.
Smeer indien nodig.6-24, 6-25
Wielen en bandenControleer op schade.
Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.
Controleer de bandspanning.
Corrigeer indien nodig.6-18, 6-21
Rem- en schakelpedalenControleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig de pedaalscharnierpunten.6-27
Rem- en koppelingshendelsControleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig de hendelscharnierpunten.6-27
ZijstandaardControleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig het scharnierpunt.6-28
FramebevestigingenControleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgezet.
Zet indien nodig vast.—
Instrumenten, verlichting,
signaleringssysteem en
schakelaarsControleer de werking.
Corrigeer indien nodig.— ITEM CONTROLES PAGINA
U2C0D0D0.book Page 3 Friday, September 16, 2005 10:11 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-13
6
10. Steek de tankbeluchtingsslan-
gen/overloopslangen in de geleider en
plaats ze in de oorspronkelijke positie.
11. Breng de schakelhendel aan door de
merkstreep op de schakelhendel op
één lijn te brengen met de merkstreep
op de schakelas, vervolgens de bout
aan te brengen en deze met het voor-
geschreven aanhaalmoment vast te
zetten.LET OP:
DCA15340
Zorg ervoor dat de merkstrepen op één
lijn staan om een juiste schakeling te ga-
randeren.Als de merkstrepen niet op één lijn
staan, zal de beweging van de schakel-
hendel niet juist zijn en kunt u de ver-
snelling misschien niet omhoog of
omlaag schakelen.
12. Breng de olieaftapplug aan en zet
deze dan vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.OPMERKING:Controleer of de onderlegring beschadigd isen vervang indien nodig.13. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motorolie,
monteer dan de olievuldop en zet deze
vast.
LET OP:
DCA11620
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen olieën
met een “CD” dieselspecificatie of
olieën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
1. MomentsleutelAanhaalmoment:
Oliefilterpatroon:
17 Nm (1.7 m·kgf, 12 ft·lbf)
1. Bout
2. Schakelas
3. Lijn merktekens uit
4. SchakelhendelAanhaalmoment:
Bout van schakelhendel:
10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug:
43 Nm (4.3 m·kgf, 31 ft·lbf)
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van oliefilterpa-
troon:
2.40 L (2.54 US qt) (2.11 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterpatroon:
2.60 L (2.75 US qt) (2.29 Imp.qt)
U2C0D0D0.book Page 13 Friday, September 16, 2005 10:11 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-25
6
2. Draai om de aandrijfketting strakker te
stellen de stelbout aan beide uiteinden
van de achterbrug in de richting (a).
Stel de ketting losser door de stelbout
aan beide uiteinden van de achterbrug
in de richting (b) te draaien en dan het
achterwiel naar voren te drukken.OPMERKING:Gebruik voor een goede wieluitlijning de uit-
lijnmerktekens aan beide zijden van de ach-
terbrug, om zeker te zijn dat beidestelmoeren dezelfde positie hebben.
LET OP:
DCA10570
Een slecht gespannen aandrijfketting
overbelast de motor en andere vitale de-
len van de motorfiets, waardoor de ket-
ting kan slippen of breken. Om dit te
voorkomen moet de spanning van de
aandrijfketting binnen het voorgeschre-ven bereik blijven.
3. Draai de wielasmoer vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
4. Zet de stelbouten vast in richting (a)
met het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.
5. Draai de borgmoeren vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
DAU23022
Reinigen en smeren van de
aandrijfketting De aandrijfketting moet worden gereinigd
en gesmeerd volgens de intervalperioden
zoals voorgeschreven in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema, anders zal
de ketting snel slijten, met name in vochtige
of stoffige gebieden. Onderhoud de ketting
als volgt.LET OP:
DCA10581
De aandrijfketting moet worden ge-
smeerd nadat de motorfiets is gewassenof ermee in de regen is gereden.
1. Reinig de aandrijfketting met petro-
leum en een zacht borsteltje.LET OP:
DCA11120
Om beschadiging van de o-ringen te
voorkomen, mag de aandrijfketting niet
worden gereinigd met een stoomreiniger
of hogedrukreiniger of met niet-geschik-te ontvetters.
2. Wrijf de aandrijfketting droog.
3. Smeer de aandrijfketting grondig met
speciale smering voor o-ring kettin-
gen.
1. Wielasmoer
2. Stelbout spanning aandrijfketting
3. Borgmoer
4. Uitlijnmerktekens
Aanhaalmoment:
Wielasmoer:
110 Nm (11.0 m·kgf, 80 ft·lbf)
Aanhaalmoment:
Stelbout spanning aandrijfketting:
2.0 Nm (0.2 m·kgf, 1.4 ft·lbf)
Aanhaalmoment:
Borgmoer:
16 Nm (1.6 m·kgf, 11 ft·lbf)
U2C0D0D0.book Page 25 Friday, September 16, 2005 10:11 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-26
6
LET OP:
DCA11110
Gebruik geen motorolie of andere
smeermidelen voor de aandrijfketting,
deze bevatten mogelijk toevoegingendie de o-ringen kunnen beschadigen.
DAU23100
Controleren en smeren van
kabels De werking van alle bedieningskabels en de
conditie van alle kabels moet voorafgaand
aan elke rit worden gecontroleerd en de ka-
bel en kabeleinden moeten indien nodig
worden gesmeerd. Vraag een Yamaha
dealer een kabel te controleren of te vervan-
gen wanneer deze is beschadigd of niet
soepel beweegt.
WAARSCHUWING
DWA10720
Bij schade aan de buitenkabel kan de
goede werking van de kabel worden be-
lemmerd en kan de binnenkabel gaan
roesten. Vervang een beschadigde kabel
zo snel mogelijk om onveilige conditieste voorkomen.
DAU23111
Controleren en smeren van
gasgreep en gaskabel De werking van de gasgreep hoort vooraf-
gaand aan elke rit te worden gecontroleerd.
Smeer ook de gaskabel volgens de interval-
tijden gespecificeerd in het periodiek onder-
houdsschema.
Aanbevolen smeermiddel:
Motorolie
U2C0D0D0.book Page 26 Friday, September 16, 2005 10:11 AM
VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS
7-2
7
breng dan na wassen een hoog-
waardige polish voor gebruik opkunststof aan.
Na normaal gebruik
Verwijder vuil met warm water, zachte zeep
en een zachte, schone spons en spoel dan
grondig met schoon water. Gebruik een tan-
denborstel of een flessenborstel op moeilijk
bereikbare plekken. Hardnekkig vastzittend
vuil en insectenresten laten gemakkelijker
los als de bewuste plek alvorens te reinigen
een paar minuten met een vochtige doek
wordt bedekt.
Na rijden in regen, aan de kust of op bepe-kelde wegenZeelucht en wegenzout waarmee wegen ’s
winters worden bestrooid hebben in combi-
natie met water een zeer corrosieve wer-
king; handel daarom als volgt na een rit in
een regenbui, nabij de kust of op bepekelde
wegen.OPMERKING:’s Winters gestrooid wegenzout kan nog totin de lente aanwezig blijven.
1. Reinig de motorfiets met koud water
en zachte zeep nadat de machine is
afgekoeld.
LET OP:
DCA10790
Gebruik geen heet water, dit versterkt decorrosieve werking van het zout.
2. Laat de motorfiets drogen en breng
dan met een spuitbus een corrosiewe-
rend middel aan op alle metalen delen,
ook op de verchroomde en vernikkel-
de onderdelen (niet op de titanium uit-
laatdemper) om zo roestvorming
tegen te gaan.
Reinigen van de titanium uitlaatdemperDit model is uitgerust met een titanium uit-
laatdemper die als volgt speciale verzorging
nodig heeft.
Gebruik alleen een zachte, schone
doek of een spons met zachte zeep en
water om de titanium uitlaatdemper te
reinigen. Als de uitlaatdemper met ge-
bruik van zachte zeep niet echt schoon
wordt, kan een zachte borstel met een
basisch product worden gebruikt.
Gebruik nooit chemische stoffen of an-
dere speciale reinigingsmiddelen om
de uitlaatdemper schoon te maken,
deze zullen de buitenste deklaag van
de demper aantasten.
Al heel geringe hoeveelheden olie zo-
als afkomstig van vingerafdrukken of
van met olie besmeurde poetsdoekenzullen vlekken achterlaten op de tita-
nium demper, die met een zachte
zeep kunnen worden verwijderd.
De door hitte veroorzaakte verkleurin-
gen op een gedeelte van de uitlaatpijp
naar de titanium uitlaatdemper zijn
normaal en kunnen niet worden verwij-
derd.
Na reiniging
1. Droog de motorfiets met een zeemle-
ren lap of een vochtabsorberende
doek.
2. Laat de aandrijfketting direct drogen
en smeer hem om roestvorming te
voorkomen.
3. Gebruik een chroompolish om ver-
chroomde, aluminium en roestvrijsta-
len delen te laten glanzen.
4. Het is aan te bevelen om met een
spuitbus een corrosiewerend middel
aan te brengen op alle metalen delen,
ook op verchroomde en vernikkelde
componenten, om zo corrosie te voor-
komen.
5. Gebruik oliespray als universeel
schoonmaakmiddel om eventueel nog
achtergebleven vuil te verwijderen.
6. Werk kleine lakbeschadigingen bij ver-
oorzaakt door steenslag e.d.
U2C0D0D0.book Page 2 Friday, September 16, 2005 10:11 AM