125
De airbag voor (bestuurder en passa-
gier) is een veiligheidsvoorziening die
onmiddellijk in werking treedt bij een
middelzware frontale botsing.
Bij een frontale botsing verwerkt de
centrale regeleenheid de informatie
van de verschillende vertragingssen-
soren, en zorgt ervoor, indien nodig,
dat het kussen opblaast met een
kracht en een snelheid die afhangt
van de ontvangen informatie.
Het kussen blaast onmiddellijk op,
waardoor het lichaam van de inzit-
tenden voor wordt opgevangen en de
kans op letsel beperkt wordt. Direct
daarna loopt het kussen weer leeg.
Bij een ongeval kan een inzittende
die geen veiligheidsgordel heeft
omgelegd in contact komen met een
airbag die nog niet volledig opgebla-
zen is, waardoor de inzittende min-
der beschermd wordt. De airbag
voor (bestuurder en passagier) is
geen vervanging voor de veiligheids-
gordels, maar een aanvulling. Draag
dus altijd veiligheidsgordels.
Bovendien is het dragen van veilig-heidsgordels wettelijk verplicht in
Europa (en in de meeste landen
daarbuiten).
Bij lichte frontale botsingen (waar-
bij de veiligheidsgordel de inzittende
op zijn plaats houdt), wordt de air-
bag niet geactiveerd.
Bij botsingen tegen snel vervormba-
re of beweegbare objecten (zoals ver-
keerspalen, sneeuw- of ijs-ophopin-
gen, geparkeerde auto’s, enz), bij
aanrijdingen van achteren (zoals een
aanrijding door een andere auto) en
bij zijdelingse aanrijdingen tegen
andere auto’s of veiligheidsbarrières
(bijvoorbeeld tegen de onderkant van
de auto of de vangrail), wordt de air-
bag niet geactiveerd omdat geen
enkele aanvullende bescherming
wordt geboden ten opzichte van de
veiligheidsgordels.
Als de airbag in deze gevallen niet
geactiveerd wordt, betekent dit niet
dat het systeem niet goed functio-
neert.ZEER GEVAAR-
LIJKDe auto is
uitgerust met een
airbag voor aan de passagierszij-
de. Monteer absoluut geen kin-
derzitje op de passagierstoel
voor. Als het absoluut noodzake-
lijk is een kind op de passagiers-
stoel voor te vervoeren, kan de
airbag voor aan de passagierszij-
de worden uitgeschakeld. Ook als
het niet wettelijk verplicht is,
raden wij u aan, voor een optima-
le bescherming van de volwasse-
nen, de airbag onmiddellijk weer
in te schakelen zodra er geen
kind meer op de passagiersstoel
voor vervoerd wordt. AIRBAG VOOR AAN PASSA-
GIERSZIJDE
De airbag voor aan passagierszijde
is ontwikkeld om de bescherming te
verbeteren van een inzittende voor
met omgelegde veiligheidsgordel.
Als de airbag volledig opgeblazen
is, vult deze het grootste deel van de
ruimte tussen het dashboard en de
voorpassagier.
AIRBAG
126
Airbag voor aan passagierszijde
handmatig uitschakelen
Als het absoluut noodzakelijk is
een kind op de passagiersstoel voor
te vervoeren, kan de airbag voor aan
passagierszijde worden uitgescha-
keld.
De airbag wordt uitgeschakeld
door met de contactsleutel de sleu-
telschakelaar rechts van het dash-
board (fig. 160) te bedienen. De
schakelaar kan worden bediend als
het portier aan passagierszijde is
geopend.
De sleutelschakelaar heeft twee
standen:
stand 1 (ON): airbag voor aan pas-
sagierszijde ingeschakeld, het waar-
schuwingslampje ïis gedoofd; het
is absoluut verboden kinderen op de
passagiersstoel voor te vervoeren;stand 2 (OFF): airbag voor aan pas-
sagierszijde uitgeschakeld, het waar-
schuwingslampje ïbrandt; het is
mogelijk kinderen op de passagiers-
stoel voor te vervoeren, waarbij ze be-
schermd moeten worden door pas-
sende universele systemen.
Het waarschuwingslampje ïblijft
continu branden totdat de airbag aan
passagierszijde opnieuw wordt inge-
schakeld.
De uitschakeling van de airbag voor
aan passagierszijde heeft geen invloed
op de werking van de zij-airbag.
De sleutel kan bij geopend portier in
beide standen in de schakelaar wor-
den gestoken of worden uitgenomen.ZIJ-AIRBAGS
(SIDE-BAGS - HEADBAGS)
De zij-airbags beschermen de inzit-
tenden bij een middelzware zijde-
lingse aanrijding.
Ze bestaan uit zich snel opblazende
kussens:
– de side-bag is in de rugleuning
van de stoelen voor geplaatst (eerste
rij), waardoor het kussen ten opzich-
te van de inzittende altijd de optima-
le positie inneemt, ongeacht de stand
van de stoel;
– de headbag is een “gordijn”-sys-
teem en bevindt zich in de hemelbekle-
ding aan de zijkant; de headbag is
afgedekt met een afwerklijst, waardoor
het kussen naar beneden wordt opge-
blazen. Deze uitvoering is ontwikkeld
om bescherming te bieden aan het
hoofd en zorgt ervoor dat de inzitten-
den van alle drie de rijen tijdens een
zijdelingse botsing maximaal zijn
beschermd, dankzij het grote effectieve
oppervlak.
Bij een zijdelingse aanrijding ver-
werkt een elektronische regeleenheid
de gegevens van een vertragingssen-
sor en zorgt ervoor, indien nodig, dat
het kussen opblaast.
fig. 160
L0B0113b
129
Plaats geen stickers of
andere objecten op het
stuurwiel, op de plek van
de airbag aan passagierszijde of
de zijkant van de hemelbekle-
ding.
Reis niet met voorwer-
pen op schoot en houd
vooral geen pijp, potlood,
enz in de mond. Bij een ongeval
waarbij de airbag in werking
treedt, kan dit ernstig letsel ver-
oorzaken.Bedenk dat als de con-
tactsleutel in stand M
staat, ook bij uitgezette
motor de airbags geactiveerd
kunnen worden als de auto wordt
aangereden door een andere
auto. Ook bij een stilstaande auto
mogen dus absoluut geen kinde-
ren op de voorstoel worden ver-
voerd.
Als bij een stilstaande auto en
met uitgenomen contactsleutel de
airbags bij een ongeval niet in
werking treden, betekent dit ech-
ter niet dat het systeem niet goed
werkt.Laat bij diefstal of een
poging tot diefstal, bij
beschadiging of als de
auto bij een overstroming onder
water is geweest, het airbagsys-
teem door de Lancia-dealer con-
troleren.
De rugleuningen van de
voorstoelen mogen niet
met water worden afgeno-
men of met stoom worden gerei-
nigd in een automatisch wasap-
paraat.
Bedek de rugleuning van
de voorstoelen niet met
hoezen of kleden.
142
IN DE BERGEN RIJDEN
Enkele belangrijke tips:
– Rem zoveel mogelijk op de motor
af en rijd in een lage versnelling
bergafwaarts. Daarmee voorkomt u
dat de remmen oververhit raken.
– Rijd nooit naar beneden met
afgezette motor of met de versnel-
lingspook in de vrijstand, en abso-
luut nooit met uitgenomen contact-
sleutel.
– Rijd met een matige snelheid, en
vermijd het “afsnijden” van boch-
ten.
– Denk eraan dat bergopwaarts
inhalen veel langzamer gaat en dat
de weg daarom langer vrij moet zijn.
Als u wordt ingehaald terwijl u berg-
opwaarts rijdt, geef de passerende
auto dan de ruimte.MET SNEEUW EN IJS RIJDEN
Enkele belangrijke tips:
– Rijd met zeer matige snelheid.
– Houd ruim afstand van de auto’s
voor u.
– Monteer sneeuwkettingen als u
op besneeuwde wegen rijdt; zie de
paragraaf “Sneeuwkettingen” in dit
hoofdstuk.
– Blijf niet te lang met een draaien-
de motor in diepe sneeuw stilstaan.
De sneeuw kan de afvoer van uit-
laatgas verhinderen, waardoor dit in
het interieur terecht kan komen.
– Rem bij voorkeur op de motor af
en vermijd bruusk remmen.
– Vermijd snel optrekken en plot-
seling van richting veranderen.– In de winter kan op schijnbaar
droge wegen toch ijs liggen. Let
daarom vooral goed op de delen van
de weg die door de aanwezigheid
van bomen of rotsen weinig zon krij-
gen, waardoor ijs kan blijven liggen.
MET ABS RIJDEN
Het ABS is een voorziening op het
remsysteem die twee belangrijke
voordelen biedt:
1)Het voorkomt het blokkeren en
daarmee het slippen van de wielen
bij een noodstop en in omstandighe-
den waarbij de grip op het wegdek
beperkt is.
2)Het houdt de auto tijdens het
remmen bestuurbaar. Hierdoor kunt
u tijdens het remmen obstakels ont-
wijken of van richting veranderen,
mits de grip van de banden dit toe-
laat.
143
Enkele belangrijke tips:
– Bij een noodstop of bij vermin-
derde grip voelt u een lichte trilling
in het rempedaal: dit is het signaal
dat het ABS werkt. Laat het pedaal
niet los, maar blijf het ingetrapt
houden zodat het remsysteem conti-
nu werkt.
– Het ABS voorkomt het blokkeren
van de wielen, maar verhoogt de
grip van de banden op het wegdek
niet. Houd daarom ook met auto’s
met ABS een veilige afstand van de
auto’s die voor u rijden en beperk de
snelheid voor u een bocht inrijdt.
Het ABS dient om de bestuurbaar-
heid van de auto te verbeteren, en
niet om harder te rijden.KOSTENBESPARING EN BEPERKING VAN
DE UITSTOOT VAN SCHADELIJKE UIT-
LAATGASSEN
Banden
Controleer regelmatig, ten minste
een keer per maand, de spanning
van de banden. Als de spanning te
laag is, wordt de weerstand groter en
neemt het verbruik toe. Bovendien
slijten hierdoor de banden sneller en
verslechtert de wegligging van de
auto, waardoor de veiligheid in
gevaar kan worden gebracht.
Overbodige bagage
Rijd niet met een te zwaar beladen
bagageruimte. Het gewicht van de
auto (vooral in stadsverkeer) en de
wieluitlijning hebben grote invloed
op het brandstofverbruik en de sta-
biliteit. Hierna volgen enkele nuttige tips,
waardoor de kosten aan de auto zo
laag mogelijk blijven en de uitstoot
van schadelijke uitlaatgassen zoveel
mogelijk beperkt wordt.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Doelmatig onderhoud is een beslis-
sende factor voor een lange levens-
duur, de beste prestaties en een zo
zuinig mogelijk gebruik van de auto.
Laat daarom tijdig de in het onder-
houdsschema aangegeven werk-
zaamheden uitvoeren (zie bougies,
lucht-/brandstoffilter, klepspeling,
enz.). Zie voor het onderhoudssche-
ma het hoofdstuk “Onderhoud van
de auto”.
148
Schakel een lage versnelling in tij-
dens het afdalen om te voorkomen
dat u constant moet remmen.
Het gewicht van de aanhanger dat
op de trekhaak rust, moet worden
afgetrokken van het laadvermogen
van de auto.
Om er zeker van te zijn dat u het
maximum toelaatbaar aanhangerge-
wicht (aangegeven op de typegoed-
keuring) niet overschrijdt, moet u er
rekening mee houden dat het maxi-
mum betrekking heeft op het totale
gewicht van de aanhangwagen of
caravan, inclusief accessoires en
bagage.
Houdt u aan de snelheidsbeperkin-
gen die voor auto’s met aanhanger
gelden. U mag in geen geval harder
rijden dan 100 km/h.Het ABS waarmee de
auto kan zijn uitgerust,
werkt niet op het remsys-
teem van de aanhanger. Wees
daarom extra voorzichtig op
gladde wegen.Voer in geen geval modi-
ficaties aan het remsys-
teem van de auto uit. Het
remsysteem van de aanhanger
moet geheel onafhankelijk van
het hydraulisch remsysteem van
de auto worden bediend.
155
WIEL VERWISSELEN
Het is nodig te weten dat:
– de krik 3,4 kg weegt;
– de krik geen afstelwerkzaamheden
mag vereisen;
– de krik bij beschadiging vervangen
moet worden door een krik van het-
zelfde type;
– buiten de slinger geen enkel ander
gereedschap op de krik gemonteerd
mag kunnen worden.
Ga voor het verwisselen van het wiel
als volgt te werk:
1)Stop de auto op een plaats waar
het verkeer niet in gevaar wordt ge-
bracht en in alle veiligheid het wiel
kan worden verwisseld. Zet de auto zo
mogelijk op een vlakke en stevige on-
dergrond. Controleer regelmatig de
spanning van de banden
en van het reservewiel. Als
u het gemonteerde velgtype wilt
vervangen (lichtmetalen in plaats
van stalen of omgekeerd), moeten
tevens alle wielbouten worden ver-
vangen door bouten met een lengte
die aangepast is aan het velgtype.
Het is raadzaam de vervangen
wielbouten te bewaren voor als u
in de toekomst het originele velg-
type weer wilt monteren.Maak het ventiel abso-
luut niet open. Plaats geen
enkel stuk gereedschap
tussen velg en band. Controleer re-
gelmatig en herstel, indien nodig,
de spanning van de banden en van
het reservewiel en houdt u daarbij
aan de waarden die beschreven
staan in het hoofdstuk “Techni-
sche gegevens”.
Attendeer het overige
wegverkeer op de stil-
staande auto m.b.v de
waarschuwingsknipperlichten, de
wettelijk verplichte gevarendrie-
hoek, enz. Tijdens het verwisselen
van een wiel moeten alle inzitten-
den uit de auto zijn, en op een vei-
lige afstand van het verkeer wach-
ten, totdat het wiel verwisseld is.
Als de auto op een helling of op
een slecht wegdek staat, blokkeer
de wielen dan met stenen of an-
dere voorwerpen.
176
Zekeringenkast in de motorruimte (fig. 38)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
1810A
15A
10A
10A
10A
15A
20A
20A
15A
15A
10A
10A
15A
10A
30A
30A
30A
40ASchakelaar achteruitrijlichten, gasontladingslampen (xenon), bediening
aanjager, niveau koelvloeistof, verwarmd dieselfilter (JTD-uitvoeringen),
voorgloeibougies (JTD-uitvoeringen), cruise-control, luchtkwantummeter
(JTD-uitvoeringen)
Brandstofpomp, uitlaatgasrecirculatie en regelaar turbocompressor (JTD-uitvoeringen).
ABS, ESP.
Voeding services via start-/contactslot voor body computer
Roetfilter (JTD-uitvoeringen).
Mistlampen voor
Koplampsproeiers
Voeding relais body computer, bediening relais elektroventilateur (JTD-uitvoeringen),
magneetklep oliedrukregelaar en uitlaatgasrecirculatie (JTD-uitvoeringen).
Dimlicht links, koplampverstelling.
Dimlicht rechts
Grootlicht links
Grootlicht rechts
Claxon
Ruitensproeier-/achterruitsproeierpomp
Lambdasonde, inspuitventielen, bougies, brandstofdamp afsluitklep, uitlaatgasverdeling
en -recirculatie (benzine-uitvoeringen), magneetklep inspuitpomp (JTD-uitvoeringen)
Luchtpomp (benzine-uitvoeringen);
Ruitenwissers
Extra aanjagers.