Page 76 of 246
72
SENSOREN
Voor een zeer nauwkeurige wer-
king van de klimaatregeling is het
systeem niet alleen uitgerust met een
buiten- en binnentemperatuursensor
maar ook met een zonnestralings-
sensor die de sterkte van de zonne-
straling naar de regeleenheid zendt.
Hierdoor wordt de temperatuur in
het interieur optimaal geregeld.
De zonnestralingssensor is in het
midden van het dashboard
geplaatst; de buiten- en binnentem-
peratuursensor bevinden zich op de
buitenspiegel aan passagierszijde.
fig. 82
L0B0066b
BEDIENINGSKNOPPEN (fig. 82)
Page 83 of 246

79
HENDELS AAN HET
STUUR
HENDEL LINKS
Met de linker hendel bedient u de
meeste onderdelen van de buitenver-
lichting. Bij uitgenomen sleutel,
waarschuwt een geluidssignaal u dat
de buitenverlichting is ingeschakeld.
De buitenverlichting werkt uitslui-
tend als de contactsleutel in stand M
staat.
Buitenverlichting (fig. 84)
De buitenverlichting wordt inge-
schakeld als u draaiknop Avan
stand 0in stand
6zet.Dimlichten (fig. 85)
Het dimlicht wordt ingeschakeld
als u draaiknop Avan stand
6in
stand
21zet.
Op het instrumentenpaneel gaat
het controlelampje
2branden.Follow me home
(indien aanwezig - fig. 86)
Met deze functie wordt het gebied
voor de auto gedurende een vooraf
ingestelde tijd (45 seconden) ver-
licht. U schakelt deze functie in door
de linker hendel naar het dashboard
te duwen met de contactsleutel in
stand Sof uitgenomen. Dit dient te
gebeuren binnen 2 minuten na het
uitzetten van de motor.
Als de auto is uitgerust met het sys-
teem voor automatische inschake-
ling van de buitenverlichting en het
dimlicht, dan schakelt de functie fol-
low me home automatisch in bij het
openen van de portieren.
fig. 84
L0B0204b
fig. 85
L0B0205b
fig. 86
L0B0248b
Page 97 of 246

93
Als de motor bij de eerste poging
niet aanslaat, moet u de sleutel
terugdraaien in stand Svoordat u
opnieuw start.
Als met de contactsleutel in stand
Mhet lampje op het dashboard blijft
branden, raden wij u aan de sleutel
in stand Ste draaien en vervolgens
weer in stand M; als het lampje nog
steeds blijft branden, probeer het
dan met de andere geleverde sleu-
tels.
Als de motor nog niet aanslaat,
voer dan zelf een noodstart uit (zie
het hoofdstuk “Noodgevallen”) of
wendt u tot een Lancia-dealer.
BELANGRIJKLaat de contact-
sleutel niet in stand Mstaan als de
motor stilstaat, zodat de accu niet
onnodig wordt ontladen.WEGRIJDEN MET DE AUTO
Ga voor het wegrijden met de auto
als volgt te werk:
– trap het koppelingspedaal geheel
in;
– kies de gewenste stand;
– geef geleidelijk gas; de auto gaat
rijden en de versnellingsbak schakelt
automatisch in de gekozen stand in.SEQUENTIËLE WERKING
Verplaats de hendel vanuit stand D
naar rechts in stand M:
• verplaats de hendel naar +:
opschakelen;
• verplaats de hendel naar –: terug-
schakelen.
Iedere ingeschakelde versnelling
wordt op het display weergegeven en
iedere mogelijke fout wordt uitgeslo-
ten door de continue controle door
de regeleenheid, waardoor alleen een
lagere versnelling kan worden inge-
schakeld als het toerental van de
motor dit toestaat.
Bij sequentiële werking werkt de
elektronisch geregelde automatische
versnellingsbak als een handgescha-
kelde versnellingsbak.
De elektronische regeleenheid wij-
zigt de overbrengingsverhoudingen
als het motortoerental het toegestane
minimum of maximum toerental
overschrijdt. De selectorhendel kan
uitsluitend uit stand P
verplaatst worden, als de
contactsleutel in stand M staat en
het rempedaal is ingetrapt
(beveiligingssysteem Shift-lock).
Page 100 of 246
96
INTERIEURUIT-
RUSTING
ONDERSTE DASHBOARDKAST-
JE (fig. 108)
Trek, voor het openen van het
kastje, aan de handgreep A.
Door het draaien van de sleutel
kunt u het slot van het kastje ver- of
ontgrendelen.Met deze aansluiting kunnen de
eerder gefilmde beelden op het dis-
play van het systeem worden weer-
gegeven.
VERZONKEN BOVENSTE DASH-
BOARDKASTJE (fig. 110 - 111)
Druk voor het openen van de dash-
boardkastjes op knop A.
Rijd niet met geopend
dashboardkastje: hier-
door kan de passagier
verwondingen oplopen bij een
ongeval.Rijd niet met geopende
dashboardkastjes: hier-
door kan de voorpassa-
gier verwondingen oplopen bij
een ongeval.
fig. 108
L0B0088b
fig. 110
L0B0256b
fig. 111
L0B0257b
AUDIO-VIDEO AANSLUITING
(indien aanwezig - fig. 109)
In het dashboardkastje bevindt
zich een AUDIO-VIDEO stekker A
voor de aansluiting van een videoca-
mera op het CONNECT Nav+ tele-
matica-infosysteem (functie op dit
moment nog niet beschikbaar).
fig. 109
L0B0293b
Page 101 of 246
97
OPBERGVAK IN HET MIDDEN
MET BLIKJESHOUDER (fig. 112)
Open het vak in de richting van de
pijl. Het vak is voorzien van een
bekerhouder A. OPBERGVAKKEN ONDER DE
VOORSTOELEN (fig. 113)
Voor gebruik moet u het vak met
behulp van de handgreep Aomhoog
tillen en het vak naar buiten trek-
ken.OPBERGVAKKEN
De interieuruitrusting wordt
gecompleteerd met de volgende
opbergvakken:
– open vak A(fig. 114) onder het
stuur voor het opbergen van de
documentatie van de auto;
Rijd niet met een geo-
pend dashboardkastje:
hierdoor kan de voorpas-
sagier verwondingen oplopen bij
een ongeval.
fig. 112
L0B0090b
fig. 113
L0B0092b
fig. 114
L0B0089b
Page 107 of 246
103
Verlichting zonneklepspiegel
(fig. 130)
Als u met de contactsleutel in stand
Mhet afsluitschuifje Bopent, gaat
de verlichting Aaan de zijkant van
het spiegeltje branden. Door de ver-
lichting kan het spiegeltje ook bij
weinig licht gebruikt worden.Verlichting dashboardkastje
(fig. 131)
Met de contactsleutel in stand M
gaat de verlichting Aautomatisch
branden als het dashboardkastje
wordt geopend. Dorpelverlichting (fig. 132)
De verlichting Ain de voorportie-
ren gaat automatisch branden als
het betreffende portier wordt geo-
pend, ongeacht de stand van de con-
tactsleutel.
fig. 130
L0B0086b
fig. 131
L0B0258b
fig. 132
L0B0259b
Page 124 of 246

120
Het ESP-systeem helpt de bestuur-
der de auto onder controle te houden
als de grip van de banden onvol-
doende is. De krachten die het ESP-
systeem regelt om de stabiliteit van
de auto te handhaven, zijn altijd
afhankelijk van de grip tussen band
en wegdek.
WERKING VAN HET ESP-SYS-
TEEM
Het ESP-systeem wordt automa-
tisch ingeschakeld als de motor
wordt gestart en kan handmatig
worden uit- en weer ingeschakeld
door het indrukken van knop A(fig.
155) op het dashboard.De belangrijkste componenten van
het ESP-systeem zijn:
– een elektronische regeleenheid
die de signalen van de sensoren ver-
werkt en de best mogelijke regeling
uitvoert;
– een stuurhoeksensor;
– vier sensoren die de draaisnelheid
van elk wiel meten;
– een remdruksensor;
– een gierhoeksensor die de ver-
draaiing om de verticale as van de
auto meet;
– een dwarsversnellingsensor die de
zijwaartse versnelling meet (centri-
fugaalkracht).Het hart van het ESP-systeem is de
ESP-regeleenheid die met de gege-
vens van de sensoren op de auto de
centrifugale krachten berekent, die
op een auto werken in een bocht. De
gierhoeksensor meet de draaiing van
de auto om de verticale as. De cen-
trifugale krachten die worden
gecreëerd als de auto een bocht
neemt worden gemeten met een
dwarsversnellingsensor met een
hoge gevoeligheid.
De stabiliserende werking van het
ESP-systeem is gebaseerd op de
berekeningen die de ESP-regeleen-
heid uitvoert. Deze verwerkt de ont-
vangen signalen van de stuurhoek-
sensor, de dwarsversnellingsensor en
de snelheidssensor bij elk wiel.
Dankzij deze signalen kan de rege-
leenheid de uitkomst voorspellen
van de handelingen die de bestuur-
der uitvoert bij het draaien aan het
stuur.
fig. 155
L0B0112b
Page 128 of 246
124
AIRBAGS VOOR EN
ZIJ-AIRBAGS
De auto is uitgerust met airbags
voor, aan bestuurderszijde (fig. 156)
en aan passagierszijde (fig. 157) zij-
airbags (side-bags) (fig. 159) en
headbags (fig. 158).AIRBAGS VOOR
Beschrijving en werking
De airbag voor (bestuurder en pas-
sagier) is een veiligheidsvoorziening
die onmiddellijk in werking treedt
bij een frontale botsing.De airbag bestaat uit een tweetraps
opblaasbaar luchtkussen dat in een
daarvoor bestemde ruimte is
geplaatst:
– in het midden van het stuurwiel
aan bestuurderszijde;
– een luchtkussen met een groter
volume boven het dashboardkastje
aan passagierszijde.
fig. 156
L0B0083b
fig. 157
L0B0097b
fig. 159
L0B0099b
fig. 158
L0B0111b