81
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
De volgende parameters en functies kunnen
handmatig worden ingesteld en gewijzigd:
❒temperatuur bestuurderszijde/passa-
gierszijde voor;
❒aanjagersnelheid (traploze regeling);
❒luchtverdeling in vijf standen (bestuur-
der/passagier voor);
❒inschakelen van de compressor;
❒niet gescheiden/gescheiden regeling;
❒snelle ontwaseming/ontdooiing;
❒luchtrecirculatie;
❒achterruitverwarming;
❒uitschakelen van het systeem.
BEDIENINGSORGANEN
Adrukknop voor inschakelen functie
MONO (gelijkstellen ingestelde tempe-
raturen)
Bdrukknop voor in- en uitschakelen air-
cocompressor
Cdrukknop voor in- en uitschakelen
luchtrecirculatie
Ddisplay met informatie over klimaatre-
gelingEdrukknop voor uitschakelen airconditioning
Fdrukknop voor inschakelen functie MAX-DEF (snelle ont-
dooiing/ontwaseming voorruit en zijruiten voor)
Gdrukknop voor in- en uitschakelen achterruitverwarming
Hdrukknop voor inschakelen functie AUTO (automatische
werking) en draaiknop voor regelen temperatuur aan pas-
sagierszijde
Idrukknoppen voor instellen luchtverdeling aan passagierszijde
Lverhogen/verlagen aanjagersnelheid
Mdrukknoppen voor instellen luchtverdeling aan bestuur-
derszijde
Ndrukknop voor inschakelen functie AUTO (automatische
werking) en draaiknop voor regelen temperatuur aan
bestuurderszijde
L0D0065m
GEBRUIK VAN DE KLIMAATREGELING
Het systeem kan op verschillende manieren worden
ingeschakeld, maar wij raden u aan te beginnen
met het indrukken van een van de knoppen AUTO
en vervolgens de draaiknoppen te draaien om op
het display de gewenste temperaturen in te stellen.
Omdat het systeem het klimaat in twee zones in het
interieur regelt, kunnen de bestuurder en de passa-
gier voor verschillende temperatuurwaarden instel-
len. Het maximaal toegestane verschil is 7 °C.
Op deze wijze begint het systeem geheel automa-
tisch te werken, zodat zo snel mogelijk de ingestel-
de temperaturen worden bereikt. Het systeem regelt
de temperatuur, de luchthoeveelheid, de luchtver-
deling in het interieur, de recirculatiefunctie en het
inschakelen van de aircocompressor.
Tijdens de volledig automatische werking van het
systeem, moeten alleen de volgende functies even-
tueel handmatig worden ingeschakeld:
❒MONO, om de ingestelde temperatuur en de
luchtverdeling aan bestuurders- en passagierszij-
de voor gelijk te stellen;
❒…, luchtrecirculatie, om de recirculatie altijd
in- of uitgeschakeld te houden;
❒-, voor een snelle ontwaseming/ontdooiing van
de ruiten voor, de achterruit en de buitenspie-
gels;
❒(, voor het ontwasemen/ontdooien van de ach-
terruit en de buitenspiegels.Tijdens de volledig automatische werking van het
systeem kunt u op ieder moment de ingestelde tem-
peraturen, de luchtverdeling en de aanjagersnelheid
met de betreffende knoppen wijzigen: het systeem
zal automatisch de eigen instellingen wijzigen en
aanpassen aan de nieuwe instellingen.
Als tijdens de volledige automatische werking
(FULL AUTO) de luchtverdeling en/of de luchtop-
brengst gewijzigd worden en/of de inschakeling van
de compressor en/of de recirculatie, dan verdwijnt
het opschrift FULL. Op deze manier worden de
functies niet langer automatisch geregeld maar
moeten met de hand worden bediend, totdat u
opnieuw de knop AUTO indrukt. De aanjagersnel-
heid is voor alle zones in het interieur gelijk.
Als een of meer functies handmatig zijn ingescha-
keld, dan blijft de regeling van de luchttemperatuur
automatisch plaatsvinden, behalve als de compres-
sor is uitgeschakeld: als de compressor is uitgescha-
keld, dan kan er geen lucht in het interieur worden
gevoerd waarvan de temperatuur lager is dan de
buitentemperatuur.
82
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
83
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
BEDIENINGSORGANEN
Draaiknoppen voor
regeling luchttempe-
ratuur H-N
Als u de knoppen naar
rechts of naar links
draait, verhoogt of verlaagt u de luchttemperatuur
respectievelijk in het gedeelte linksvoor (draaiknop
N) en rechtsvoor (draaiknop H) van het interieur.
Omdat het systeem het klimaat in twee zones in het
interieur regelt, kunnen de bestuurder en de passa-
gier voor verschillende temperatuurwaarden instel-
len. Het maximaal toegestane verschil is 7 °C.
De ingestelde temperaturen worden op het display
weergegeven dicht bij de knoppen.
Als u knop A (MONO) indrukt, wordt de tempera-
tuur aan bestuurders- en passagierszijde automa-
tisch gelijkgesteld, waarna u de temperatuur in de
twee zones met de draaiknop N aan bestuurderszij-
de kunt regelen.
Met deze functie kan de temperatuur in het interi-
eur makkelijk geregeld worden, als de bestuurder
alleen in de auto zit.
De gescheiden regeling van de temperatuur en de
luchtverdeling wordt automatisch weer hervat als u
de knop H draait of nogmaals op de knop (A-
MONO) drukt als het lampje op de knop brandt.Als u de knoppen helemaal naar rechts of helemaal
naar links draait, tot aan de uiterste waarden HI of
LO, wordt respectievelijk de functie van de maxi-
male verwarming of de maximale koeling ingescha-
keld:
❒Functie HI (maximale verwarming):
wordt ingeschakeld als de draaiknop van de tempe-
ratuur naar rechts wordt gedraaid, voorbij de maxi-
male waarde (32 °C). Deze functie kan worden
geactiveerd voor alleen de bestuurderszijde of de
passagierszijde voor of voor beide zijden (ook door
de functie MONO te selecteren).
Deze functie kan worden ingeschakeld als u het
interieur zo snel mogelijk wilt verwarmen, waarbij
maximaal van het vermogen van het systeem
gebruik wordt gemaakt. Deze functie maakt
gebruik van de maximale temperatuur van de ver-
warmingsvloeistof, terwijl de luchtverdeling en de
snelheid van de aanjager door het systeem worden
ingesteld.
Als de motorkoelvloeistof niet warm genoeg is,
schakelt het systeem niet onmiddellijk de maximale
aanjagersnelheid in, om de toevoer van te koude
lucht in het interieur te beperken.
Als deze functie is ingeschakeld, zijn alle handmati-
ge instellingen toegestaan.
85
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
De ingestelde luchtverdeling wordt aangegeven
door een brandend lampje op de geselecteerde
knoppen.
Als een gecombineerde functie is ingesteld en er een
knop wordt ingedrukt, dan wordt ook de functie
van die knop ingeschakeld. Als daarentegen een
knop van een reeds ingestelde functie wordt inge-
drukt, dan wordt die functie uitgeschakeld (het
betreffende lampje dooft).
Voor het hervatten van de automatische werking
van de luchtverdeling na een handmatige instelling,
moet de knop AUTO worden ingedrukt.
Als de bestuurder kiest voor luchtverdeling naar de
voorruit, wordt ook de luchtstroom aan passagiers-
zijde automatisch naar de voorruit geleid. De pas-
sagier kan vervolgens een andere luchtverdeling
kiezen door de betreffende knoppen in te drukken.Drukknoppen voor regelen aanja-
gersnelheid L
Als u op de uiteinden van knop p
drukt, wordt de aanjagersnelheid
verhoogd of verlaagd en daarmee de
hoeveelheid lucht die in het interieur wordt gevoerd
om de gewenste temperatuur te handhaven.
De aanjagersnelheid wordt weergegeven door ver-
lichte staafjes op het display
❒Maximum aanjagersnelheid = alle staafjes ver-
licht
❒Minimum aanjagersnelheid = één staafje ver-
licht.
De aanjager kan worden uitgeschakeld, maar alleen
als u de aircocompressor hebt uitgeschakeld met de
knop B.
BELANGRIJK Voor het hervatten van de automati-
sche werking van de aanjager na een handmatige
instelling, moet de knop AUTO worden ingedrukt.
Drukknoppen
AUTO H-N
(automatische wer-
king)
Als u de knop AUTO
aan bestuurderszijde en/of passagierszijde voor
indrukt, regelt het systeem automatisch, in de
betreffende zones, de hoeveelheid en de verdeling
van de naar het interieur toegevoerde lucht en wor-
den alle voorafgaande handmatige instellingen
opgeheven.
Dit wordt aangeven door het verschijnen van het
opschrift FULL AUTO op het display voor.
Als er een of meerdere handmatige instellingen zijn
uitgevoerd (luchtrecirculatie, luchtverdeling, aanja-
gersnelheid of uitschakeling aircocompressor), dooft
het opschrift FULL op het display om aan te geven
dat het systeem niet langer alle functies automa-
tisch regelt (behalve de temperatuur die altijd auto-
matisch wordt geregeld).
BELANGRIJK Als het systeem vanwege handmati-
ge instellingen de gewenste temperatuur in de
verschillende zones niet meer kan garanderen en
handhaven, knippert de ingestelde temperatuur om
aan te geven dat het systeem een probleem heeft
gesignaleerd; na een minuut dooft het opschrift
AUTO.
Voor het hervatten van de automatische werking
van het systeem na een handmatige instelling (een
of meerdere), moet de knop AUTO worden inge-
drukt.Drukknop MONO A (gelijkstellen
ingestelde temperaturen en lucht-
verdeling)
Als u de knop MONO indrukt, wordt
de temperatuur en de luchtverdeling
aan bestuurderszijde en aan passagierszijde voor
automatisch gelijkgesteld, waardoor u in de twee
zones dezelfde temperatuur en de luchtverdeling
kunt instellen met de draaiknop aan bestuurderszij-
de. Met deze functie kan de temperatuur in het
interieur makkelijk geregeld worden als alleen de
bestuurder in de auto zit. De gescheiden regeling
van de temperatuur en de luchtverdeling wordt
automatisch weer hervat als u de draaiknop H
draait of nogmaals op de knop MONO A drukt als
het lampje op de knop brandt.
86
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
Drukknop voor in-/uitschakelen
luchtrecirculatie C
De luchtrecirculatie werkt als volgt:
❒geforceerde inschakeling (recirculatie altijd
ingeschakeld); het lampje op de knop C en het
symbool
íop het display branden;
❒geforceerde uitschakeling (recirculatie altijd
uitgeschakeld met luchttoevoer van buiten);
lampje op de knop en het symbool
êop het
display gedoofd.
Drukknop voor in-/uitschakelen
aircocompressor B
Als u op de knop
√drukt als het
lampje op de knop brandt, wordt de
aircocompressor uitgeschakeld en
dooft het lampje. Als u nogmaals op de knop drukt
als het lampje gedoofd is, wordt de inschakeling
van de compressor weer automatisch door het sys-
teem geregeld; dit wordt aangegeven door het gaan
branden van het lampje op de knop.
Als u de aircocompressor uitschakelt, wordt de
recirculatie uitgeschakeld om het eventuele beslaan
van de ruiten te voorkomen. Ook als het systeem de
ingestelde temperatuur kan handhaven, verdwijnt
het opschrift FULL van het display. Als het systeem
de ingestelde temperatuur echter niet meer kan
handhaven, gaat de temperatuur knipperen en
dooft het opschrift AUTO.
BELANGRIJK Met uitgeschakelde aircocompressor
is het niet mogelijk lucht in het interieur in te voe-
ren met een temperatuur die lager is dan de buiten-
temperatuur; bovendien kunnen (in bijzondere
omstandigheden) de ruiten zeer snel beslaan omdat
de lucht niet gedroogd kan worden.De uitschakeling van de aircocompressor blijft in
het geheugen opgeslagen, ook na het afzetten van
de motor.
De automatische werking van de aircocompressor
wordt automatisch hervat als u opnieuw op de
knop
√drukt (in dat geval werkt het systeem
alleen als verwarming) of op de knop AUTO.
Als bij uitgeschakelde compressor de buitentempe-
ratuur hoger is dan de ingestelde temperatuur, kan
het systeem niet aan de wens voldoen. Dit wordt als
volgt aangegeven: de ingestelde temperatuur knip-
pert enkele seconden op het display en vervolgens
dooft het opschrift AUTO.
Als de compressor is uitgeschakeld, kan de aanja-
gersnelheid handmatig op nul worden gezet (geen
enkel staafje verlicht).
Als de compressor bij draaiende motor wordt inge-
schakeld, kan de aanjagersnelheid niet onder de
minimale waarde (één staafje verlicht) zakken.
88
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
89
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
Drukknop voor snelle ontwase-
ming/ontdooiing van de voorruit
en de zijruiten voor F
Als u deze knop indrukt, schakelt de
klimaatregeling automatisch alle
functies in die noodzakelijk zijn voor het snel ont-
dooien/ontwasemen van de voorruit en de zijruiten
voor. D.w.z. dat het systeem:
❒de aircocompressor inschakelt wanneer de kli-
matologische omstandigheden dit toestaan;
❒de luchtrecirculatie uitschakelt;
❒de maximale luchttemperatuur HI op beide dis-
plays instelt;
❒een aanjagersnelheid inschakelt op basis van de
koelvloeistoftemperatuur, om toevoer van nog te
koude lucht voor de ontwaseming van de ruiten,
te beperken;
❒de luchtstroom naar de luchtroosters voor de
voorruit en de zijruiten voor leidt;
❒de achterruitverwarming inschakelt.BELANGRIJK De functie voor snelle ontwase-
ming/ontdooiing van de ruiten blijft ongeveer 3
minuten ingeschakeld nadat de koelvloeistoftempe-
ratuur boven 50°C is gekomen (benzine-uitvoerin-
gen) of 35°C (JTD-uitvoeringen).
Als de functie is ingeschakeld, gaan het lampje op
de betreffende knop en het lampje op de knop van
de achterruitverwarming branden; op het display
dooft het opschrift FULL AUTO.
Als de functie is ingeschakeld, kunnen alleen de
aanjagersnelheid en de uitschakeling van de achter-
ruitverwarming handmatig worden geregeld.
Als u op de knop F drukt of op de recirculatieknop
C of op de knop van de compressor B of op de
knoppen AUTO N of H, worden de functies die
hiervoor waren ingesteld, weer geactiveerd.
92
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
GROOTLICHT
Trek de hendel naar het stuurwiel, als de draaiknop reeds in stand 2
staat (vergrendelde stand).
Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 1branden.
Als de hendel opnieuw naar het stuurwiel wordt getrokken, dooft het
grootlicht en wordt het dimlicht weer ingeschakeld.
GROOTLICHTSIGNAAL
Het grootlichtsignaal kan worden gegeven door de hendel naar het
stuurwiel te trekken (onvergrendelde stand) ongeacht de stand van
de draaiknop.
LET OP: Controleer op het display of u niet de vergrendelde stand
hebt ingeschakeld.
L0D0069m
L0D0070m