196
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
TREKHAAK MONTEREN
De trekhaak moet door gespecialiseerd personeel
aan de carrosserie worden bevestigd waarbij de
richtlijnen die hierna zijn opgenomen, moeten wor-
den aangehouden. Deze richtlijnen worden eventu-
eel aangevuld door extra informatie van de fabri-
kant van de trekhaak.
De te installeren trekhaak moet voldoen aan de
huidige ECE-normen 94/20 en daarop volgende
wijzigingen.
Voor iedere uitvoering moet een trekhaak worden
gebruikt die geschikt is voor het maximale aan-
hangergewicht van de auto waarop de trekhaak
wordt bevestigd.
Voor de elektrische aansluiting moet een gestan-
daardiseerde stekkerverbinding worden gebruikt
die kan worden bevestigd op de daarvoor bestemde
steun op de trekhaak. Bovendien moet op de auto
een regeleenheid voor de buitenverlichting van de
aanhanger worden geïnstalleerd. Voor de elektrische aansluiting moet een 7- of 13-
polige 12VDC stekkerverbinding (CUNA/UNI- en
ISO/DIN-normen) worden gebruikt, waarbij even-
tuele aanwijzingen van de fabrikant van de auto
en/of van fabrikant van de trekhaak moeten wor-
den opgevolgd.
Een eventueel elektrisch geregelde rem of een ander
systeem (lier enz.) moet rechtstreeks op de accu
worden aangesloten met een kabel met een diame-
ter van minimaal 2,5 mm
2.
BELANGRIJK De elektrisch geregelde rem of lier
kan alleen gebruikt worden als de motor is inge-
schakeld.
Naast de op het schema aangegeven aansluitingen,
is slechts een aansluiting voor een eventuele elek-
trisch geregelde rem toegestaan en een voor een
15W-gloeilamp voor de binnenverlichting van de
caravan.
Gebruik voor de aansluitingen de aparte module
met een kabel vanaf de accu met een diameter van
ten minste 2,5 mm
2.
199
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
SNEEUWKETTINGEN
Het gebruik van sneeuwkettingen is afhankelijk
van de voorschriften van het land waar wordt gere-
den.
De sneeuwkettingen mogen alleen op de voorwielen
gemonteerd worden (aangedreven wielen). Wij
raden u het gebruik aan van sneeuwkettingen uit
het Lancia Lineaccessori-programma.
Controleer na enkele meters rijden of de kettingen
nog goed gespannen zijn.BELANGRIJK Het noodreservewiel is niet geschikt
voor de montage van sneeuwkettingen. Als u een
lekke voorband hebt, kunt u het noodreservewiel
op de achteras plaatsen en het achterwiel op de
vooras. Zo hebt u op de vooras twee normale wie-
len waarop u sneeuwkettingen kunt monteren.
BELANGRIJK Op banden met bandenmaat 205/50
R16 87V kunnen geen sneeuwkettingen worden
gemonteerd.
Banden waarop sneeuwkettingen gemonteerd kunnen worden
185/65 R14 86T
195/60 R15 88TType sneeuwketting dat gebruikt moet worden
Sneeuwkettingen met normale afmetingen
met maximale dikte boven het profiel van de band: 12
mm.
Beperk de snelheid als u sneeuwkettingen gebruikt; rijdt niet harder dan 50 km/h. Vermijd
kuilen, stoepranden en andere obstakels en rijd, om de auto en het wegdek niet te beschadi-
gen, geen lange stukken op sneeuwvrije wegen.
De banden waarop sneeuwkettingen gemonteerd kunnen worden en het type sneeuwketting staan
aangegeven in de tabel; houdt u strikt aan deze tabel.
AUTO LANGERE TIJD
STALLEN
Tref de volgende maatregelen als de auto enkele
maanden niet wordt gebruikt:
❒zet de auto in een overdekte, droge en goed
geventileerde ruimte;
❒schakel een versnelling in;
❒zorg ervoor dat de handrem is aangetrokken;
❒maak de minkabel los van de accu en controleer
de acculading. Gedurende het stallen moet deze
controle iedere drie maanden worden herhaald.
Laad de accu op als de optische meter een don-
kere kleur heeft zonder een groen middenstuk;
❒maak de gespoten plaatdelen schoon en behan-
del ze met een beschermende was;
❒reinig en conserveer de glimmende metalen
delen met daarvoor geschikte middelen;❒smeer de wisserrubbers van de ruitenwissers en
achterruitwisser in met talkpoeder en laat ze los
van de ruit staan;
❒zet de ruiten een klein stukje open;
❒dek de auto af met een stoffen of een ademende
kunststof hoes. Gebruik geen dichte plastic hoes,
omdat het in en op de auto aanwezige vocht dan
niet kan verdampen.
❒breng de bandenspanning 0,5 bar boven de nor-
maal voorgeschreven spanning en controleer
deze regelmatig;
❒als u de accukabels niet loskoppelt, moet de
lading iedere maand gecontroleerd worden; laad
de accu op als de optische meter een donkere
kleur heeft zonder groen middenstuk;
❒tap het koelsysteem van de motor niet af.
200
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
INDICE
ALFABETICO
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
202
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
STORING ABS - SYSTEEM NIET
BESCHIKBAAR ..................................................... 230
STORING REGENSENSOR ................................... 230
STORING EBD - SYSTEEM NIET
BESCHIKBAAR ..................................................... 231
DEFECTE BUITENVERLICHTING ...................... 232
STORING ZEKERING REMLICHTEN ................. 234
STORING CONTROLESYSTEEM
VOOR BANDENSPANNING .................................. 234
STORING PARKEERSENSOREN.......................... 235
STORING ANTI-LETSELSENSOR RUITEN ........ 235
STORING AIRBAG ................................................ 236
STORING SCHEMERSENSOR .............................. 237
STORING IN INSPUITSYSTEEM ......................... 237
STORING MOTORMANAGEMENTSYSTEEM
(EOBD) ................................................................. 238
ALGEMENE STORINGSMELDING ...................... 239
STORING DUAL FUNCTION SYSTEM
VERSNELLINGSBAK ........................................... 240
STORING ESP-SYSTEEM NIET BESCHIKBAAR . 241
STORING HILL HOLDER .................................... 242
241
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
Lampje op
instr.paneel Weergave op het
multifunctionele display
STORING ESP (indien aanwezig) - SYSTEEM NIET
BESCHIKBAAR
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het
instrumentenpaneel branden. Na enkele seconden moet het lampje
doven.
Als het lampje niet dooft, of tijdens het rijden blijft branden
(en er verschijnt een bericht op het display) samen met het lampje op
de ASR-knop, wendt u dan tot de Lancia-dealer.
Als het lampje knippert tijdens het rijden, dan geeft dit aan dat het
ESP in werking is getreden.
á
geel
oranje
246
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
L0D0160m
STARTEN MET EEN HULPACCU
Als de accu leeg is, kan de motor worden gestart met een hulpaccu, die
ten minste dezelfde capaciteit moet hebben als de lege accu.
Ga voor het starten als volgt te werk:
❒verbind de pluspolen (+ teken nabij de pool) van de beide accu’s
met een startkabel;
❒sluit een tweede startkabel aan op de minpool (–) van de hulpaccu
en op de massa-aansluiting
Eop de motor of de versnellingsbak
van de auto die gestart moet worden;
❒start de motor;
❒neem als de motor draait, de kabels in de omgekeerde volgorde
los.
Als de motor na enkele pogingen niet aanslaat, blijf dan niet proberen
maar wendt u tot de Lancia-dealer.
BELANGRIJK Verbind de minklemmen van de twee accu’s niet direct
met elkaar: eventuele vonken kunnen het explosieve gas ontsteken dat
uit de accu kan ontsnappen. Als de hulpaccu is geïnstalleerd aan
boord van een andere auto, mogen tussen deze auto en de auto met de
lege accu niet per ongeluk metalen delen met elkaar in verbinding
staan.
Gebruik voor een noodstart beslist nooit een accusnellader: de elektronische systemen kunnen
beschadigen; in het bijzonder de regeleenheden van de ontsteking en de inspuiting.
ATTENTIELaat deze procedure door gespecialiseerd personeel uitvoeren. Onjuiste
handelingen kunnen leiden tot vonken. De vloeistof in de accu is giftig en
corrosief. Vermijd het contact met de huid en de ogen. Kom ook niet dicht bij een
accu met open vuur of een brandende sigaret en veroorzaak geen vonken.
253
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
WIEL VERWISSELEN
ALGEMENE AANWIJZINGEN
Voor het verwisselen van het wiel en voor het juiste
gebruik van de krik en het reservewiel moeten de
onderstaande voorzorgsmaatregelen in acht worden
genomen.
BELANGRIJK Als de auto is uitgerust met “Fix&Go
(snelle bandenreparatieset)”, zie dan de betreffende
instructies in het vorige hoofdstuk.
ATTENTIEHet bijgeleverde noodreservewiel behoort bij de auto waarbij het geleverd is;
gebruik het reservewiel niet bij andere auto’s en monteer geen reservewielen van
andere auto’s. Het noodreservewiel mag alleen in noodgevallen worden gebruikt.
Het noodreservewiel moet zo kort mogelijk gebruikt worden en er mag niet sneller
dan 80 km/h mee worden gereden. Op het noodreservewiel is een oranje sticker
aangebracht waarop de belangrijkste aanwijzingen en de beperkingen staan
vermeld met betrekking tot het gebruik van het reservewiel. Deze sticker mag
absoluut niet worden verwijderd of afgedekt. Op het noodreservewiel mag nooit
een wieldeksel worden gemonteerd. Op de sticker staan de volgende aanwijzingen
in vier talen vermeld:
ATTENTIE! ALLEEN VOOR TIJDELIJK GEBRUIK! MAX. 80 KM/H!
VERVANG ZO SNEL MOGELIJK DOOR NORMALE BAND. BEDEK DEZE AANWIJZINGEN NIET. BELANGRIJK Als de auto is uitgerust met het
TPMS moeten bij het monteren/demonteren van de
banden en/of velgen speciale voorzorgsmaatregelen
in acht worden genomen. Om te voorkomen dat de
sensoren beschadigen of verkeerd gemonteerd
worden, mogen de banden en/of de velgen
uitsluitend door gespecialiseerd personeel vervangen
worden. Wendt u tot de Lancia-dealer.
BELANGRIJK Als de auto is uitgerust met het
TPMS moet bij het demonteren van een band, ook
het rubber van het ventiel vervangen worden.
Wendt u tot de Lancia-dealer.
275
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ZEKERINGENTABEL
Zekeringenkast dashboard
VERBRUIKERSZEKERING AMPÈRE
Dimlicht rechtsF12 15
Dimlicht links/hoogteverstelling koplampenF13 15
Achteruitrijlichten/relais regeleenheid motorruimte/body computer F31 7,5
+30 Regeleenheden portieren bestuurderszijde/passagierszijde (*) F32 15
Ruitbediening linksachterF33 20
Ruitbediening rechtsachterF34 20
+15 Cruise-control, signaal op rempedaalschakelaar voor regeleenheden (*) F35 7,5
+30 Inbouwvoorbereiding regeleenheid aanhanger, sloten achter en voor met regeleenheid voor ieder portier (*) F36 20
+15 Derde remlicht, instrumentenpaneel, remlichten (*) F37 10
Ontgrendeling achterklepF38 15
+30 Diagnosestekker EOBD, autoradio, navigatiesysteem, regeleenheid bandenspanning (*)F39 10
AchterruitverwarmingF40 30
SpiegelverwarmingF41 7,5
+15 Regeleenheid ABS/ESP (*)F42 7,5
Ruitenwissers/-sproeiersF43 30
Aansteker/stekkerdoos op tunnelconsoleF44 20
StoelverwarmingF45 15
Stekkerdoos bagageruimteF46 20
Voeding regeleenheid bestuurdersportier (ruitbediening, slot) F47 20
Voeding regeleenheid passagiersportier (ruitbediening, slot) F48 20
+15 Servizi (verlichting bedieningsknoppen op het dashboard links en in het midden, elektrisch verstelbare spiegels,
verlichting bedieningsknoppen stoelverwarming,inbouwvoorbereiding mobiele telefoon, navigatiesysteem, regen-/
schemersensor, regeleenheid parkeersensoren, verlichting bedieningsknoppen opendak) (*) F49 7,5
Regeleenheid airbagF50 7,5
+15 Regeleenheid bandenspanning, bediening ECO/Sport (*) F51 7,5
Ruitenwisser/-sproeier achterF52 15
+30 Richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten, instrumentenpaneel (*) F5 10
(*) +30 = voedingsspanning vanaf accu (niet via contactslot)
+15 = voedingsspanning geschakeld via contactslot