
1BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
112ONDERHOUD VAN DE CASSETTETAPES
B860A01HP
B860A01L Wij adviseren dringend het gebruik van C-60 cassettes (60 minutenspeelduur). De C-120 of C-180 cassettetape is extreem dun waardoor deze in het mechanisme kan vastlopen.
o Het label op de cassette mag niet los zitten, omdat dit het uitwerpenvan de cassette bemoeilijkt.
o Raak de tape niet aan en let er tevens op dat de tape niet vochtigwordt.
o Houd alle magnetische voorwerpen zoals elektromotoren, luidsprekersof transformators uit de buurt vanuw cassettetapes en cassettespeler.
Houd uw CD's schoon
SR040B1-FX Een juiste behandeling van de cassettetapes verlengt de levensduuren verhoogt uw luisterplezier. Stel uw tapes niet bloot aan direct zonlicht, extreme koude of stoffigeomstandigheden. Bewaar de cassettes altijd in hun doosjes. Onder extreem hoge of lagetemperaturen moet worden gewacht tot het interieur tot een normale waarde is opgewarmd resp. Afgekoeld voordatu een tape afspeelt. Neem de cassette uit het toestel als hij niet wordt gebruikt. Dit voorkomt beschadigingen aan decassettespeler en de cassettetape.
Vingerafdrukken, stof en vuil op hetoppervlak van de CD's kunnen overslaan tijdens het afspelen veroorzaken. Veeg het oppervlakschoon met een schone zachte doek. Als het oppervlak ernstig vervuild is, kan het worden schoongemaakt meteen schone zachte doek die is bevochtigd met een mild, neutraal oplosmiddel. Zie de afbeelding.
B850A02L

1
BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
113
o Na verloop van tijd zet zich op de weergavekop, de capstan en de geleidingen vuil af hetgeen van invloed is op de geluidskwaliteit. Hierdoor kan bijvoorbeeld een"zwevend" geluid ontstaan. Maak daarom éénmaal per maand gebruik van een reinigingscassette of vanspeciaal daarvoor verkrijgbare producten. Volg hierbij de gebruiksaanwijzing van de fabrikantstrikt op. De onderdelen van de cassettespeler mogen niet worden gesmeerd.
o Controleer altijd of de tape strak ligt voordat hij in de cassettespeler wordtaangebracht. Is dit niet het gevalsteek dan een potlood in de spoelopening en draai de cassettetape strak.
o Bewaar de cassettes op een koele
en droge plaats met de open zijdenaar beneden gekeerd zodat wordt voorkomen dat stof binnendringt.
o Voorkom het herhaald snel terugspoelen voor het opnieuwweergeven van een bepaald muziekgedeelte. Dit kan op den duurhet slecht opspoelen van de cas- sette tot gevolg hebben en ook van invloed zijn op de geluidsweergave.Soms kan dit worden gecorrigeerd door de tape enkele malen geheel op- en af te spoelen. Als dit niet hetgewenste resultaat oplevert, mag de cassette niet meer worden gebruikt.
B860A03L
Weergavekop B860A02L
N.B.: Controleer alvorens de cassette aan te brengen of de band strak op de spoelen zit.Als dit niet zo is, trek hem dan strak door een van de spoelen met een potlood of een vinger te verdraaien.Breng de cassette niet aan als het label loszit, omdat het mogelijk is dat dit het aandrijfmechanismeblokkeert als wordt geprobeerd de cassette te verwijderen. Zorg ervoor dat cassettes nietworden blootgesteld aan hoge temperaturen of een hoge vochtigheid, bijv. bovenop hetdashboard of in het toestel.
Wattenstaafje

2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
3
!
DE MOTOR STARTENVOOR HET STARTEN VAN DE MOTOR
ZC030A1-AX Controleer voor het starten van de motor de onderstaande punten:
1. Controleer de wagen op lekke
banden, olie-of waterlekkage of andere tekenen van beschadiging.
2. Controleer na het instappen of de
handrem is aangetrokken.
3. Controleer of de stoel, rugleuning
en hoofdsteun in de juiste stand staan.
4. Controleer de stand van de
achteruitkijkspiegel en debuitenspiegels.
5. Controleer of alle portieren gesloten
zijn.
6. Gesp uw veiligheidsgordel om en controleer of alle inzittendeneveneens de veiligheidsgordelhebben omgegespt.
7. Schakel verlichting en accessoires
uit die niet nodig zijn.
8. Controleer met de contactsleutel in de stand "ON" of alle controlelampenwerken en of u voldoende brandstofheeft. C030A01HP-GXT Start-/contactslot met stuurslot
o Zet bij de handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshandel in neutraal en druk het koppelingspedaal volledig in.
o Zet bij een automatische transmissie de keuzehandel in de stand "P"(parkeerstand).
o Draai de contactsleutel in de stand "START" en laat hem los zodra demotor aanslaat. Bedien destartmotor niet langer dan 15 seconden achtereen.
N.B.: Om veiligheidsredenen kan de mo- tor alleen worden gestart als de keuzehandel in de stand "P" of "N"staat (automatische transmissie).
WAARSCHUWING:
Uw auto is uitgerust met banden die zijn ontworpen voor een veilig weggedrag en goedebestuurbaarheid. Geen velgen en banden gebruiken die anders zijn dan de velgen enbanden die origineel op uw auto zijn gemonteerd. Montage van onjuiste banden op uw auto kan hetweggedrag nadelig beïnvloeden, waardoor u de controle over de auto kunt verliezen en zelfs over dekop kunt slaan, met ernstig letsel tot gevolg. Let er bij het vervangen van bandenop, dat alle vier de wielen het zelfde formaat, type, profiel, merk en draagvermogen hebben. Als u tochbanden en/of velgen op uw auto monteert die niet door Hyundai zijn aanbevolen, ga dan hiermee niet deopenbare weg op.

2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
6
!
N.B.: Indien de motor niet binnen 2 seconden na het voorverwarmen is gestart, draai de contactsleutel dan nogmaals in de stand "LOCK",houdt hem gedurende 10 seconden in deze stand en draai hem vervolgens in de stand "ON", zodatopnieuw wordt voorverwarmd. WAARSCHUWING:
Verzeker u ervan dat de koppeling volledig is ingetrapt als de motor bij een handgeschakelde autogestart wordt. Anders bestaat de mogelijkheid dat er in of buiten de auto iemandschade oploopt ten gevolge van de voor-of achteruitbeweging van de auto als de koppeling niet geheel isingetrapt tijdens het starten.
5. Draai de contactsleutel in de stand "Start" en laat de sleutel los zodra de motor aanslaat.
Gele lamp "ON"
C050B01HP
Gele lamp "OFF"
C050B01HP-GXT NORMALE STARTPROCEDURE
1. Breng de contactsleutel aan en gesp
de veiligheidsgordel om.
2. Trek de parkeerrem aan.
3. Zet bij een handgeschakelde
versnellingsbak het versnellingshandel in neutraal en druk het koppelingspedaal volledig in.Zet bij een automatische transmissie het keuzehandel in de stand "P" (parkeerstand).
4. Draai, bij voertuigen met een controlelamp voor het voorgloeien,de contactsleutel in de stand "ON"(Alleen Dieselmotor). Eerst zal de controlelamp oplichten en daarna doven, hetgeen betekent dat hetvoorgloeien heeft plaatsgevonden en de motor kan worden gestart.

2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
24
!
OPMERKINGEN MET BETREKKING TOT DEREMMEN
ZC140A1-AX
WAARSCHUWING:
Plaats geen voorwerpen op de hoedenplank achter de achterbank.Bij een aanrijding of plotseling afremmen kunnen dergelijke voorwerpen naar voren schuivenwaardoor de wagen wordt beschadigd of inzittenden verwondingen kunnen oplopen.
o Controleer voor het wegrijden of de handrem is vrij gezet en de controlelamp voor de handrem niet brandt.
o Bij het rijden in de regen of door water en nadat de wagen isgewassen, kunnen de remmen nat worden. Natte remmen zijngevaarlijk! Natte remmen hebben een langere remweg tot gevolg en de wagen kan naar één kant trekken.Rij voorzichtig als u vermoedt dat de remmen nat zijn. Wanneer de wagen niet normaal remt, zijn de remmen
! LET OP:
o Start de motor nooit met de keuzehendel in de vooruit- of achteruitstand terwijl één van deachterwielen is opgekrikt en het andere wiel op de grond staat; hierdoor kan de auto van de krikschieten.
o Gebruik alleen de aanbevolen olie
voor LSD in de achteras. Ziepagina 9-4 voor de aanbevolen oliespecificaties.
SPERDIFFERENTIEEL (LSD)
D190A01HP-GXT (Indien gemonteerd) Een sperdifferentieel, indien gemonteerd, bevindt zich alleen in deachteras. Het kenmerk van een sperdifferentieel wordt hierna beschreven:Evenals bij een conventioneel differentieel kan in een bocht het wiel aan de ene zijde sneller draaien danaan de andere zijde. Het voordeel van een sperdifferentieel t.o.v. een conventioneel differentieel is: als bijeen sperdifferentieel het wiel aan de ene zijde grip verliest, wordt op het wiel met grip aan de andere zijde een grotergedeelte van het aandrijfkoppel overgebracht om de aandrijving te verbeteren.

2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
25
waarschijnlijk nat en zal er meer druk op het rempedaal moetenworden uitgeoefend of trekt de wagen bij het remmen naar één kant. Druk, om de remmen tedrogen, licht op het rempedaal totdat de wagen weer normaal remt. Heeft dit geen resultaat, zet de wagen danzo snel mogelijk stil en bel uw Hyundai dealer voor assistentie.
o Plaats de versnellingshandel niet in neutraal als u bergafwaarts rijdt. Ditkan gevaarlijk zijn. Houd altijd een versnelling ingeschakeld, rem dewagen af en schakel vervolgens naar een lagere versnelling zodat op de motor kan worden afgeremd.
o Laat uw voet niet op het rempedaal rusten. Dit kan gevaarlijk zijn doordatde remmen hierdoor te heet kunnenworden en niet meer optimaal functioneren.
o Als u een lekke band krijgt, druk dan licht op het rempedaal. Zodra uvoldoende snelheid heeft verminderd en het zonder gevaarmogelijk is, rijd de wagen dan van de weg af en breng hem tot stilstand. Als uw wagen is uitgerust met een automatische transmissie laat hemdan niet "kruipen". Vermijd dit dooruw voet op het rempedaal te houden wanneer de wagen tot stilstand is gekomen.
o Wees voorzichtig bij het parkeren op een helling. Trek de handremaan en plaats de keuzehandel instand "P" (automatische transmissie) of in de eerste of achteruit versnelling(handgeschakelde versnellingsbak). Als u de wagen op een helling parkeert, draai dan de voorwielen ineen zodanige stand dat de wagen niet kan wegrollen. Leg zonodig blokken voor of achter de wielen.
o Een aangetrokken handrem kan vastvriezen. Deze kans is aanwezigwanneer zich sneeuw of ijs om of bijde achterremmen heeft opgehoopt of als de remmen nat zijn. Als u denkt dat deze kans aanwezig is,zet de wagen dan tijdelijk op de handrem en zet de versnellingshandel in neutraal resp.bij automatische transmissie in stand "P". Blokkeer de achterwielen zodat de wagen niet kan wegrollen. Zetdaarna de handrem vrij.ECONOMISCH RIJDEN
ZC150A1-AX Als u onderstaande richtlijnen opvolgt maakt u het meest economische gebruik van uw wagen mogelijk:
o Rijd gelijkmatig. Vermijd snel accelereren. Geef gelijkmatig gas tot de gewenste snelheid is bereikten houd deze snelheid zoveel mogelijk constant. Vermijd snel accelereren tussen verkeerslichten.Pas uw snelheid aan de rest van het verkeer aan zodat u niet onnodig hoeft te schakelen. Vermijd zoveelmogelijk druk verkeer. Houd een veilige afstand tot andere voertuigen zodat u niet onnodig hoeft teremmen. Hierdoor vermindert u tevens slijtage aan het remsysteem.
o Vermijd hoge snelheden. Hoe sneller u rijdt, hoe meer brandstof wordtverbruikt. Het rijden met gelijkmatige snelheden, vooral opautosnelwegen, is één van de meest effectieve manieren om het brandstofverbruik te verlagen.

2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
28
ZC170G1-AX Sloten tegen bevriezing beschermen Om het bevriezen van de sloten te voorkomen zijn speciale producten bijuw dealer verkrijgbaar. Ook als een slot bevroren is, kan dit met doeltreffende middelen wordenontdooid. Soms is het mogelijk een bevroren slot te ontdooien door de sleutel te verwarmen. N.B.: Het temperatuurgebied waarin de sleutel voor de startblokkering kan worden gebruikt, bedraagt -40°C tot80°C. Als de sleutel van de startblokkering tot boven 80 °C wordt verwarmd om een bevrorenslot te openen, kan de transponder in de sleutelkop worden beschadigd.
ZC170D1-AX Accu en accukabels controleren Controleer visueel de accu en de accukabels zoals beschreven inhoofdstuk 6. De staat van de accu kan worden gecontroleerd door uw Hyundai dealer. ZC170E1-AX Gebruik zonodig "winterolie" Voor sommige klimaten is het aan te bevelen bij koud weer een "winterolie" met lagere viscositeit te gebruiken. Zie hoofdstuk 9 voor de aanbevolenoliesoorten. Raadpleeg in geval van twijfel uw Hyundai dealer. ZC170F1-AX Bougies en ontstekingssysteem controleren Controleer de bougies zoals beschreven in hoofdstuk 6 en vervang ze zonodig. Controleer tevens debedrading en de componenten van het ontstekingssysteem. Vervang beschadigde onderdelen.
ZC170C1-AX Koelvloeistof Het koelsysteem van uw Hyundai is gevuld met ethyleenglycol. Gebruikgeen andere koelvloeistof aangezien ethyleenglycol corrosie van het koelsysteem tegengaat, uw waterpompsmeert en bevriezing voorkomt. Het systeem moet worden bijgevuld overeenkomstig hetonderhoudsoverzicht in hoofdstuk 5. Laat voor de winter de koelvloeistof controleren m.b.t. het vriespunt.

2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
29
ZC170H1-AX Gebruik antivries in het ruitensproeierreservoir Om te voorkomen dat het water in het sproeierreservoir bevriest, moet eendaarvoor bestaande toevoeging worden gebruikt. Volg hierbij de gebruiksaanwijzing strikt op. Antivriesvoor het ruitensproeierreservoir is bij alle Hyundai dealers verkrijgbaar. Gebruik geen antivries voor hetkoelsysteem of een ander soort antivries aangezien dit de lak kan aantasten.
ZC170I1-AX Voorkom bevriezing van de handrem Onder sommige omstandigheden kan een aangetrokken handrem bevriezen. Bijvoorbeeld bij een opeenhoping vansneeuw of ijs rond of bij de achterremmen of als de remmen nat zijn. Als de kans op bevriezing bestaat,trek de handrem dan tijdelijk aan, zet de versnellingshandel in de eerste of achteruit versnelling of de keuzehandelin stand "P". Blokkeer de achterwielen zodat de wagen niet weg kan rollen. Zet hierna de handrem vrij. ZC170J2-AX Voorkom opeenhoping van sneeuw en ijs aan de onderzijdevan de wagen. Onder sommige weersomstandigheden kunnen sneeuw-en ijsklompen onder despatschermen de besturing bemoeilijken. Controleer bij strenge winterse omstandigheden regelmatigde onderzijde van uw wagen of de voorwielen vrij kunnen bewegen en de componenten van de stuurinrichtingniet worden geblokkeerd.
ZC170K1-AX Nooduitrusting Zorg, afhankelijk van de weersomstandigheden, voor een geschikte nooduitrusting. Dit zijn o.a. sneeuwkettingen, een sleepkabelzaklantaarn, zand, een schep, hulpstartkabels, een ijskrabber, handschoenen, een deken etc.HET RIJDEN MET HOGE SNELHEDEN
ZC180A1-AX Controles voor het begin van de rit
1. Banden
Houd de bandenspanning voor het rijden met hoge snelheden aan. Een te lage bandenspanning heeftoververhitting en mogelijke defecten tot gevolg.
N.B.: De voorgeschreven bandenspan- ning mag niet worden overschreden.
2. Brandstof, koelvloeistof en motorolie. Bij het rijden met hoge snelheden wordt 1,5 maal zoveel brandstofverbruikt. Vergeet niet het koelvloeistof-en het motoroliepeil te controleren.
3. V-riem Een niet goed afgestelde of eenbeschadigde V-riem kanoververhitting van de motor tot gevolg hebben.