INLEIDING
DAU10100
Welkom in de wereld van Yamaha rijders!
Als eigenaar van de YZF-R1 profiteert u van Yamaha’s ervaring en technische kennis in het ontwerpen en fabriceren van producten van
topkwaliteit, waarmee Yamaha haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.
Neem rustig de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u plezier zult hebben van alle functies van uw YZF-R1. Deze
gebruikershandleiding geeft instructies over bediening, inspectie en onderhoud van de motorfiets, terwijl ook wordt beschreven hoe u uzelf
en anderen persoonlijk letsel en schade kunt besparen.
Verder helpen allerlei tips in deze handleiding om uw motorfiets in optimale conditie te houden. Als er tenslotte toch nog vragen zijn, aarzel
dan niet en neem contact op met de Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u veilig en plezierig rijden toe. En vergeet niet, veiligheid voor alles!
U5VYD0D0.book Page 1 Friday, November 21, 2003 1:41 PM
CONTROLES VOOR HET STARTEN
4-3
4
KoppelingControleer de werking.
Smeer indien nodig de kabel.
Controleer de vrije slag van de koppelingshendel.
Stel indien nodig bij.6-20
GasgreepControleer of de werking soepel is.
Controleer de vrije slag van de kabel.
Vraag indien nodig de Yamaha dealer om de vrije slag van de kabel af te stellen,
en de kabel en het kabelhuis te smeren.6-16, 6-25
BedieningskabelsControleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig.6-25
AandrijfkettingControleer of de ketting correct is aangespannen.
Stel indien nodig bij.
Controleer de conditie van de ketting.
Smeer indien nodig.6-23, 6-24
Wielen en bandenControleer op schade.
Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.
Controleer de bandspanning.
Corrigeer indien nodig.6-17, 6-19
SchakelpedaalControleer of de werking soepel is.
Corrigeer indien nodig.—
RempedaalControleer of de werking soepel is.
Corrigeer indien nodig.—
Rem- en koppelingshendelsControleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig de hendelscharnierpunten.6-25
ZijstandaardControleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig het scharnierpunt.6-26
FramebevestigingenControleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgezet.
Zet indien nodig vast.— ITEM CONTROLES PAGINA
U5VYD0D0.book Page 3 Friday, November 21, 2003 1:41 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-3
6
8*RemslangenControleer op scheurtjes en beschadigingen.√√√√ √
Vervangen. Elke 4 jaar
9*WielenControleer de speling en controleer op beschadigingen.√√√√
10*BandenControleer op slijtage en beschadigingen.
Vervang indien nodig.
Controleer de bandspanning.
Corrigeer indien nodig.√√√√ √
11*WiellagersControleer op speling of beschadigingen.√√√√
12*AchterbrugControleer op een correcte werking en overmatige spe-
ling.√√√√
Smeren met lithiumvet. Elke 50000 km
13 AandrijfkettingControleer of de ketting correct is aangespannen.
Controleer of het achterwiel correct is uitgelijnd.
Reinigen en smeren. Elke 800 km en na elke wasbeurt of rit in de regen
14*BalhoofdlagersControleer de lagers op speling en oppervlakteruwheid.√√√√√
Smeren met lithiumvet. Elke 20000 km
15*StuurdemperControleer op een correcte werking en olielekkage.√√√√
16*FramebevestigingenControleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn
vastgezet.√√√√ √
17 ZijstandaardControleer de werking.
Smeren.√√√√ √
18*ZijstandaardschakelaarControleer de werking.√√√√√ √
19*Vo o r v o r kControleer op een correcte werking en olielekkage.√√√√
20*SchokdemperunitControleer op een correcte werking en olielekkage.√√√√ NR. ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND (× 1000 km) JAAR-
LIJKSE
CON-
TROLE 1 10203040
U5VYD0D0.book Page 3 Thursday, November 27, 2003 10:52 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-11
6
OPMERKING:Zorg dat de o-ring correct aanligt.
8. Plaats de nieuwe oliefilterpatroon met
een oliefiltersleutel en zet hem dan
met een momentsleutel vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
9. Breng de olieaftapplug aan en zet
deze dan vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.OPMERKING:Controleer of de onderlegring beschadigd isen vervang indien nodig.10. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motorolie
en monteer dan de olievuldop met de
speciale sleutel.
LET OP:
DCA11620
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen olieën
met een “CD” dieselspecificatie of
olieën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingenin het carter terecht komen.
11. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
OPMERKING:Nadat de motor is gestart moet het waar-
schuwingslampje olieniveau uitgaan, alshet olieniveau correct is.LET OP:
DCA10400
Zet de motor direct af als het waarschu-
wingslampje olieniveau knippert of blijft
branden en laat de machine controlerendoor een Yamaha dealer.
12. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
13. Breng het stroomlijnpaneel aan.
1. MomentsleutelAanhaalmoment:
Oliefilterpatroon:
17 Nm (1.7 m·kgf, 12 ft·lbf)
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug:
43 Nm (4.3 m·kgf, 31 ft·lbf)
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van oliefilterpa-
troon:
2.90 L (3.07 US qt) (2.55 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterpatroon:
3.10 L (3.28 US qt) (2.73 Imp.qt)
U5VYD0D0.book Page 11 Friday, November 21, 2003 1:41 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-23
6
DAU22760
Spanning aandrijfketting De spanning van de aandrijfketting moet
voorafgaand aan elke rit worden gecontro-
leerd en indien nodig worden bijgesteld.
DAU22770
Aandrijfketting controleren op spanning
1. Plaats de motorfiets op een vlakke on-
dergrond en houd hem verticaal.OPMERKIN
G:
Om de kettingspanning te controleren en bij
te stellen, moet de motorfiets rechtop wor-
den gehouden en mag deze geen gewichtdragen.
2. Schakel de versnellingsbak in de vrij-
stand.
3. Draai het achterwiel door de motorfiets
te duwen en vind zo het strakste ge-
deelte in de aandrijfketting; meet nu de
spanning van de ketting zoals afge-
beeld.4. Stel de spanning van de ketting als
volgt bij als deze niet correct is.
DAU34310
Doorbuiging aandrijfketting bijstellen
1. Draai de wielasmoer los en draai dan
de borgmoeren los aan beide zijden
van de achterbrug.
2. Draai om de aandrijfketting strakker te
stellen de stelbout aan beide uiteinden
van de achterbrug in de richting (a).
Stel de ketting losser door de stelbout
aan beide uiteinden van de achterbrug
in de richting (b) te draaien en dan het
achterwiel naar voren te drukken.
OPMERKING:Gebruik voor een goede wieluitlijning de uit-
lijnmerktekens aan beide zijden van de ach-
terbrug, om zeker te zijn dat beidestelmoeren dezelfde positie hebben.LET OP:
DCA10570
Een slecht gespannen aandrijfketting
overbelast de motor en andere vitale de-
len van de motorfiets, waardoor de ket-
ting kan slippen of breken. Om dit te
voorkomen moet de spanning van de
aandrijfketting binnen het voorgeschre-ven bereik blijven. Spanning aandrijfketting:
20.0–25.0 mm (0.79–0.98 in)
1. Spanning aandrijfketting
1. Wielasmoer
2. Stelbout spanning aandrijfketting
3. Borgmoer
4. Uitlijnmerktekens
U5VYD0D0.book Page 23 Friday, November 21, 2003 1:41 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-25
6
DAU23100
Controleren en smeren van
kabels De werking van alle bedieningskabels en de
conditie van alle kabels moet voorafgaand
aan elke rit worden gecontroleerd en de ka-
bel en kabeleinden moeten indien nodig
worden gesmeerd. Vraag een Yamaha
dealer een kabel te controleren of te vervan-
gen wanneer deze is beschadigd of niet
soepel beweegt.
WAARSCHUWING
DWA10720
Bij schade aan de buitenkabel kan de
goede werking van de kabel worden be-
lemmerd en kan de binnenkabel gaan
roesten. Vervang een beschadigde kabel
zo snel mogelijk om onveilige conditieste voorkomen.
DAU23110
Controleren en smeren van
gasgreep en gaskabel De werking van de gasgreep hoort vooraf-
gaand aan elke rit te worden gecontroleerd.
Smeer of vervang ook de gaskabel volgens
de intervaltijden gespecificeerd in het perio-
diek onderhoudsschema.
DAU23140
Controleren en smeren van rem-
en koppelingshendels Remhendel
Koppelingshendel
De werking van de rem- en de koppe-
lingshendel moet voorafgaand aan elke rit
worden gecontroleerd en de hendelschar-
nierpunten moeten indien nodig worden ge-
smeerd. Aanbevolen smeermiddel:
Motorolie
U5VYD0D0.book Page 25 Friday, November 21, 2003 1:41 PM
VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS
7-2
7
breng dan na wassen een hoog-
waardige polish voor gebruik opkunststof aan.
Na normaal gebruik
Verwijder vuil met warm water, zachte zeep
en een zachte, schone spons en spoel dan
grondig met schoon water. Gebruik een tan-
denborstel of een flessenborstel op moeilijk
bereikbare plekken. Hardnekkig vastzittend
vuil en insectenresten laten gemakkelijker
los als de bewuste plek alvorens te reinigen
een paar minuten met een vochtige doek
wordt bedekt.
Na rijden in regen, aan de kust of op bepe-kelde wegenZeelucht en wegenzout waarmee wegen ’s
winters worden bestrooid hebben in combi-
natie met water een zeer corrosieve wer-
king; handel daarom als volgt na een rit in
een regenbui, nabij de kust of op bepekelde
wegen.OPMERKING:’s Winters gestrooid wegenzout kan nog totin de lente aanwezig blijven.
1. Reinig de motorfiets met koud water
en zachte zeep nadat de machine is
afgekoeld.
LET OP:
DCA10790
Gebruik geen heet water, dit versterkt decorrosieve werking van het zout.
2. Laat de motorfiets drogen en breng
dan met een spuitbus een corrosiewe-
rend middel aan op alle metalen delen,
ook op de verchroomde en vernikkel-
de onderdelen (niet op de titanium uit-
laatdemper) om zo roestvorming
tegen te gaan.
Reinigen van de titanium uitlaatdemperDit model is uitgerust met een titanium uit-
laatdemper die als volgt speciale verzorging
nodig heeft.
Gebruik alleen een zachte, schone
doek of een spons met zachte zeep en
water om de titanium uitlaatdemper te
reinigen. Als de uitlaatdemper met ge-
bruik van zachte zeep niet echt schoon
wordt, kan een zachte borstel met een
basisch product worden gebruikt.
Gebruik nooit chemische stoffen of an-
dere speciale reinigingsmiddelen om
de uitlaatdemper schoon te maken,
deze zullen de buitenste deklaag van
de demper aantasten.
Al heel geringe hoeveelheden olie zo-
als afkomstig van vingerafdrukken of
van met olie besmeurde poetsdoekenzullen vlekken achterlaten op de tita-
nium demper, die met een zachte
zeep kunnen worden verwijderd.
De door hitte veroorzaakte verkleurin-
gen op een gedeelte van de uitlaatpijp
naar de titanium uitlaatdemper zijn
normaal en kunnen niet worden verwij-
derd.
Na reiniging
1. Droog de motorfiets met een zeemle-
ren lap of een vochtabsorberende
doek.
2. Laat de aandrijfketting direct drogen
en smeer hem om roestvorming te
voorkomen.
3. Gebruik een chroompolish om ver-
chroomde, aluminium en roestvrijsta-
len delen te laten glanzen.
4. Het is aan te bevelen om met een
spuitbus een corrosiewerend middel
aan te brengen op alle metalen delen,
ook op verchroomde en vernikkelde
componenten, om zo corrosie te voor-
komen.
5. Gebruik oliespray als universeel
schoonmaakmiddel om eventueel nog
achtergebleven vuil te verwijderen.
6. Werk kleine lakbeschadigingen bij ver-
oorzaakt door steenslag e.d.
U5VYD0D0.book Page 2 Friday, November 21, 2003 1:41 PM
VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS
7-3
7
7. Zet alle gelakte oppervlakken in de
was.
8. Laat de motorfiets volledig drogen al-
vorens te stallen of af te dekken.
WAARSCHUWING
DWA11130
Controleer of er geen olie of was op
de wielen of de remmen zit.
Reinig de remschijven en remvoe-
ringen indien nodig met een norma-
le remschijfreiniger of aceton en
spoel de banden schoon met lauw
water en een mild reinigingsmiddel.
Test de remwerking en het wegge-
drag van de motorfiets in bochtenvoordat u de snelheid opvoert.
LET OP:
DCA10800
Breng een geringe hoeveelheid
oliespray en was aan en verwijder
overtollige hoeveelheden.
Breng oliespray of was nooit aan op
rubber of kunststof delen, behandel
deze met een daartoe bestemd ver-
zorgingsmiddel.
Vermijd het gebruik van schurende
poetsmiddelen, deze tasten de lakaan.
OPMERKING:Vraag een Yamaha dealer om advies overde te gebruiken producten.
DAU26201
Stalling Korte termijn
Stal uw motorfiets steeds op een koele en
droge plek en bescherm indien nodig tegen
stof met een luchtdoorlatende stallinghoes.LET OP:
DCA10810
Als de motorfiets wordt gestald in
een slecht geventileerde ruimte of
in vochtige toestand wordt afgedekt
met een hoes of een dekzeil, zal wa-
ter en vocht kunnen binnendringen
en roestvorming veroorzaken.
Voorkom corrosie door de machine
niet te stallen in een vochtige kel-
der, een stal (i.v.m. de aanwezig-
heid van ammoniakdamp) en in een
opslagruimte voor sterke chemica-liën.
Lange termijn
Alvorens uw motorfiets gedurende meerde-
re maanden aaneen te stallen:
1. Volg alle instructies op in de paragraaf
“Verzorging” in dit hoofdstuk.
U5VYD0D0.book Page 3 Friday, November 21, 2003 1:41 PM