40
ALARM INSCHAKELENRicht bij gesloten portieren, koffer-
deksel en motorkap en met uitgeno-
men contactsleutel, de sleutel met af-
standsbediening in de richting van de
auto. Druk vervolgens op knopje B
( fig. 14) en laat het knopje weer los.
Bij de meeste uitvoeringen geeft het
systeem een akoestisch signaal
(“BIEP”), gaan de richtingaanwijzers
ongeveer 1 seconde branden en wordt
de portiervergrendeling ingeschakeld.
Het inschakelen van het alarm
wordt voorafgegaan door een zelf-
diagnose. Als het systeem een storing
vindt, dan klinkt nogmaals een akoes-
tisch signaal (“BIEP”). Als u vervol-
gens de sleutel in stand MARdraait,
verschijnt op het display het symbool
Y met het bericht “ALARM DE-
FECT”.
BELANGRIJK Als de portieren met
de metalen baard van de sleutel cen-
traal worden vergrendeld, schakelt
het alarm niet in. Bewaking
Als na het inschakelen van het dief-
stalalarm de rode afschriklampjes A
( fig. 15) op de panelen van de voor-
portieren gaan knipperen, dan geeft
dit aan dat het systeem de auto be-
waakt. De lampjes knipperen zolang
de bewakingsfase actief is.
BELANGRIJK De werking van het
diefstalalarm verschilt per land. Zelfdiagnose en portieren,
motorkap en kofferdeksel
controleren
Als een tweede akoestisch signaal
wordt gehoord, nadat het alarm is in-
geschakeld, dan moet het systeem met
knopje A(fig. 14 ) worden uitgescha-
keld. Controleer vervolgens of de por-
tieren, het kofferdeksel en de motor-
kap goed gesloten zijn en schakel het
systeem met knopje Bweer in.
Als de portieren, de motorkap en het
kofferdeksel niet goed gesloten zijn,
worden ze niet door het diefstalalarm
gecontroleerd.
Als bij goed gesloten portieren, mo-
torkap en kofferdeksel het geluidssig-
naal wordt herhaald, dan is door de
zelfdiagnose van het systeem een sto-
ring gesignaleerd in de werking van
het systeem. Wendt u in dat geval tot
de Lancia-dealer.
fig. 15
L0A0029b
42
De sensor blijft uitgeschakeld totdat de
portieren opnieuw centraal worden ont-
grendeld.
WANNEER GAAT HET ALARM AF
Bij ingeschakeld systeem, wordt het
alarm in de volgende gevallen geacti-
veerd:
– als één van de portieren, de motor-
kap of het kofferdeksel wordt geopend;
– als de accu wordt losgenomen of de
kabels worden onderbroken;
– als iets in het interieur komt, bijv. bij
het breken van de ruiten (volumetrische
beveiliging);
– bij een startpoging (contactsleutel in
stand MAR);
– als de auto wordt opgetild/gekanteld.
Als het alarm in werking treedt, wordt,
afhankelijk van het land, de sirene ge-
activeerd en gaan de richtingaanwijzers
knipperen (ongeveer 25 seconden). De
wijze waarop het systeem werkt en het
aantal cycli kunnen per land verschillen.
Toch is een maximum aantal cycli
voorzien voor de akoestische en zicht-
bare signalen. Na een alarmsignalering schakelt het
systeem over naar de normale bewa-
kingsfunctie.
MELDINGEN VAN
INBRAAKPOGINGEN
Het systeem geeft de inbraakpogin-
gen aan die door de regeleenheid zijn
geregistreerd, door het gaan branden
op het display van het symbool Y
met daarbij het bericht “INBRAAK-
POGING”.
DIEFSTALALARM BUITEN
GEBRUIK STELLEN
Als u het diefstalalarm buiten ge-
bruik wilt stellen (bijv. als de auto
langere tijd niet wordt gebruikt), dan
hoeft u slechts de auto af te sluiten
door de sleutel in het portierslot te
draaien. UITSCHAKELBARE OF
INSTELBARE FUNCTIES
De functies die direct kunnen wor-
den uitgeschakeld zijn:
– volumetrische beveiliging, uit-
schakelbaar met knop A(fig. 16) op
de plafondverlichting voor: als de
functie wordt uitgeschakeld, gaat het
lampje op de knop ongeveer 3 secon-
den knipperen en dooft daarna;
– kantelsensor, uitschakelbaar met
knop B(fig. 16) op de plafondver-
lichting voor: als de functie wordt uit-
geschakeld, gaat het lampje op de
knop ongeveer 3 seconden knipperen
en dooft daarna.
fig. 16
L0A0028b
52
CENTRAAL OPENEN/SLUITEN
VAN DE ZIJRUITEN EN HET
OPENDAKAls u de centrale portiervergrende-
ling in-/uitschakelt, kunnen de zijrui-
ten en het opendak ook centraal wor-
den geopend/gesloten mits alle por-
tieren goed gesloten zijn.
Om de zijruiten en het opendak cen-
traal te sluiten, moet het knopje A
( fig. 23/c) op de afstandsbediening
langer dan 2 seconden worden inge-
drukt na het sluiten van de portieren:
de zijruiten en het opendak worden
geheel gesloten. Als u het knopje
loslaat stopt het sluiten.
Om de zijruiten en het opendak cen-
traal te openen, moet het knopje B
(fig. 23/c) op de afstandsbediening Controleer voor en tij-
dens het bedienen van de
ruit en het opendak altijd
of de passagiers of personen die
zich in de buurt van de auto be-
vinden niet verwond kunnen wor-
den door de bewegende ruiten of
het opendak; hetzij direct door
contact met de ruit of het opendak,
hetzij indirect door voorwerpen
die door de ruit of het opendak
worden meegesleept of geraakt. langer dan 2 seconden worden inge-
drukt na het openen van de portieren:
de zijruiten en het opendak worden ge-
heel geopend. Als u het knopje loslaat
stopt het openen.
Als de auto in de zon heeft gestaan,
kunt u deze functie inschakelen om
het interieur te ventileren, voordat u
in de auto stapt.
BELANGRIJK Plaats de CID niet
op het opendak van de auto om te
voorkomen dat de CID per ongeluk
wordt herkend. Het is raadzaam de
CID altijd bij u te dragen (bijv. in
de zak van een jas).
fig. 23/c
L0A0253b
INSTELLINGEN VAN HET
SYSTEEM
Met het CONNECT kunnen enkele
functies van het herkenningssysteem
(Keyless System) worden in-/uitge-
schakeld via de selecteerbare instel-
lingen op het display van het CON-
NECT.
De functies “centrale ontgrendeling”
en “ontgrendeling bestuurdersportier”
van de centrale portiervergrendeling
kunnen ook worden ingesteld voor het
Keyless System en werken als volgt:
– centrale ontgrendeling: alle portie-
ren van de auto worden gelijktijdig
ontgrendeld en kunnen geopend wor-
den
– ontgrendeling bestuurdersportier:
alleen het bestuurdersportier kan ge-
opend worden terwijl de andere por-
tieren vergrendeld blijven, om de
voorkomen dat daartoe niet gemach-
tigde personen de auto betreden. In
dat geval gaat het groene lampje op
het bestuurderspaneel branden, ter-
wijl de lampjes op de andere panelen
gedoofd zijn.
Met de instelling “ontgrendeling be-
stuurdersportier” kunnen toch alle
53
portieren worden ontgrendeld door
het knopje B(fig. 18) op de CID of,
als het bestuurdersportier is geopend,
het knopje voor centrale portieront-
grendeling op het portierpaneel in te
drukken, zodat passagiers kunnen in-
stappen.
De andere instellingen van het her-
kenningssysteem die kunnen worden
in-/uitgeschakeld zijn:
– automatische vergrendeling van
portieren en kofferdeksel
Zie voor de instellingen van het her-
kenningssysteem het CONNECT-
boekje.
STORINGSMELDING
Als er een storing in het Keyless Sys-
tem is, verschijnt het symbool Yop
het display van het instrumentenpa-
neel met daarbij het bericht “DE-
FECT BEVEILIGING AUTO”.
BELANGRIJK Wendt u bij een
storing tot de Lancia-dealer. EXTRA CID’S BESTELLEN
De ontvanger van het Keyless Sys-
tem kan maximaal 4 CID’s herken-
nen.
Als u naast de geleverde CID’s nog
extra exemplaren hebt aanschaft, be-
denk dan dat het programmeren voor
alle CID’s moet worden uitgevoerd.
Als u in loop der tijd een nieuwe CID
nodig hebt, wendt u dan tot de Lan-
cia-dealer. U dient alle sleutels, de in
u bezit zijnde CID’s, de CODE-card,
een identiteitsbewijs en het kenteken-
bewijs mee te nemen. MINISTERIËLE GOEDKEURING
In overeenstemming met de wetge-
ving in ieder land ten aanzien van ra-
diozendapparatuur is, voor de landen
waar een zendmachtiging verplicht is,
het toelatingsnummer op de CID ver-
meld.
Afhankelijk van de uitvoering/land
kan de code ook zijn aangebracht op
de ontvanger.
58
Signalering geopende portierenDe bestuurder wordt geattendeerd
op een niet goed gesloten portier (één
of meerdere) door het gaan branden
van het betreffende symbool (één of
meerdere) op het display van het in-
strumentenpaneel, met daarbij het be-
richt “PORTIER OPEN” of “POR-
TIEREN OPEN”.
Kinderveiligheidsslot
Hierdoor kunnen de achterportieren
van binnenuit niet geopend worden.
U schakelt het systeem in door langer
dan 1 seconde knop A(fig. 35) op het
paneel van het bestuurdersportier in
te drukken.
Als het kinderveiligheidsslot is inge-
schakeld, brandt het lampje op de knop. Het kinderveiligheidsslot blijft ook
ingeschakeld na het elektrisch ont-
grendelen van de portieren.
Druk nogmaals op knop Aom het
systeem uit te schakelen. Als het sys-
teem is uitgeschakeld, is het lampje op
de knop gedoofd en verschijnt op het
display van het instrumentenpaneel
het symbool
qmet daarbij het be-
richt “KINDERSLOT ACHTER
UIT”. AUTOMATISCHE
PORTIERVERGRENDELING
BOVEN 20 KM/H
In het CONNECT kan de automati-
sche vergrendeling van de sloten van
de portieren, het kofferdeksel en het
klepje van de brandstoftank worden
ingesteld als de snelheid van de auto
hoger is dan 20 km/h.
Zie voor het in-/uitschakelen van
deze instellingen het CONNECT-
boekje dat bij de auto wordt geleverd.
Schakel dit systeem altijd
in als u kinderen vervoert.
Zo wordt voorkomen dat
ze tijdens het rijden de portieren
openen.
fig. 35
L0A0100b
62
10- Minder steun in de rug
11 - Meer verticale steun
12 - Minder verticale steun.
VERWARMING (fig. 42) Draai voor inschakeling van de ver-
warming bedieningsknop Ein stand
“ 1 ”, “ 2” of “ 3”. De standen komen
overeen met verschillende verwar-
mingsniveaus. Draai voor uitschake-
ling van de verwarming de bedie-
ningsknop Ein stand “ 0”.
De inschakeling van de verwarming
wordt op het display van het CON-
NECT aangegeven.
fig. 42
L0A0175b
INSTELLINGEN VAN DE
BESTUURDERSSTOEL
OPSLAAN (fig. 43)
Met deze voorziening kunnen drie
verschillende instellingen van de be-
stuurdersstoel en de buitenspiegels in
het geheugen worden opgeslagen en
opgeroepen.
Samen met de instellingen van de
stoel wordt ook de stand van de
hoofdsteun, de buitenspiegels en het
stuurwiel (alleen uitvoeringen met
elektrische stuurwielverstelling) in het
geheugen opgeslagen.
De instellingen van de stoel, de bui-
tenspiegels en de stand van het stuur-
wiel kunnen alleen worden opgesla-
gen als de contactsleutel in stand
MAR staat. Stel de stand van de bestuurders-
stoel, de hoofdsteun, de buitenspiegels
en het stuurwiel in met de betreffende
bedieningsknoppen. Druk vervolgens
ongeveer 3 seconden op één van de
toetsen “ 1”, “ 2” of “ 3” waaronder
een instelling kan worden opgeslagen,
totdat u een geluidssignaal hoort ter
bevestiging.
Als u de instelling van de stoel in het
geheugen opslaat, wordt ook de stand
van de hoofdsteun, de buitenspiegels
en het stuurwiel in het geheugen op-
geslagen.
Als u een nieuwe stand in het ge-
heugen opslaat, wordt automatisch de
vorige stand, die met dezelfde knop is
opgeslagen, gewist.
BELANGRIJK De instelling van de
lendensteun en de inschakeling van de
stoelverwarming kunnen niet in het
geheugen worden opgeslagen.
Opgeslagen instellingen
oproepen
Druk voor het oproepen van een op-
geslagen instelling (met de contact-
sleutel in stand MAR) op de be-
treffende toets “ 1”, “ 2” of “ 3”. De
stoel wordt automatisch in de opge-
slagen stand gezet.
fig. 43
L0A0152b
73
Onzorgvuldig gebruik
van de elektrische ruitbe-
diening kan gevaarlijk
zijn. Controleer voor en tijdens het
bedienen van de ruit altijd of de
passagiers niet verwond kunnen
worden door de bewegende ruiten,
hetzij direct door contact met de
ruit, hetzij door voorwerpen die
door de ruit worden meegesleept
of geraakt. Verwijder altijd de
sleutel uit het contactslot als u de
auto verlaat, om te voorkomen dat
een onverwachtste inschakeling
van de elektrische ruitbediening
gevaar oplevert voor de achterge-
bleven passagiers.
BEDIENINGSORGANEN
De elektrische ruitbediening werkt
als de contactsleutel in stand MAR
staat.
BELANGRIJK Als de contactsleutel
in stand STOPstaat of is uitgenomen,
dan kunnen de ruiten nog ongeveer 2
minuten worden bediend. Als een por-
tier wordt geopend, dan wordt het
systeem echter onmiddellijk uitge-
schakeld.
BELANGRIJK
Als de anti-letsel-
functie binnen 1 minuut vijf keer
wordt ingeschakeld, dan voert het
systeem automatisch de “recovery”
uit (zelfbescherming). De ruit gaat
telkens een klein stukje omhoog tot-
dat de ruit geheel gesloten is.
Ga voor het herstellen van de juiste
werking van het systeem als volgt te
werk: druk op de bedieningsschake-
laar voor het openen van de ruit of
draai de contactsleutel in stand STOP
en vervolgens in stand MAR.
De ruit werkt weer normaal als er
geen storingen in het systeem aanwe-
zig zijn; als er wel een storing wordt
gevonden, wendt u dan tot de Lan-
cia-dealer.
Als er een storing wordt gevonden,
verschijnt op het display het symbool
ª !met daarbij het bericht dat er een
storing is in de anti-letselfunctie van
de ruit (zie “Anti-letselfunctie van de
ruiten” in de paragraaf “Controle- en
waarschuwingslampjes”).ELEKTRISCHE
RUITBEDIENING
ANTI-LETSELFUNCTIE
De ruitbediening is voorzien van een
veiligheidssysteem. De elektronische
regeleenheid van dit systeem kan met
behulp van sensoren in de ruitrubbers
een eventueel obstakel waarnemen als
de ruit sluit. In dat geval onderbreekt
het systeem de ruitbeweging en wordt
de ruit onmiddellijk geopend.
Het systeem voldoet aan de
2000/4/EU-normen die binnenkort
van kracht worden en die voor de vei-
ligheid van de inzittenden bedoeld
zijn. Als van buitenaf geprobeerd
wordt de auto binnen te dringen, kan
de anti-letselfunctie niet worden geac-
tiveerd.
93
De werking van de zij-airbags voor
wordt niet uitgeschakeld als de airbag
voor aan passagierszijde en de zij-air-
bags achter worden uitgeschakeld.
BELANGRIJK De inzittende wordt
bij een botsing optimaal door het sys-
teem beschermd als hij/zij in de juiste
positie in de stoel zit. Hierdoor kan de
headbag op de juiste wijze worden op-
geblazen. BELANGRIJK
De airbags voor
en/of zij-airbags voor en achter kun-
nen worden geactiveerd bij zware bot-
singen of als de auto aan de onder-
zijde wordt geraakt, bijvoorbeeld bij
zware botsingen tegen treden of stoep-
randen of obstakels op het wegdek of
als de auto terecht komt in grote ga-
ten of verzakkingen in het wegdek.
BELANGRIJK Als de airbag in
werking treedt, ontsnapt een beetje
rook. Deze rook is niet schadelijk en
duidt niet op brand; bovendien kan
het oppervlak van het opgeblazen
kussen en het interieur van de auto
bedekt zijn met een laagje poeder-
achtige stof: dit poeder kan de huid
en de ogen irriteren. Als u hiermee in
aanraking bent gekomen, moet u zich
met neutrale zeep en water wassen.
Steun niet met het hoofd,
de armen of de ellebogen
tegen het portier, de ruiten
of in het gebied van de headbag
om verwondingen tijdens het op-
blazen te voorkomen.Steek nooit het hoofd, de
armen of de ellebogen uit
het raam.
BELANGRIJK Als tijdens het rijden
het lampje ¬gaat branden en het be-
richt “DEFECT AIRBAGSYSTEEM”
op het display van het instrumenten-
paneel verschijnt (storingsmelding),
wendt u dan onmiddellijk tot Lancia-
dealer om de storing te laten verhel-
pen.
De airbag heeft een geldigheid van
10 jaar. Laat na het verstrijken van
deze termijn het systeem door de
Lancia-dealer vervangen.
BELANGRIJK Na een ongeval
waarbij een of meerdere airbags zijn
geactiveerd, dient u contact op te ne-
men met de Lancia-dealer om de
geactiveerde airbags te laten vervan-
gen en de werking van de elektrische
installatie te laten controleren.