
26-05-2003
RDS Gebruik van de RDS-functie (Radio Data Systeem) op FM De RDS -functie biedt de mogelijkheid om naar een zender te luisteren, ongeacht de verschillende frequenties die voor deze
zender gebruikt worden in de diverse regio's.
Druk kort op de toets "RDS"om de functie in of uit te schakelen.
Op het multifunctionele display verschijnt: Ð "RDS" als deze functie is ingeschakeld,
Ð "(RDS)" als deze functie wel ingeschakeld, maar niet beschikbaar is.
Volgen van RDS-zenders
Op het display wordt de naam van de zender aangegeven. Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds de sterkste zender die hetzelfde programma uitzendt.
Verkeersinformatie Druk op de toets "TA"om deze functie in of uit te schakelen.
Op het display verschijnt: Ð "TA" als deze functie is ingeschakeld,
Ð "(TA)" als deze functie wel ingeschakeld, maar niet beschikbaar is.
Als deze functie is ingeschakeld, wordt de geluidsbron die op dat moment te horen is (radio, cassette, CD of CD-wisselaar) onderbroken om voorrang te verlenen aan de ontvangen verkeersinformatie. Druk op de toets "TA"om de verkeersinformatie te onderbreken, de functie is dan uitgeschakeld.
N.B.: Het volume van de verkeersinformatie is onafhankelijk van het normale volume van de radio. U kunt dit instel- len met de volumeknop. De instelling wordt opgeslagen en gebruikt bij volgende berichten. Regionale functie (REG) Sommige gekoppelde zenders zenden op bepaalde tijdstippen op dezelfde frequentie verschillende, regionale programma- 's uit. Met deze functie kan een regionaal programma worden beluisterd. Houd hiervoor de toets "RDS"langer dan twee seconden ingedrukt om deze functie in of uit te schakelen.
UW 206 IN DETAIL
50

26-05-2003
PTY-functie: autoradio RD3
Met behulp van deze functie kunnen zenders met een specifieke programmering (info, cultuur, sport, pop...) beluisterd worden.Houd, als FMis geselecteerd, de toets "TA"langer dan twee seconden ingedrukt om deze functie in of uit te
schakelen. Zoeken van een PTY-programmering:
Ð Schakel de PTY-functie in,
Ð Druk kort op ŽŽn van de toetsen Lof Nom een overzicht met de verschillende programma-
types weer te geven,
Ð Als er een programma naar wens wordt weergegeven, houd dan ŽŽn van de toetsen Lof N
langer dan twee seconden ingedrukt om automatisch af te stemmen (na het afstemmen wordt de PTY -functie weer uitgeschakeld).
In de stand PTYkunnen de verschillende programmatypes worden opgeslagen. Houd daarvoor de voorkeuzetoetsen "1"
t/m "6" langer dan twee seconden ingedrukt. Een bepaalde programmering kan nu worden opgeroepen door de desbetref-
fende toets kort in te drukken.
EON: autoradio RD3 Dit systeem maakt koppelingen tussen zenders in hetzelfde gebied. Bij dit systeem is het mogelijk om automatisch naar andere zenders binnen het gebied over te schakelen die verkeersinformatie of een PTY-programmering uitzenden.
De EON-functie werkt alleen als de functie TAof PTY is ingeschakeld.
UW 206 IN DETAIL 51

26-05-2003
CD-SPELER: AUTORADIO RD3 Selecteren van de CD-spelerZodra een CD in de CD-speler wordt gestoken met het etiket naar boven gericht, zal de CD-speler de CD automatisch afspelen. Als er al een CD in het apparaat zit, druk dan op de toets Q.
Uitwerpen van een CD Druk op de toets Som de CD uit de CD-speler te werpen.
Selecteren van een nummer van de CD Druk op de toets Lom het volgende nummer te selecteren.
Druk op de toets Nom terug te gaan naar het begin van het afgespeelde nummer of het vorige
nummer.
Versneld afspelen Houd ŽŽn van de toetsen Lof Nlang ingedrukt om de CD versneld vooruit of achteruit af te spelen.
Het versneld afspelen stopt zodra de toets wordt losgelaten. Random-functie (RDM) Houd, op het moment dat de CD-speler als geluidsbron is gekozen, de toets Q2 seconden ingedrukt. De nummers van de
CD worden nu in een willekeurige volgorde afgespeeld. Druk de toets Qopnieuw 2 seconden in om weer op normaal spelen
over te schakelen. De random-functie wordt uitgeschakeld zodra de radio wordt uitgezet.
UW 206 IN DETAIL 53
Het gebruik van gekraste CD's kan storingen veroorzaken. Gebruik uitsluitend CD's met een ronde vorm.

26-05-2003
UW 206 IN DETAIL
56
Pijltjestoetsen: Met behulp van de pijltjestoetsen kan een item op het scherm worden geselecteerd. In het beginmenu kan met behulp van de pijl- tjestoetsen "omhoog" en "omlaag" de lichtsterktevan het scherm worden ingesteld. Door tijdens het navigeren op de pijltjestoets "links" of "rechts" te drukken wordt tijdelijk de volledigenaam van de straat weergegeven als deze gedeel-telijk buiten het scherm valt.
menu : het indrukken van deze toets geeft toegang tot hethoofdmenu. Deze toets kan op elk gewenst momentworden ingedrukt.
esc : escape-toetsKort indrukken: annuleren van de actuele handelingen terug naar het vorige scherm. Langer dan 2 seconden indrukken: terug naar beginmenu. Deze toets kan vanuit elk menu worden ingedrukt. Deze functie werkt niet tijdens het navigeren.
mod : mode-toetsKort indrukken: wisselen tussen weergave van datum,navigeren, radio en permanente plaatsbepaling.
val : bevestigingstoetsBevestigen van de geselecteerde functie.
Type van de 2 batterijen: 1,5 V type LR03.
NAVIGATIESYSTEEM Presentatie Het navigatiesysteem helpt u door middel van beeld en geluid om debestemming van uw keuze te bereiken. Het systeem berust op een bestand met cartografische gegevens en eenGPS-systeem (Global PositioningSystem). Dit systeem bepaalt uwpositie met behulp van een aantalsatellieten. Het navigatiesysteem bestaat uit de volgende onderdelen:
Ð de afstandsbediening.
Ð het display.
Ð de computer.
Ð de schakelaar voor het herhalen van het laatste gesproken bericht.
Ð de CD-rom.
Ð de multifunctionele antenne. De afstandsbediening Door de afstandsbediening op het display te richten kunnen de verschillende functies worden geselecteerd.
De afstandsbediening kan in een speciaal daarvoor bestemd vak in het dash-boardkastje worden opgeborgen.
Sommige functies of diensten in deze handleiding kunnen vari‘ren,afhankelijk van de gebruikte
CD-rom of het land van bestemming.

26-05-2003
UW 206 IN DETAIL
88
Noteer de sleutelnummers zorgvuldig. De sleutelcode is als streepjescode aangege- ven op het label bij de sleutel.
Een PEUGEOT-servicepunt kan bij verlies snel voor nieuwe sleutels zorgen.De radiografische afstandsbediening is een systeem met een groot bereik.
Het is raadzaam om niet met de knop van de afstandsbediening te spelen om te voorkomen dat de portieren per ongeluk ontgrendeld worden. De afstandsbediening kan niet functioneren als de sleutel in het contactslot zit, zelfs als het
contact uitstaat, behalve voor het herprogrammeren. Het rijden met vergrendelde portieren
kan in geval van nood de toegang tot het interieur belem meren.
Neem uit veiligheidsoverwegingen (kinderen in de auto) de sleutel met afstandsbediening mee
als u de auto verlaat, zelfs al is dit voor korte duur. Druk nooit op de knoppen van uw afstandsbediening buiten het bereik van uw auto. De afstandsbediening kan dan onbruikbaar worden en moet in dat geval opnieuw worden gepro grammeerd.
Let er bij het aanschaffen van een gebruikte auto op dat: Ð u in het bezit bent van de codekaart;
Ð uw sleutels door een PEUGEOT-servicepunt in het elektronische geheugen worden opgesla- gen, zodat u er zeker van kunt zijn dat de in uw bezit zijnde sleutels de enige zijn waarmee deauto kan worden gestart. Breng geen wijzigingen aan in de elektronische startblokkering.
Codekaart Op deze kaart staat de identificatie-
code die uw PEUGEOT-servicepuntnodig heeft bij werkzaamheden aande startblokkering. De code is afge-dekt, verwijder de film alleen als ditstrikt noodzakelijk is. Bewaar de codekaart op een veilige plaats buiten de auto.ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING Deze diefstalbeveiliging blokkeert het motormanagementsysteem envoorkomt zo het starten van demotor bij een inbraak. In de sleutel is een chip aangebracht die over een specifieke codebeschikt. Bij het aanzetten van hetcontact moet de code van de sleutelworden herkend door de startblok-kering, waarna de motor gestart kanworden. Bij een storing in het systeem dient
u zo snel mogelijk een PEUGEOT- servicepunt te raadplegen.

26-05-2003
UW 206 IN DETAIL
88
Noteer de sleutelnummers zorgvuldig. De sleutelcode is als streepjescode aangege- ven op het label bij de sleutel.
Een PEUGEOT-servicepunt kan bij verlies snel voor nieuwe sleutels zorgen.De radiografische afstandsbediening is een systeem met een groot bereik.
Het is raadzaam om niet met de knop van de afstandsbediening te spelen om te voorkomen dat de portieren per ongeluk ontgrendeld worden. De afstandsbediening kan niet functioneren als de sleutel in het contactslot zit, zelfs als het
contact uitstaat, behalve voor het herprogrammeren. Het rijden met vergrendelde portieren
kan in geval van nood de toegang tot het interieur belem meren.
Neem uit veiligheidsoverwegingen (kinderen in de auto) de sleutel met afstandsbediening mee
als u de auto verlaat, zelfs al is dit voor korte duur. Druk nooit op de knoppen van uw afstandsbediening buiten het bereik van uw auto. De afstandsbediening kan dan onbruikbaar worden en moet in dat geval opnieuw worden gepro grammeerd.
Let er bij het aanschaffen van een gebruikte auto op dat: Ð u in het bezit bent van de codekaart;
Ð uw sleutels door een PEUGEOT-servicepunt in het elektronische geheugen worden opgesla- gen, zodat u er zeker van kunt zijn dat de in uw bezit zijnde sleutels de enige zijn waarmee deauto kan worden gestart. Breng geen wijzigingen aan in de elektronische startblokkering.
Codekaart Op deze kaart staat de identificatie-
code die uw PEUGEOT-servicepuntnodig heeft bij werkzaamheden aande startblokkering. De code is afge-dekt, verwijder de film alleen als ditstrikt noodzakelijk is. Bewaar de codekaart op een veilige plaats buiten de auto.ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING Deze diefstalbeveiliging blokkeert het motormanagementsysteem envoorkomt zo het starten van demotor bij een inbraak. In de sleutel is een chip aangebracht die over een specifieke codebeschikt. Bij het aanzetten van hetcontact moet de code van de sleutelworden herkend door de startblok-kering, waarna de motor gestart kanworden. Bij een storing in het systeem dient
u zo snel mogelijk een PEUGEOT- servicepunt te raadplegen.

26-05-2003
PRAKTISCHE INFORMATIE137
Zekering Amp
Functies
1 15 A Stoelverwarming - sirene alarm
4 20 A
Multifunctioneel display - elektronische eenheid navigatiesysteem - bagageruimteverlichting - autoradio
5 15 A Diagnosesysteem automatische transmissie
6 10 A Koelvloeistofniveaumeter - automatische transmissie - autoradio - stuurwielsensor (ESP)
7 15 A Dubbele bediening lesauto - naderhand ingebouwd alarmsysteem
9 30 A Elektrisch bediende ruiten achter
10 40 A Achterruit- en buitenspiegelverwarming
11 15 A Ruitenwisser achter
12 30 A Elektrisch bediende ruiten v——r - schuif-/kanteldak
14 10 A Servicecentrale motor - airbags - stuurkolomschakelaars - regensensor
15 15 A Instrumentenpaneel - multifunctioneel display - elektronische eenheid navigatiesysteem - airconditioning - autoradio
16 30 A Bediening centrale portiervergrendeling
20 10 A Remlicht rechts
21 15 A Remlicht links - derde remlicht
22 20 A Plafonnier v——r en plafonnier achter (206 SW) - kaartleeslampje - verlichting dashboardkastje - aansteker - 12 V-aansluiting achter (206 SW)
S1 Shunt Shunt PARC

PRAKTISCHE INFORMATIE
140
ACCU Laden met behulp van een acculader:
Ð maak de accupoolklemmen los,
Ð volg de aanwijzingen van de fabrikant op de acculader,
Ð sluit de accukabels weer aan, te beginnen met de (Ð) kabel,
Ð controleer of de accupolen en de klemmen schoon zijn. Indien ze bedekt zijnmet een (witte of groene) oxidatielaag, neem dan de accukabels los en reinig de polen en de klemmen.
Starten met een hulpaccu:
Ð sluit eerst de rode kabel aan op de (+) polen van de beide accu's,
Ð sluit de groene of zwarte kabel op de (Ð) pool van de hulpaccu aan,
Ð sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte kabel op een zo ver mogelijk van de accu verwijderd massapunt van de te starten auto aan.
Stel de startmotor in werking en laat de motor draaien.
Wacht tot de motor stationair draait en neem dan de kabels los.
Ð Wacht 2 minuten na het uitzetten van het contact alvorens de accu los te koppelen.
Ð Maak de accupoolklemmen niet los bij draaiende motor.
Ð Laad de accu niet op zonder de accukabels los te nemen.
Ð Sluit ruiten en schuifdak voordat de accupoolklemmen worden losgemaakt. Als de ruiten of het schuifdak na het weer aansluiten niet goed werken, die- nen deze te worden gereset (zie "Elektrisch bediende ruiten - ¤ Beveiligingtegen beknellen" en "Schuif-/kanteldak - ¤ Beveiliging tegen beknellen".
Ð Zet, elke keer nadat de accukabels weer zijn aangesloten, het contact AAN en wacht 1 minuut alvorens de motor te starten, zodat de elektronische
systemen ge•nitialiseerd kunnen worden. Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt als er zich na deze handeling toch nog problemen voordoen.
Het is raadzaam de accu los te koppelen als uw auto langer
dan een maand buiten gebruik is.
ECO-MODE Nadat de motor is afgezet, als het contact in de stand accessoires staat,wordt een aantal elektrische voorzie-ningen (ruitenwissers, ruitbediening,plafonniers, autoradio, enz.) na eenhalf uur automatisch uitgeschakeld,om te voorkomen dat de accu ontla-den raakt. Op dat moment verschijnt de melding "Eco-mode actief" op het multifuncti-
onele display. Als de accu ontladen is, kan de motor niet gestart worden.
26-05-2003