BAGAGERUIMTE Achterklep gelijktijdig met de portieren ver- of ontgrendelen
De achterklep wordt vergrendeld of ont-grendeld met de afstandsbediening ofhet portierslot aan bestuurderszijde.
Trek om de achterklep te openen aan de handgreep Aen trek de achterklep open.
Opmerking: De achterklep wordt auto-
matisch vergrendeld zodra sneller wordtgereden dan 10 km/h en wordt weer ont-grendeld zodra een portier wordt geo-pend of als de rijsnelheid wordt verlaagdtot minder dan 10 km/h.
Waarschuwingsmelding"achterklep open"
Als bij draaiende motor of tijdens het rij-den de achterklep niet goed gesloten is,wordt u gewaarschuwd door het knippe-ren van het verklikkerlampje verplichtstoppen "STOP" in combinatie met een
geluidssignaal en het desbetreffende pic-
togram op het multifunctionele display.
Noodbediening Hiermee kan bij een eventuele sto- ring in de centrale vergrendeling, deachterklep ontgrendeld worden.
- Klap de achterbank naar voren om
bij het slot in de bagageruimte te komen,
- Steek een kleine schroevendraaier in de opening Avan het slot om de
achterklep te ontgrendelen. SCHUIF-/ KANTELDAK*
- Kantelen:
draai de knop naar
rechts (drie standen mogelijk).
- Sluiten: zet de knop in de stand
"O" .
- Openen: draai de knop naar links
(zes standen mogelijk).
- Sluiten: zet de knop in de stand
"O" .
- Beveiliging tegen beknellen: Als
het dak bij het sluiten tegen een obstakel stuit, stopt het dak auto-matisch en gaat weer open.
Druk lang op de knop om nadat debeveiliging tegen beknellen in wer-king is getreden de stand van deknop te synchroniseren met de standvan het dak. Opmerking: het zonnescherm wordt
handmatig bediend.
* Volgens uitvoering.
UW 307 IN DETAIL
70
BRANDSTOF TANKEN
Te laag brandstofniveauAls het brandstofniveau te laag is, gaat dit verk-likkerlampje branden. U kunt nog ongeveer 50 km met de reste-
rende hoeveelheid brandstof rij-den. Als het verklikkerlampje knippert, geeft dit aan dat de brandstofmeterniet werkt.
Raadpleeg een PEUGEOT-service- punt. Het tanken dient met afgezette
motor te geschieden.
MOTORKAP OPENEN Binnenzijde: Druk op de knop links
onder het dashboard. Buitenzijde: Druk de veiligheids-
haak omhoog en til de motorkap op.MotorkapsteunBevestig de motorkapsteun om de motorkap geopend te houden. Plaats de motorkapsteun in de hou- der alvorens de motorkap te sluiten. Sluiten Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat deze aan het einde van deslag in het slot vallen. Controleer ofde motorkap goed vergrendeld is.
Waarschuwingsmelding "motorkap open"* Als bij draaiende motor of tijdens het rijden de motorkap niet goed is ge-sloten, zal het verklikkerlampje ver-plicht stoppen "STOP" gaan bran- den in combinatie met een geluids-signaal en zal een bijbehorendeafbeelding worden weergegeven op
het multifunctionele display.
Open de brandstofvulklep.
Steek de sleutel in het slot endraai deze linksom.
Trek de tankdop uit de vulope-ning en bevestig deze aan dehaak aan de binnenzijde van devulklep.
Op een label aan de binnenzijde vande vulklep staat de voorgeschrevensoort brandstof aangegeven. Laat het vulpistool bij het aftanken van de auto nooit meer dan 3 keerautomatisch uitspringen. Indien ditwel gebeurt, kunnen er storingenoptreden. De inhoud van de brandstoftank
bedraagt ca. 60 liter. Vergrendel na het tanken de vul- dop en sluit de vulklep.
* Volgens uitvoering
UW 307 IN DETAIL 71
Automatisch inschakelen van de verlichting* Het parkeerlicht en het dimlicht wor- den automatisch ingeschakeld als delichtsterkte van de omgeving onvol-doende is en als de ruitenwissers inwerking zijn. De verlichting wordt uit-geschakeld als de lichtsterkte van deomgeving weer voldoende is of hetwissen is gestopt. Opmerking: Bij mist kan de lichtsen-
sor voldoende licht waarnemen en zullen de lichten niet automatischworden ingeschakeld. Bij de aflevering van de auto is deze functie ingeschakeld. In- of uitschakelen van de functie: zet het contact in de stand acces- soires (1e stand van de sleutel)
of AAN,
houd het uiteinde van de licht-schakelaar 2 seconden inge-drukt.
Opmerking: Als het buiten donker
is, blijft de verlichting nadat hetcontact is afgezet nog ongeveer 45seconden branden.
Let op dat de lichtsensor, in het midden van het dashboard, nietwordt afgedekt. Deze sensorregelt de automatische verlich-ting. Controle van werking InschakelenBij het inschakelen van de functie is een geluidssignaal te horen en ver-schijnt de melding
"Automatische
verlichting aan" op het multifunctio-
nele display. Uitschakelen Als de functie wordt uitgeschakeld klinkt een geluidssignaal. Opmerking: de functie wordt tijdelijk
uitgeschakeld als de bestuurder de verlichting handmatig inschakelt. Bij een storing in de lichtsensor wordt de functie ingeschakeld (deverlichting gaat aan) De bestuurderwordt gewaarschuwd door eengeluidssignaal en de melding"Defect in automatische verlich-ting" op het multifunctionele display.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-punt om het systeem te laten contro-leren.
* Volgens uitvoering
UW 307 IN DETAIL 73
Automatische ruitenwissers* In de stand AUTOwerkt de ruiten-
wisser automatisch en wordt de
snelheid van de wissers aan de hoeveelheid neerslag aangepast .
Controle van werking InschakelenBij het inschakelen van de automa- tische ruitenwissers verschijnt demelding "Automatischwissenaan"
op het multifunctionele display. Uitschakelen In het geval van een storing wordt
de bestuurder gewaarschuwd met een geluidssignaal en de melding" Storing automatische ruitenwis-
sers " op het multifunctionele display.
In het geval van een storing wer-
ken de ruitenwissers als de schake-laar in de stand AUTOstaat in de
intervalstand.
Raadpleeg een PEUGEOT-service- punt om het systeem te laten contro-leren.
* Volgens uitvoering.
RUITENWISSERSCHAKELAAR Ruitenwissers v——r
2 Hoge snelheid (hevige neerslag.
1 Normale snelheid (matige neerslag)
AUTO Automatisch wissen*
0 Uit
EŽn keer wissen (omlaag duwen) Werking In de stand
1of 2wordt, als de auto
stopt, de wissnelheid lager en zodra weer wordt weggereden, wordt deoorspronkelijke wissnelheid weer aan-genomen. Nadat het contact meer dan een minuut is afgezet met de ruitenwis-
serschakelaar in de stand AUTO*,dient deze functie weer geactiveerdte worden. Zet hiervoor de schakelaar
in een willekeurige stand en zet hemvervolgens in de stand AUTO*.
Ruitensproeiers v——r enkoplampsproeiers*
Trek de hendel naar u toe. De ruiten- sproeiers treden in werking, waarnaenige tijd de ruitenwissers worden inge-schakeld om de ruit schoon te wissen. De koplampsproeiers treden gelijk met de ruitensproeiers in werking indien de
dim-/grootlichten branden .
UW 307 IN DETAIL
74
BOORDCOMPUTER*Als de knop op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaarmeermaals wordt inge-
drukt, worden achtereenvolgens aangegeven:
Monochroom display B
- de datum
- de actieradius
- de afgelegde afstand
- het gemiddelde verbruik
- het momentele verbruik
- de gemiddelde snelheid Op 0 zetten Druk meer dan 2 seconden op de knop.
* Volgens uitvoering.
UW 307 IN DETAIL
76
Actieradius In deze stand geeft de computer het aantal kilometers dat met de reste-rende hoeveelheid brandstof gere-den kan worden. Opmerking:Dit getal kan verhoogd
worden door een verandering in de rijstijl of van het landschap, die eenaanzienlijke verlaging van hetmomentele verbruik tot gevolg heeft. Als de resterende hoeveelheid brandstof in de tank minder is dan
3 liter, branden er slechts 3 streepjes
op de display. Momenteel verbruik Dit is het verbruik dat geregistreerd is tijdens de laatste 2 seconden.Deze informatie verschijnt alleen alser met een snelheid van ongeveer 20 km/h wordt gereden.
(Weergave maximaal 30 l/100 km). Gemiddeld verbruik Het gemiddelde verbruik is de verhouding tussen de verbruiktebrandstof en het aantal afgelegdekilometers sinds de laatste nulstel-ling van de boordcomputer (weerga-ve maximaal 30 l/100 km).
Afgelegde afstand In deze stand geeft de boordcompu- ter de afgelegde afstand sinds delaatste nulstelling aan. Na het op nul stellen van de boord- computer is de weergegeven actie-
radius pas na enige tijd betrouwbaar.
Raadpleeg een PEUGEOT-service- punt wanneer er tijdens het rijdenhorizontale streepjes op de displayverschijnen, in plaats van cijfers.
UW 307 IN DETAIL
77
Gemiddelde snelheid De gemiddelde snelheid wordt ver- kregen door de sinds de laatste nul-stelling afgelegde afstand te delendoor de tijd dat de auto in gebruik is(contact aan).
Loszetten
Trek aan de hefboom, druk de knop in en duw de handrem geheelomlaag.Als dit verklikkerlampjebrandt in combinatie meteen geluidssignaal en demelding "Handrem aange-
trokken" op het multifunc-
tionele display, geeft dit aan dat dehandrem nog (iets) is aangetrokken.
Storing Een storing wordt aangegeven door een geluidssignaal, de melding"Storing automatische transmissie"op het multifunctionele display en hetknipperen van de verklikkerlampjesSport en Sneeuw op het instrumenten-paneel. In dit geval werkt de versnellingsbak met een noodprogramma (blokke-ring in de 3e versnelling). U kunt daneen hevige schok waarnemen bij hetselecteren van Rvanuit de stand P,
of Rvanuit de stand N, (zonder
gevaar voor de versnellingsbak). Rijd niet harder dan 100 km/h (afhankelijk van de geldende snel-heidslimiet). Raadpleeg zo snel mogelijk een
PEUGEOT-servicepunt. Als deze waarschuwing op het instrumentenpaneel ver-schijnt in combinatie meteen geluidssignaal en demelding
"Storing remsys-
teem" op het multifunctionele dis-
play, duidt dit op een storing in de
elektronische remdrukregelaar. Doordeze storing zou u tijdens het rem-men de controle over uw auto kun-nen verliezen. Stop onmiddellijk.
Raadpleeg een PEUGEOT-service- punt.
HANDREM Aantrekken
Trek, als de auto volledig stilstaat, de handrem aan. Let op:
als de auto stilstaat op een
helling, draai dan de wielen richting trottoir en trek de handrem aan. ANTIBLOKKEERSYSTEEM (ABS) Het antiblokkeersysteem zorgt samen met de elektronische rem-drukregelaar tijdens het remmenvoor een betere stabiliteit en be-stuurbaarheid van uw auto, vooralop een slecht of glad wegdek. Opmerking: controleer bij het ver-
wisselen van de wielen (banden en velgen) of deze zijn gehomologeerd. Het antiblokkeersysteem treedt auto- matisch in werking zodra ŽŽn van dewielen dreigt te blokkeren.
UW 307 IN DETAIL
88
Als de accu geen stroom levert en de selectiehen-
del in de stand P staat, ishet onmogelijk om naareen andere stand te scha-
kelen. De normale werking van het anti-blokkeersysteem kan merkbaarzijn door het trillen van het rempe-daal.
Trap het rempedaal bij een noodstop krachtig en volledigin en laat het niet los.
NOODREMASSISTENTIE Dit systeem zorgt ervoor dat in nood- gevallen de optimale remdruk snellerwordt bereikt, zodat de remafstand klei-ner wordt. Het systeem wordt ingeschakeld als de snelheid waarmee het rempedaalwordt ingedrukt groot is en zorgt ervoordat de benodigde bedieningskracht
minder wordt en dat de effectiviteit vanhet remmen wordt vergroot.
Loszetten
Trek aan de hefboom, druk de knop in en duw de handrem geheelomlaag.Als dit verklikkerlampjebrandt in combinatie meteen geluidssignaal en demelding "Handrem aange-
trokken" op het multifunc-
tionele display, geeft dit aan dat dehandrem nog (iets) is aangetrokken.
Storing Een storing wordt aangegeven door een geluidssignaal, de melding"Storing automatische transmissie"op het multifunctionele display en hetknipperen van de verklikkerlampjesSport en Sneeuw op het instrumenten-paneel. In dit geval werkt de versnellingsbak met een noodprogramma (blokke-ring in de 3e versnelling). U kunt daneen hevige schok waarnemen bij hetselecteren van Rvanuit de stand P,
of Rvanuit de stand N, (zonder
gevaar voor de versnellingsbak). Rijd niet harder dan 100 km/h (afhankelijk van de geldende snel-heidslimiet). Raadpleeg zo snel mogelijk een
PEUGEOT-servicepunt. Als deze waarschuwing op het instrumentenpaneel ver-schijnt in combinatie meteen geluidssignaal en demelding
"Storing remsys-
teem" op het multifunctionele dis-
play, duidt dit op een storing in de
elektronische remdrukregelaar. Doordeze storing zou u tijdens het rem-men de controle over uw auto kun-nen verliezen. Stop onmiddellijk.
Raadpleeg een PEUGEOT-service- punt.
HANDREM Aantrekken
Trek, als de auto volledig stilstaat, de handrem aan. Let op:
als de auto stilstaat op een
helling, draai dan de wielen richting trottoir en trek de handrem aan. ANTIBLOKKEERSYSTEEM (ABS) Het antiblokkeersysteem zorgt samen met de elektronische rem-drukregelaar tijdens het remmenvoor een betere stabiliteit en be-stuurbaarheid van uw auto, vooralop een slecht of glad wegdek. Opmerking: controleer bij het ver-
wisselen van de wielen (banden en velgen) of deze zijn gehomologeerd. Het antiblokkeersysteem treedt auto- matisch in werking zodra ŽŽn van dewielen dreigt te blokkeren.
UW 307 IN DETAIL
88
Als de accu geen stroom levert en de selectiehen-
del in de stand P staat, ishet onmogelijk om naareen andere stand te scha-
kelen. De normale werking van het anti-blokkeersysteem kan merkbaarzijn door het trillen van het rempe-daal.
Trap het rempedaal bij een noodstop krachtig en volledigin en laat het niet los.
NOODREMASSISTENTIE Dit systeem zorgt ervoor dat in nood- gevallen de optimale remdruk snellerwordt bereikt, zodat de remafstand klei-ner wordt. Het systeem wordt ingeschakeld als de snelheid waarmee het rempedaalwordt ingedrukt groot is en zorgt ervoordat de benodigde bedieningskracht
minder wordt en dat de effectiviteit vanhet remmen wordt vergroot.