248
BELANGRIJKDe elektrische
installaties die veel stroom verbrui-
ken (airconditioning, achterruitver-
warming, enz.) schakelen tijdens het
starten tijdelijk uit.
Als de motor bij de eerste poging
niet aanslaat, moet u de sleutel
terugdraaien in stand STOPen nog-
maals starten.
Als de startpoging moeizaam ver-
loopt (bij een goed werkende Lancia
CODE), probeer dan niet langdurig
de motor te starten.
Gebruik alleen een hulpaccu als de
oorzaak een onvoldoende geladen
boordaccu is. Gebruik nooit een
acculader voor het starten van de
motor. MOTOR OPWARMEN
– Rijd rustig weg, laat de motor
niet met hoge toerentallen draaien
en trap het gaspedaal niet bruusk in.
– Verlang de eerste kilometers geen
maximale prestaties, maar wacht tot
de koelvloeistof een temperatuur
van 50-60 °C heeft bereikt. MOTOR UITZETTEN
– Laat het gaspedaal los en wacht
tot de motor met stationair toerental
draait.
– Draai de contactsleutel in stand
STOP en zet de motor uit. Bij uit-
voeringen met automatische versnel-
lingsbak moet, voordat de motor
wordt uitgezet, eerst de versnellings -
pook in stand Pworden geplaatst.
BELANGRIJK Het is beter om de
motor na een zware rit even “op
adem” te laten komen. Zet de motor
niet onmiddellijk uit, maar laat hem
even stationair draaien. Hierdoor
kan de temperatuur in de motor-
ruimte dalen.
250
Laat kinderen nooit
alleen achter in de auto.
Neem de contactsleutel
altijd uit het contactslot als u de
auto verlaat en houdt de sleutel
bij u.
Als de auto is uitgerust
met het Keyless System en
de CID wordt in de auto
gelaten, kan de motor worden
gestart: let hier goed op omdat
anders eventueel in de auto ach-
tergelaten kinderen of kwaadwil-
lenden de motor kunnen starten.
PARKEREN
Voer voor het parkeren van de auto
de volgende handelingen uit:
– Zet de motor uit.
– Controleer of de automatische
handrem is ingeschakeld.
– Schakel de eerste versnelling in
als de auto op een helling omhoog
staat en de achteruit bij een helling
omlaag (gezien vanuit de rijrich-
ting).
– Zet bij uitvoeringen met automa-
tische versnellingsbak de versnel-
lingspook in stand P.
– Zet de voorwielen in een zodani-
ge stand dat de auto onmiddellijk
stopt als de handrem per ongeluk
wordt uitgeschakeld. Laat de contactsleutel
nooit in stand MAR staan
omdat hierdoor de accu
ontlaadt.
VEILIG RIJDEN
Tijdens het ontwerpen van de
THESIS heeft LANCIA veel aan-
dacht besteed aan de optimale vei-
ligheid voor de inzittenden.
Desalniettemin blijft het gedrag van
de bestuurder van doorslaggevende
betekenis voor de veiligheid op de
weg.
Hierna vindt u enkele eenvoudige
tips en aanbevelingen om onder
diverse omstandigheden veilig te rij-
den Hoewel u de meeste natuurlijk
al kent, is het toch de moeite waard
ze aandachtig te lezen.
257
Keuze van de versnellingenGebruik als het verkeer en de weg
het toelaten de hoogste versnelling.
Het inschakelen van een lage ver-
snelling voor een snelle acceleratie
verhoogt het brandstofverbruik. Op
dezelfde wijze neemt bij het oneigen-
lijke gebruik van een hoge versnel-
ling, het verbruik en de schadelijke
uitlaatgasemissie toe. Bovendien slijt
de motor hierdoor sneller.
Maximum snelheid
Het brandstofverbruik neemt aan-
zienlijk toe bij een hogere snelheid:
als de snelheid wordt verhoogd van
90 naar 120 km/h, neemt het
brandstofverbruik met ongeveer
30% toe. Rijd daarom zoveel moge-
lijk met een gelijkmatige snelheid,
vermijd overbodig remmen en
optrekken. Dit kost brandstof en
verhoogt de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen. Wij raden u daarom
aan om rustig te rijden en een veili-
ge afstand te bewaren van de auto’s
die voor u rijden, waardoor u tijdig
kunt reageren op gevaarlijke situ-
aties. Acceleratie
Met vol gas optrekken waarbij de
motor met hoge toerentallen draait,
kost veel brandstof en verhoogt de
uitstoot van schadelijke uitlaatgas-
sen. Het is beter geleidelijk op te
trekken en geen maximale toerental-
len te gebruiken.
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud
starten bereikt de motor niet de opti-
male bedrijfstemperatuur. Hierdoor
neemt niet alleen het brandstofver-
bruik toe (van 15 tot aan 30% in
stadsverkeer) maar ook de uitstoot
van schadelijke uitlaatgassen.
Aërodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde
aërodynamische accessoires kan de
aërodynamica negatief beïnvloeden,
waardoor het brandstofverbruik zal
toenemen.
RIJSTIJL
Het starten
Laat de motor als de auto stilstaat,
niet warmdraaien met stationair toe-
rental en ook niet met een verhoogd
toerental: onder deze omstandighe-
den warmt de motor veel langzamer
op, terwijl het verbruik en de
schadelijke uitlaatgasemissie toene-
men. Het is beter om rustig weg te
rijden en geen hoge toerentallen te
gebruiken. Op deze manier warmt
de motor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in als u
stilstaat voor een stoplicht of voor-
dat u de motor afzet. Deze handeling
heeft evenals het overschakelen met
tussengas geen enkel nut. Het kost
brandstof en verhoogt de uitstoot
van schadelijke uitlaatgassen.
267
NOODSTART
Als de Lancia CODE er niet in slaagt
om de startblokkering op te heffen,
blijven de symbolen Yen U op het
multifunctionele display branden met
daarbij de opschriften “ELEKTRO-
NISCHE SLEUTEL NIET HER-
KEND” en “DEFECT IN MOTOR-
CONTROLESYSTEEM” en start de
motor niet. Voor het starten van de
motor is het nodig een noodstart uit
te voeren.
Wij raden u aan om eerst de in-
structies goed te lezen voordat u de
motor op deze wijze start.
Als er tijdens deze noodstartproce-
dure een vergissing wordt gemaakt,
moet de contactsleutel in stand STOP
worden gedraaid en de gehele proce-
dure vanaf het begin (punt 1) worden
herhaald.
1) Lees de 5-cijferige elektronische
code die op de CODE-card vermeld
staat.
2) Draai de contactsleutel in stand
MAR. 3
) Trap het gaspedaal geheel in en
houd het ingetrapt. Het lampje U
gaat ongeveer 8 seconden branden.
Zodra het lampje is gedoofd, moet u
het gaspedaal loslaten en u voorbe-
reiden op het tellen van het aantal ke-
ren dat het lampje Uknippert.
4 ) Als het lampje evenveel keer heeft
geknipperd als het eerste cijfer van de
code op uw CODE-card, moet u het
gaspedaal intrappen en ingetrapt hou-
den totdat het lampje U4 seconden
heeft gebrand. Zodra het lampje is ge-
doofd, moet u het gaspedaal loslaten.
5) Het lampje Ugaat weer knippe-
ren: als het lampje evenveel keer heeft
geknipperd als het tweede cijfer van
de code op uw CODE-card, moet u
het gaspedaal intrappen en ingetrapt
houden.
6) Herhaal deze procedure voor de
overige cijfers van de code op uw
CODE-card. 7
) Houd bij het laatste cijfer het gas-
pedaal ingetrapt. Het lampje Ugaat
4 seconden branden. Zodra het
lampje is gedoofd, moet u het gaspe-
daal loslaten.
8) Als het lampje Uongeveer 4 se-
conden snel gaat knipperen, is de pro-
cedure op de juiste wijze uitgevoerd.
9) Start de motor door de contact-
sleutel van stand MARin stand AVV
te draaien, zonder de sleutel in stand
STOP te plaatsen.
Als het lampje Ublijft branden,
draai dan de contactsleutel in stand
STOP en herhaal de procedure vanaf
punt 1).
BELANGRIJK Bij elke volgende
startpoging van de motor moet deze
noodstartprocedure worden herhaald.
Wij raden u daarom aan om na het
uitvoeren van een noodstart een Lan-
cia-dealer te raadplegen.
NOODGEVALLEN
309
Voordat de auto gesleept
gaat worden moet de auto-
matische handrem worden
uitgeschakeld op de manier die
beschreven staat in de betreffende
paragraaf. Tevens moet de CID
(indien aanwezig) van het herken-
ningssysteem (Keyless System) zich
in het interieur bevinden om te
voorkomen dat het stuurslot in-
schakelt. Start de motor niet als de
auto wordt gesleept.
Draai voor het slepen de
sleutel in stand MAR en
vervolgens in STOP zonder
de contactsleutel uit het slot te ver-
wijderen. Als de contactsleutel uit
het contactslot wordt genomen,
wordt automatisch het stuurslot
vergrendeld waardoor het onmo-
gelijk wordt de auto te besturen.
Schakel de handrem uit. Houd er
rekening mee dat de rem- en
stuurbekrachtiging niet werken
zolang de motor niet is aangesla-
gen, waardoor meer kracht nodig
is voor de bediening van het rem-
pedaal en het stuur. Gebruik voor
het slepen geen elastische kabels
en rijd zo gelijkmatig mogelijk.
Controleer tijdens het slepen of de
sleepkabel geen carrosseriedelen
kan beschadigen. Houdt u bij het
slepen van een auto aan de wette-
lijke voorschriften. Dit geldt zowel
voor het slepen zelf als voor het ge-
drag naar andere weggebruikers. BELANGRIJK
Controleer bij auto’s
met een automatische versnellingsbak
of de versnellingsbak in de vrijstand
( N ) staat (controleer of de auto rolt
als er tegen wordt geduwd) en sleep
de auto zoals een auto met een hand-
geschakelde versnellingsbak, zoals
hiervoor is beschreven.
Als u er niet in slaagt de versnel-
lingsbak in de vrijstand te zetten,
sleep de auto dan niet maar wendt u
dan tot de Lancia-dealer.BELANGRIJK Bij uitvoeringen die
zijn uitgerust met het herkennings-
systeem (Keyless System), mag de
auto uitsluitend verplaatst worden als
de startknop in stand MARstaat. Als
de auto gesleept moet worden, raden
wij u aan de startknop in stand MAR
te draaien voordat u de auto ver-
plaatst.
365
- af st andsbediening....................19
- bediening sknoppen op het C O N - NECT ......................................15
- bediening sknoppen op het st uurwiel .................................18
- t abel bediening sknoppen .........21
C ont role- en waarschuwingslampjes ..........115
C ruise-cont rol ( elekt ronische snelheidsreg eling ) .................194
Dashboard ...............................12
Dashboardkast je .......................212
Dead lock-sy st eem ( port ieren) ....57
Derde remlicht..........................290
Diefstalalarm..............................39
- afgaan alarm ...........................42
- alarm inschakelen ...................40
- alarm uitschakelen ..................41
- inst elbare of uit schakelbare functies....................................42
- kantelsensor ............................41
- melding van inbraakpoging .....42 - minist eriële g oedkeuring
.........43
- sy st eem buit en g ebruik st ellen . 4 2
- v olumet rische bev eilig ing ........41
Dieself ilt er
- condens aftappen ..................329
Dimlicht
- bediening.................................97
- gloeilamp vervangen..............280
Display ing eschakelde v ersnelling aut omat ische v ersnelling sbak 1 1 0
Display kilomet ert eller t ot aal en dagstand................................110
Documentenvakken ..................217
Dop v an de brandst of t ank .......234
Drankenv ak met klimaatregeling......................213
Drieweg kat aly sat or ( kat aly sat or) . . 4
E.G.R. ( uitlaatgas -
recirculatiesysteem ) ..................5
Easy Entry/Exit ( systeem) ..........43
E BD ( elekt ronische remdrukv erdeling ) ...............241E conomisch en
milieubewust rijden ...............258
Elektrisch zonnescherm ............216
Elektrische ruitbediening ............73
- anti-letselfunctie .....................73
- bediening sknoppen ..................74
- centraal openen/ sluiten ..........75
- handmat ig e/ aut omat ische bediening.................................75
E lekt ronisch g ereg elde aut om. v ersnelling sbak
( COMFORTRONIC) ..............180
- automatische werking ...........182
- display ( stand) ......................110
- handmat ig e sequent iële werking .................................186
- keuze aut omat ische/ handmat ig e sequent iële werking ...............182
- motor starten.........................180
- rollend starten .......................188
- slepen van de auto.................189
- specificaties ...........................348
- stoppen..................................181
- storingsmelding .....................187