30
fig. 4
P4U00004
Houd voor het inklappen van de meta-
len baard in de handgreep knopje ( B-
fig. 3) ingedrukt en draai de baard in de
richting van de pijl tot de baard vastklikt.
Druk voor het op afstand ver-/ontgren-
delen van de portieren op knopje C. Als
bij auto’s met diefstalalarm knopje C
wordt ingedrukt, wordt ook het diefstal-
alarm in-/uitgeschakeld en knippert
lampje Dop de sleutel als de zender de
code naar de ontvanger zendt. Deze code
(rolling code) wijzigt telkens als de zen-
der wordt gebruikt.
BELANGRIJK Als u knopje Cindrukt
en lampje D knippert slechts één keer
kort, dan moet de batterij worden vervan-
gen, zoals verderop is aangegeven. Kofferdeksel openen
Het kofferdeksel kan van buitenaf op af-
stand worden ontgrendeld door knopje E
(fig. 3) in te drukken, ook als het dief-
stalalarm (indien aanwezig) is ingescha-
keld.
Als bij auto’s met diefstalalarm het
kofferdeksel wordt geopend, dan worden
de omtrekbeveiliging en de kofferdeksel-
sensor uitgeschakeld. Het systeem geeft
(behalve bij sommige uitvoeringen in en-
kele landen) twee geluidssignalen
(“BIEP”) en de richtingaanwijzers gaan
ongeveer 3 seconden branden.
Als het kofferdeksel weer wordt geslo-
ten, dan worden de functies hersteld. Het
systeem geeft (behalve bij sommige uit-
voeringen in enkele landen) twee geluids-
signalen (“BIEP”) en de richtingaanwij-
zers gaan ongeveer 3 seconden branden.WERKING (fig. 4)
Iedere keer als u de contactsleutel in
stand STOP zet, schakelt de Alfa
Romeo CODE de functies van de elektro-
nische regeleenheid van de motor uit.
Als u bij het starten van de motor de
sleutel in stand MAR draait, dan stuurt
de regeleenheid van de Alfa Romeo CODE
een code naar de regeleenheid van de
motor die, als de code wordt herkend, de
blokkering van de functies opheft. De ge-
heime code wordt door de sleutel verzon-
den en heeft meer dan 4 miljard combina-
ties. De code wordt alleen verzonden als
de regeleenheid van het systeem de code
heeft herkend via een in het start-/con-
tactslot ingebouwde antenne.
34
DIEFSTALALARM
(indien aanwezig)
BESCHRIJVING
Het systeem is goedgekeurd volgens de
EU-normen 95/56 en bestaat uit: zender,
ontvanger, regeleenheid met sirene en be-
wegingssensoren. Het diefstalalarm wordt
bediend door de in het instrumentenpaneel
opgenomen ontvanger en wordt in- en uit-
geschakeld met de zender in de sleutel. De
zender verzendt een versleutelde variabele
code. Het diefstalalarm controleert: het on-
bevoegd openen van de portieren, het
kofferdeksel en de motorkap (omtrekbevei-
liging), de bediening van het start-/con-
tactslot, het onderbreken van de accuka-
bels, het doorknippen van de kabels van de
sleutelschakelaar, de aanwezigheid van be-
wegende objecten in het interieur (volume-
trische beveiliging). Het systeem bedient
ook de centrale portiervergrendeling. Bo-
vendien kan de volumetrische beveiliging
en/of de sirene worden uitgeschakeld.
BELANGRIJK De startblokkering
wordt uitgevoerd door de Alfa Romeo
CODE en wordt automatisch ingeschakeld
als de contactsleutel uit het start-/con-
tactslot wordt genomen. Extra afstandsbedieningen
bestellen
De ontvanger kan in totaal 5 afstandsbe-
dieningen herkennen. Als u om welke re-
den dan ook een nieuwe sleutel met af-
standsbediening nodig hebt, moet u zich
wenden tot de Alfa Romeo-dealer. Hierbij
moeten alle in u bezit zijnde sleutels, de
CODE-card, een identiteitsbewijs en het
kentekenbewijs worden meegenomen.
ALARM INSCHAKELEN
Richt bij gesloten portieren, kofferdeksel
en motorkap en het contactslot in stand
STOP of PARK (uitgenomen sleutel) de
sleutel met afstandsbediening in de richting
van de auto. Druk op het knopje en laat het
knopje los.
Bij de meeste uitvoeringen geeft het sys-
teem een akoestisch signaal (“BIEP”),
gaan de richtingaanwijzers ongeveer 3 se-
conden branden en worden de portier-
sloten vergrendeld.
Het inschakelen van het alarm wordt
voorafgegaan door een zelfdiagnose waar-
in lampje (A-fig. 9) met verschillende
frequenties knippert. Als het systeem een
storing vindt, dan klinkt nogmaals een
akoestisch waarschuwingssignaal.
P4U00417
fig. 8
AFSTANDSBEDIENING (fig. 8)
De in de contactsleutel ingebouwde af-
standsbediening is uitgerust met een knop-
je (A ) en een lampje (B ); met het knopje
schakelt u de afstandbediening in en het
lampje knippert als de zender een code
stuurt naar de ontvanger. Deze code (rol-
ling code) wijzigt telkens als de zender
wordt gebruikt.
BELANGRIJK Als u knopje Aindrukt
en lampje B knippert slechts één keer
kort, dan moet de batterij worden vervan-
gen, zoals hiervoor is beschreven.
35
BewakingAls na het inschakelen lampje (A-fig. 9)
op het dashboard gaat knipperen, dan geeft
dit aan dat het systeem de auto bewaakt.
Lampje (A ) knippert zolang de bewakings-
fase actief is.
BELANGRIJK De wijze waarop het
diefstalalarm inschakelt, verschilt per
land.
Zelfdiagnose en portieren, motor-
kap en kofferdeksel controleren
Als u na het inschakelen van het alarm
een tweede “BIEP” hoort, moet u het
systeem uitschakelen, controleren of de
portieren, de motorkap en het kofferdek-
sel gesloten zijn en vervolgens het sys-
teem weer inschakelen. Als de portieren, de motorkap en het
kofferdeksel niet goed gesloten zijn, wor-
den ze niet door het diefstalalarm gecon-
troleerd.
Als bij goed gesloten portieren, motor-
kap en kofferdeksel het geluidssignaal
wordt herhaald, betekent dit dat door de
zelfdiagnose van het systeem een storing
is gesignaleerd in de werking van het sys-
teem. Wendt u tot de Alfa Romeo-dealer.
UITSCHAKELEN
U schakelt het alarm uit door het knopje
van de afstandsbediening in te drukken. Het
systeem voert de volgende handelingen uit
(met uitzondering van bepaalde landen):
– de richtingaanwijzers knipperen twee
keer kort
– de sirene zendt twee korte geluids-
signalen (biep) uit
– de portieren worden vergrendeld.
BELANGRIJK Als na uitschakeling van
het systeem het lampje in de auto blijft
branden (maximaal 2 minuten of totdat
de sleutel in stand MAR wordt gezet),
moet het volgende onthouden worden: –
als het lampje constant blijft bran-
den, betekent dit dat de batterijen van de
afstandsbediening leeg zijn en vervangen
moeten worden;
– als het lampje blijft knipperen, maar
met verschillende intervallen dan die bij
een normale signalering, dan is gepro-
beerd de auto open te breken, waarbij
het aantal keren knipperen de reden van
het alarm aangeeft:
1 x knipperen: rechter voorportier
2 x knipperen: linker voorportier
3 x knipperen: rechter achterportier
4 x knipperen: linker achterportier
5 x knipperen: bewegingssensoren
6 x knipperen: motorkap
7 x knipperen: kofferdeksel/achterklep
8 x knipperen: losmaken kabels voor
het starten van de auto
9 x knipperen: losmaken accukabels of
doorknippen kabels van de sleutelschakelaar
10 keer knipperen: ten minste drie alarm-
oorzaken.
P4U00006
fig. 9
36
fig. 10
P4U00007
AUTOMATISCHE IN-
SCHAKELING VAN HET ALARM
(indien aanwezig)
Als het diefstalalarm niet met de af-
standsbediening is ingeschakeld, wordt
het systeem automatisch ingeschakeld na
ongeveer 30 seconden nadat de contact-
sleutel in stand STOP of PARK is ge-
draaid en voor de laatste keer één van de
portieren geopend en weer gesloten is.
Als het systeem is ingeschakeld, gaat het
lampje in de auto knipperen, knipperen
de richtingaanwijzers twee keer kort en
klinken er twee geluidssignalen (biep).
U schakelt het alarm uit door het knopje
van de afstandsbediening in te drukken.
Het alarm schakelt zichzelf ook automa-
tisch in als de portieren met de sleutel
worden vergrendeld.
Als het alarm automatisch wordt inge-
schakeld, worden de portieren niet ver-
grendeld.
W ANNEER GAAT HET ALARM
AF
Bij ingeschakeld systeem wordt het
alarm in de volgende gevallen geactiveerd: – als één van de portieren, de motorkap
of het kofferdeksel wordt geopend; – als de accu wordt losgekoppeld of de
voedingskabels van het diefstalalarm of
van de sleutelschakelaar worden losge-
maakt; – als iets in het interieur komt, bijv. bij
het breken van de ruiten (volumetrische be-
veiliging); – bij een startpoging (contactsleutel in
stand MAR).
Afhankelijk van het land schakelt het
alarm de sirene en de richtingaanwijzers
in (gedurende ongeveer 26 seconden).
De manier waarop het systeem werkt en
het aantal cycli, kunnen per land verschil-
len.
Toch is een maximum aantal cycli voor-
zien voor de akoestische en zichtbare sig-
nalen.
Na een alarmsignalering schakelt het
systeem over naar de normale bewa-
kingsfunctie.
ALARM ONDERBREKEN
Druk op het knopje van de afstandsbe-
diening om het alarm te onderbreken of
schakel het alarm uit met de noodsleutel
(indien aanwezig), zoals in de volgende
paragraaf wordt beschreven.
37
VOLUMETRISCHE BEVEILIGING
Voor een correcte werking van de bevei-
liging moeten de ruiten en het opendak
(indien aanwezig) geheel gesloten zijn.
De volumetrische beveiliging kan worden
uitgeschakeld (als er bijvoorbeeld dieren
aan boord zijn) door de volgende hande-
lingen snel achter elkaar uit te voeren:
Draai de contactsleutel van stand MAR
in stand STOPen direct daarna weer in
stand MAR en vervolgens opnieuw in
stand STOP. Neem vervolgens de sleutel
uit het slot. Het lampje in de auto gaat
ongeveer 2 seconden branden om de uit-
schakeling te bevestigen.
U schakelt de volumetrische beveiliging
weer in door de sleutel in stand MARte
draaien en langer dan 30 seconden te
wachten.
Als u bij uitgeschakelde volumetrische
beveiliging een elektrische installatie wilt
gebruiken die werkt met de contactsleutel
in stand MAR(bijv. de elektrische ruitbe-
diening), dan moet de contactsleutel in
stand MAR worden gedraaid, de installa-
tie worden bediend en de sleutel binnen
30 seconden weer in stand STOP wor-
den gedraaid. Op deze manier wordt de
volumetrische beveiliging niet opnieuw in-
geschakeld.
DIEFSTALALARM BUITEN
WERKING STELLEN
(indien aanwezig)
Om het diefstalalarm volledig buiten
werking te stellen (bijvoorbeeld bij onder-
houdswerkzaamheden aan de elektrische
installatie of als de accu van de auto ver-
vangen moet worden, enz.), moet als
volgt te werk worden gegaan:
– maak het paneel (A-fig. 10) los
door op de lippen (B ) te drukken;
– verwijder de beschermdop (C-fig.
11) van de sleutelschakelaar;
– steek de noodsleutel in de schake-
laar en draai deze linksom (D-fig. 12)
(stand OFF).
Om het systeem weer in te schakelen,
draait u de sleutel rechtsom (stand ON). Laat de sleutel niet in de schakelaar
zitten. Sluit de schakelaar af met de
dop en monteer het paneel.
Bij bepaalde uitvoeringen kan alleen de
sirene worden uitgeschakeld.
BELANGRIJK Als de auto langere
tijd niet wordt gebruikt (langer dan drie
weken), is het raadzaam het diefstal-
alarm uit te schakelen om te voorkomen
dat de accu wordt uitgeput. Bij uitgescha-
keld diefstalalarm blijft het altijd mogelijk
de centrale portiervergrendeling in en uit
te schakelen met de afstandsbediening.
fig. 11 fig. 12
P4U00008P4U00009
118
De gasveren zijn zo af-
gesteld dat het koffer-
deksel op de juiste wij-
ze wordt geopend als het deksel
het oorspronkelijke gewicht
heeft. Achteraf aangebrachte
voorwerpen (spoiler enz.) kun-
nen de juiste werking van de
gasveren verhinderen.
OPENEN MET AFSTANDSBEDIE-
NING (
fig. 136) (indien aanwezig)
Het kofferdeksel kan van buitenaf wor-
den geopend met de afstandsbediening
door knopje (A) op de sleutel in te druk-
ken, ook als het diefstalalarm (indien
aanwezig) is ingeschakeld.
Als bij auto’s met diefstalalarm het
kofferdeksel wordt geopend, dan worden
de interieurbeveiliging en de kofferdeksel-
sensor uitgeschakeld. Het systeem geeft
dan (behalve bij sommige uitvoeringen in
enkele landen) twee geluidssignalen
(“BIEP”) en de richtingaanwijzers gaan
ongeveer 3 seconden branden.Als het
kofferdeksel wordt vergrendeld, dan wordt
de beveiliging weer ingeschakeld. Het sys-
teem geeft (behalve bij sommige uitvoe-
ringen in enkele landen) twee geluidssig-
nalen (“BIEP”) en de richtingaanwijzers
gaan ongeveer 3 seconden branden.
Het kofferdeksel gaat dankzij de gas-
veren gemakkelijk open.
V AN BUITENAF OPENEN MET
DE SLEUTEL (
fig. 135)
Draai het embleem (A ) in de door de
pijl aangegeven richting, steek de sleutel
( B ) in het slot en draai het linksom.
P4U00413
fig. 135
P4U00329
fig. 136
fig. 134 Bedien de hendel voor
het ontgrendelen van
het kofferdeksel alleen
als de auto stilstaat.
BAGAGERUIMTE
Het kofferdeksel kan zowel van binnen-
uit als van buitenaf worden geopend.
BELANGRIJK Als het kofferdeksel
niet goed gesloten is, gaat het betreffen-
de waarschuwingslampje van het check-
panel branden.
V AN BINNENUIT OPENEN
(
fig. 134)
Het kofferdeksel kan van binnenuit wor-
den geopend door aan de hendel ( A)
naast de bestuurdersstoel te trekken.
P4U00035
– Schakel het diefstalalarm (indien aan-
wezig) uit met de afstandsbediening; stel
vervolgens het systeem buiten werking
met de noodsleutel.
– Maak de accukabels los van de accu
(koppel altijd eerst de minkabel los) en
controleer de acculading. Gedurende het
stallen moet deze controle iedere vier we-
ken worden herhaald. Laad de accu op
als de spanning lager is dan 12,5 Volt.
149
Deze handelingen
moeten in de open lucht
worden uitgevoerd.Het
uitlaatgas bevat koolmonoxide;
een zeer giftig en dodelijk gas.
WEER IN GEBRUIK NEMEN
Als de auto langdurig niet gebruikt is en
u wilt de auto weer in gebruik nemen,
voer dan de volgende handelingen uit:
– Stof de buitenzijde van de auto niet
droog af.
– Controleer de auto visueel op lekka-
ge van vloeistoffen (olie, rem- en koppe-
lingsvloeistof, koelvloeistof enz.).
– Vervang de motorolie en het oliefilter.
– Controleer de volgende vloeistofni-
veaus:
versnellingsbak-/differentieelolie.
rem-/koppelingsvloeistof.
koelvloeistof.
– Controleer het luchtfilter en vervang
het zonodig.
– Controleer de bandenspanning en
controleer de banden op beschadigingen,
inkepingen of scheuren. Vervang zonodig
de banden.
– Controleer de conditie van de riemen
in de motor.
– Controleer de acculading en sluit de
accukabels aan. –
Stel het diefstalalarm (indien aanwe-
zig) weer in werking met de sleutelschake-
laar.
– Zet de versnellingspook in de vrij-
stand, start de motor en laat de motor
enige minuten stationair draaien. Trap
hierbij een aantal malen het koppelings-
pedaal in.
– Controleer of de verschillende
stroomgebruikers (koplampen, richting-
aanwijzers, enz.) goed functioneren.
BELANGRIJK Voor de correcte uit-
voering van de vermelde werkzaamheden
wordt verwezen naar de betreffende pa-
ragrafen in het hoofdstuk “Technische ge-
gevens”.
172
Systeem/Componenten Zekering Ampèrage Plaats
Parkeerlicht linksvoor7 10A fig. 50
Parkeerlicht rechtsvoor6 10A fig. 50
Achterlicht links 6 10A fig. 50
Achterlicht rechts7 10A fig. 50
Dimlicht links 8 10A fig. 50
Dimlicht rechts4 10A fig. 50
Grootlicht links2 10A fig. 50
Grootlicht rechts1 10A fig. 50
Remlicht links 6 10A fig. 50
Remlicht rechts7 10A fig. 50
Derde remlicht13 10A fig. 50
Kentekenverlichting links 7 10A fig. 50
Kentekenverlichting rechts6 10A fig. 50
Achteruitrijlichten13 10A fig. 50
Mistachterlicht links 7 10A fig. 50
Mistachterlicht rechts6 10A fig. 50
Richtingaanwijzers -
W aarschuwingsknipperlichten 14 10A fig. 50
Mistlampen voor 15 15A fig. 52
Interieurverlichting - verlichting
dashboardkastje 12-13 10A fig. 50
Systeem/Componenten Zekering Ampèrage Plaats
Ruitenwissers, ruitensproeiers 10 20A fig. 50
Claxon 11 20A fig. 50
Elektrische ruitbediening
en portiervergrendeling 13 10A fig. 50
Elektrische ruitbediening voor 5 30A fig. 50
Elektrische ruitbediening
linksachter 4 20A fig. 52
Elektrische ruitbediening rechtsachter 5 20A fig. 52
Portiervergrendeling -
Bagageruimteverlichting 3 20A fig. 50
Elektrische achterklepontgrendeling 7 30A fig. 52
Achterruitverwarming15 30A fig. 50
Elektrische spiegelverstelling 13 10A fig. 50
Verwarming van buitenspiegels 15 30A fig. 50
Aansteker 9 15A fig. 50
Koplampsproeiers1 20A fig. 53
Koplampverstelling4 10A fig. 50
Instrumentenpaneel12 10A fig. 50
Controlelampje grootlicht 2 10A fig. 50
Controlelampje achterruitverwarming 15 30A fig. 50
Autoradio12 10A fig. 50
Diefstalalarm12 10A fig. 50