105
BELANGRIJKDe contactsleutel kan al-
leen in stand STOP uit het contactslot wor-
den genomen als de selectorhendel in stand
P (beveiligingssysteem Key-lock) staat.
In geval van nood (storingen, lege accu,
enz.) kan de sleutel ook uit het contact-
slot worden genomen als de selectorhen-
del niet in stand Pstaat.
Druk met een vinger op de ontgrendel-
knop (A-fig. 107) nabij het start-/con-
tactslot onder de bekleding, en verwijder
gelijktijdig de sleutel.KEUZE VOOR HANDMATIGE
OF AUTOMATISCHE BEDIENING
De belangrijkste eigenschap van deze
versnellingsbak is dat hij automatisch of
handmatig bediend kan worden. De auto-
matische werking wordt ingeschakeld als
de selectorhendel in het rechter gedeelte
wordt geplaatst en de handmatige bedie-
ning als de hendel in het linker gedeelte
geplaatst wordt.
De wijze van werking en de ingescha-
kelde versnelling worden weergegeven
op het display van de toerenteller ( A-
fig. 108).
AUTOMATISCHE WERKING
Selectorhendel
Voor de automatische werking moet de
selectorhendel in het rechter gedeelte
( fig. 109) worden geplaatst in één van
de volgende standen:
P -parkeren (u kunt de motor starten)
R -achteruit
N -vrijstand (u kunt de motor starten)
D -automatisch vooruit rijden.
T rek de schuifring (A-fig. 109) onder
de selectorhendel omhoog voor de vol-
gende verplaatsingen:
– van Pnaar Ren omgekeerd
– van Nnaar R.
P4U00421P4U00318
fig. 107
P4U00317
fig. 108 fig. 109
V
erlang de eerste kilo-
meters geen maximale
prestaties, maar wacht
tot de motor op bedrijfstempera-
tuur is.
A
A
A
Het is raadzaam om
gedurende de eerste ki-
lometers niet de maxi-
male prestaties van uw auto te
eisen (bijv. snel accelereren,
langdurig rijden met hoge toe-
rentallen, krachtig remmen,
enz.).
132
MOTOR STARTEN
BELANGRIJK
De auto is uitgerust
met elektronische startonderbreking. Zie
“Alfa Romeo CODE” als de motor niet wil
starten. Het contactslot is voorzien van een her-
startbeveiliging. Als de motor bij de eer-
ste poging niet aanslaat, moet u de sleu-
tel terugdraaien in stand STOP en nog-
maals starten.
Het start-/contactslot is voorzien van
een beveiligingsmechanisme, waardoor
het slot niet van stand MAR in stand
AV V kan worden gezet bij een draaien-
de motor.
BENZINEMOTOR STARTEN
BELANGRIJK Het gaspedaal mag
pas worden ingetrapt nadat de motor is
gestart.
Bij koude motor 1) Zorg ervoor dat de handrem is aan-
getrokken. 2) Zet de versnellingspook in de vrij-
stand. 3) Trap het koppelingspedaal geheel
in, zodat de startmotor de tandwielen in
de versnellingsbak niet hoeft aan te drij-
ven. 4) Controleer of de elektrische syste-
men en verbruikers zijn uitgeschakeld. Let
vooral op systemen die veel vermogen
vragen (bijv. de achterruitverwarming).
Het is zeer gevaarlijk
om de motor in een af-
gesloten ruimte te laten
draaien. De motor verbruikt zuur-
stof en produceert koolmonoxide,
een zeer giftig en dodelijk gas.
Laat de contactsleutel
niet in stand MAR staan
als de motor stilstaat.
5) Draai de start-/contactsleutel in
stand AVV en laat hem los zodra de
motor aanslaat.
6) Als de motor niet aanslaat, moet u
de sleutel terugdraaien in stand STOP
en nogmaals starten.
Bij warme motor: 1) Zorg ervoor dat de handrem is aan-
getrokken.
2) Zet de versnellingspook in de vrij-
stand.
3) Trap het koppelingspedaal geheel
in.
4) Controleer of de elektrische syste-
men en verbruikers zijn uitgeschakeld. Let
vooral op systemen die veel vermogen
vragen (bijv. de achterruitverwarming).
5) Draai de start-/contactsleutel in stand
A VV en laat hem los zodra de motor
aanslaat.
6) Als de motor bij de eerste poging
niet aanslaat, moet u de sleutel terug-
draaien in stand STOP en nogmaals
starten.
133
Trap het gaspedaal hierbij niet herhaal-
delijk in maar houdt het iets ingetrapt.
BELANGRIJK Als de startpoging
moeizaam verloopt, blijf dan niet langdu-
rig proberen de motor te starten. Hierdoor
zou de katalysator kunnen beschadigen.
We ndt u in dat geval tot de Alfa Romeo-
dealer.
BELANGRIJK Bij de uitvoering 2.0
T .SPARK Selespeed moet het rempedaal
ingetrapt worden gehouden tijdens het
starten van de motor. Als het rempedaal
herhaaldelijk wordt ingetrapt bij een af-
gezette motor, is er meer kracht vereist.
In een dergelijke situatie moet voor het
starten van de motor het rempedaal
krachtiger worden ingetrapt
DIESELMOTOR STARTEN
1) Zorg ervoor dat de handrem is aan-
getrokken.
2) Zet de versnellingspook in de vrij-
stand.
3) Draai de contactsleutel in stand
MAR. Op het instrumentenpaneel gaat
het controlelampje
mbranden. BELANGRIJK
De elektrische installa-
ties die veel stroom verbruiken (aircondi-
tioning, achterruitverwarming,enz.) scha-
kelen tijdens het starten tijdelijk uit. Als het lampje
m(in-
dien aanwezig) na het
starten ongeveer 30 se-
conden gaat knipperen, betekent
dit dat er een storing is in het
voorgloeisysteem. Als dat het
geval is, wendt u dan onmiddel-
lijk tot de Alfa Romeo-dealer.
Als de motor bij de eerste poging niet
aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien
in stand STOP en nogmaals starten.
Als de startpoging moeizaam verloopt
(bij een goed werkende Alfa Romeo CO-
DE), probeer dan niet langdurig de motor
te starten.
Maak alleen gebruik van een hulpaccu
als de motor niet aanslaat wanneer de
boordaccu onvoldoende is geladen. Ge-
bruik nooit een acculader voor het starten
van de motor (zie “Een lege accu” in het
hoofdstuk “Noodgevallen”).
MOTOR OPWARMEN
– Rijd rustig weg, laat de motor niet
met hoge toerentallen draaien en trap het
gaspedaal niet bruusk in.
– Verlang de eerste kilometers geen
maximale prestaties, maar wacht tot
de koelvloeistof een temperatuur van
50-60 °C heeft bereikt.
4) Wacht tot het lampje
mgedoofd
is. Hoe warmer de motor, hoe sneller het
lampje dooft. Bij een warme motor kan
het lampje zo snel doven dat dit niet
wordt opgemerkt.
5) Trap het koppelingspedaal geheel in.
6) Draai de contactsleutel in stand
AV V nadat het lampje
mgedoofd is.
Als u te lang wacht, zijn de voorgloei-
bougies weer afgekoeld.
Houd er rekening mee
dat de rem- en stuurbe-
krachtiging niet werken
zolang de motor niet is aangesla-
gen, waardoor meer kracht nodig
is voor de bediening van het rem-
pedaal en het stuur.
134
NOODSTART
STARTEN MET EEN
HULPACCU
Als de motor niet start (en de Alfa
Romeo CODE werkt op de juiste wijze),
start de motor dan met een hulpaccu,
zoals wordt beschreven in het hoofdstuk
“Noodgevallen”. Probeer auto’s niet te
starten door ze aan te
duwen, te slepen of van
een helling af te laten rijden.
Hierdoor kan de katalysator on-
herstelbaar beschadigen.
ROLLEND STARTEN
Probeer auto’s met ka-
talysator nooit te star-
ten door ze aan te du-
wen, te slepen of van een helling
te laten rijden. Op die wijze kan
er onverbrande brandstof in de
katalysator terechtkomen, waar-
door deze onherstelbaar zal be-
schadigen.
MOTOR UITZETTEN
– Laat het gaspedaal los en wacht tot
de motor met stationair toerental draait.
– Draai de contactsleutel in stand
STOP. Hierdoor wordt de motor uit-
gezet.
BELANGRIJK Het is beter om de mo-
tor na een zware rit even “op adem” te
laten komen. Zet de motor niet onmiddel-
lijk uit, maar laat hem even stationair
draaien. Hierdoor kan de temperatuur in
de motorruimte dalen.
Geef niet bruusk gas
vlak voordat de motor
wordt uitgezet. Dit
geldt voor alle motoren, maar in
het bijzonder voor motoren die
voorzien zijn van een turbocom-
pressor. Gasgeven voordat u de motor
uitzet heeft geen enkel nut, ver-
spilt brandstof en is zeer schade-
lijk voor de lagers in de turbo-
compressor.
Stilstaan in het verkeerAls u langere tijd stilstaat (spoorweg-
overgangen), is het raadzaam de motor
uit te zetten.
VOORZORGMAATREGELEN
VOOR HET BEHOUD VAN DE
EMISSIEREDUCTIESYSTEMEN
De correcte werking van deze systemen is
niet alleen belangrijk voor het milieu, maar
ook voor het rendement van de auto.
Het in goede conditie houden van de
systemen is de belangrijkste voorwaarde
voor milieubewust en economisch rijden.
De eerste eis is, dat u zich te allen tijde
houdt aan het geprogrammeerd onder-
houdsschema.
Gebruik voor de benzinemotoren uit-
sluitend loodvrije benzine.
Als het starten problemen ople-
vert, blijf dan niet proberen. Ver-
mijd aanduwen, aanslepen of rol-
lend starten: al deze handelingen
kunnen de katalysator beschadi-
gen.
146
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat
voor een stoplicht of voordat u de motor
afzet.Deze handeling heeft evenals het
overschakelen met tussengas geen enkel
nut. Het kost brandstof en verhoogt de
uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Keuze van de versnellingen
Gebruik als het verkeer en de weg het
toelaten de hoogste versnelling. Het in-
schakelen van een lage versnelling voor
een snelle acceleratie verhoogt het brand-
stofverbruik. Op dezelfde wijze neemt bij
het oneigenlijke gebruik van een hoge ver-
snelling, het verbruik en de schadelijke uit-
laatgasemissie toe. Bovendien slijt de mo-
tor hierdoor sneller.
Maximum snelheid
Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk
toe bij een hogere snelheid: als de snelheid
wordt verhoogd van 90 naar 120 km/h,
neemt het brandstofverbruik met ongeveer
30% toe. Rijd daarom zoveel mogelijk met
een gelijkmatige snelheid, vermijd overbo-
dig remmen en optrekken. Dit kost brand-
stof en verhoogt de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen. Wij raden u daarom aan om
r ustig te rijden en een veilige afstand te be-
waren van de auto’s die voor u rijden, waardoor u tijdig kunt reageren op gevaar-
lijke situaties (bijv. kettingbotsingen).
Acceleratie
Met vol gas optrekken waarbij de motor
met hoge toerentallen draait, kost veel
brandstof en verhoogt de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen. Het is beter ge-
leidelijk op te trekken en geen maximale
toerentallen te gebruiken.
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud star-
ten bereikt de motor niet de optimale be-
drijfstemperatuur. Hierdoor neemt niet al-
leen het brandstofverbruik toe (van 15
tot aan 30% in stadsverkeer) maar ook
de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
V erkeerssituatie en conditie
van het wegdek
Op een drukke weg bijvoorbeeld bij filerij-
den, waarbij overwegend lage versnellin-
gen worden gebruikt, of in de stad waar
zich veel verkeerslichten bevinden, zal het
brandstofverbruik aanzienlijk hoger zijn.
Bochtige trajecten, bergwegen en een
slecht wegdek verhogen eveneens het
brandstofverbruik.