123
Als het ABS in wer-
king treedt, dan is de
grip van de banden op
het wegdek beperkt; u dient uw
snelheid te verlagen en aan te
passen aan de beschikbare grip.
Het ABS maakt zoveel
mogelijk gebruik van de
beschikbare grip maar
kan deze niet verhogen. Daarom
moet op gladde weggedeelten al-
tijd voorzichtig worden gereden
en mogen geen onnodige risico’s
worden genomen.
V oor het beste gebruik van het anti-
blokkeersysteem, is het raadzaam de vol-
gende aanwijzingen op te volgen: Bij een storing gaat het
waarschuwingslampje
op het instrumenten-
paneel branden. Rijd met aange-
paste snelheid naar een Alfa
Romeo-dealer en laat het sys-
teem volledig repareren.
Als het ABS in werking
treedt, merkt u dat aan
een trilling in het rem-
pedaal. Verlaag de remdruk niet
maar houd het rempedaal juist
goed ingedrukt; op deze manier
hebt u, afhankelijk van de condi-
tie van het wegdek, de kortste
remweg.
W ees voorzichtig bij het remmen in
bochten, ook als de auto is voorzien van
ABS.
Het belangrijkste advies is echter het
volgende:
Als u deze aanwijzingen opvolgt kunt u
onder alle omstandigheden optimaal rem-
men. BELANGRIJK
Op auto’s die met ABS
zijn uitgerust, mogen uitsluitend door de
fabriek voorgeschreven velgen, banden
en remblokken gemonteerd worden.
Het systeem wordt gecompleteerd met
een elektronische remdrukverdeling EBD
(Electronic Brake Distributor), die via de
regeleenheid en de sensoren van het ABS
de prestaties van het remsysteem ver-
hoogt.
De auto is uitgerust
met een elektronische
remdrukverdeling (EBD).
Als bij een draaiende motor tege-
lijkertijd de waarschuwings-
lampjes en gaan bran-
den, dan is er een storing in het
EBD-systeem; in dat geval kunnen
bij hard remmen de achterwielen
vroegtijdig blokkeren waardoor
de auto kan gaan slippen. Rijd
zeer voorzichtig naar de dichtst-
bijzijnde Alfa Romeo-dealer om
het systeem te laten controleren.
x>
124
Als bij een draaiende
motor alleen het waar-
schuwingslampje gaat
branden, dan is er een storing in
het ABS-systeem. In dat geval
werkt het conventionele remsys-
teem op de normale manier, ter-
wijl geen gebruik wordt gemaakt
van het anti-blokkeersysteem.
Onder deze omstandigheden kan
ook de werking van het EBD-sys-
teem verminderen. Ook in dit ge-
val raden wij u aan onmiddellijk
en zeer voorzichtig naar de
dichtstbijzijnde Alfa Romeo-dealer
te rijden, om het systeem te laten
controleren.
Als het waarschu-
wingslampje voor te
laag remvloeistofniveau
gaat branden, stop dan onmiddel-
lijk de auto en neem contact op
met de Alfa Romeo-dealer. Als er
vloeistof lekt uit het hydraulische
systeem, wordt de werking van
zowel het conventionele remsys-
teem als het ABS in gevaar ge-
bracht.
EOBD (MOTORMA-
NAGEMENTSYSTEEM)
(benzine-uitvoeringen)
Het op de auto gemonteerde EOBD-sys-
teem (European On Board Diagnosis) is con-
form de EU 98/69-richtlijnen (EURO 3).
Dit diagnosesysteem voert continu con-
troles uit op de componenten die van in-
vloed zijn op de emissies; bovendien kan
de bestuurder door het branden van lamp-
je
Uop het instrumentenpaneel een
vermindering in de werking van de com-
ponenten constateren.
Het doel is:
– de werking van het systeem controle-
ren;
– signaleren wanneer door een storing
de emissies boven de wettelijk vastgestel-
de drempelwaarde uitkomen;
– signaleren wanneer het noodzakelijk
is defecte componenten te vervangen.
Het systeem beschikt verder nog over
een diagnosestekker die aangesloten
moet worden op speciale diagnose-appa-
ratuur. De stekker maakt het mogelijk de
door de regeleenheid opgeslagen sto-
ringscodes en de specifieke parameters
voor de diagnose en werking van de mo-
tor te lezen. Als u de contactsleutel
in stand MAR draait en
het lampje
Ugaat niet
branden of het gaat branden of
knipperen tijdens het rijden, dan
dient u zo snel mogelijk contact op
te nemen met de Alfa Romeo-
dealer.
BELANGRIJK Na het verhelpen van
de storing moet de Alfa Romeo-dealer
voor een complete controle van het sys-
teem, tests uitvoeren op een testbank en,
zonodig, een proefrit maken die even-
tueel een langere afstand kan omvatten.
138
–Controleer voordat u vertrekt of de
wisserbladen niet vast aan de voorruit
zijn gevroren.
–V erwijder eventuele sneeuw van het
luchttoevoerrooster aan de onderzijde van
de voorruit.
– Blijf niet te lang met een draaiende
motor in diepe sneeuw stilstaan: door de
sneeuw kan de koolmonoxide van het uit-
laatgas in het interieur dringen.
– Zorg dat de remmen en banden in
perfecte conditie zijn.
–C ontroleer of het reservoir van de rui-
ten-/koplampsproeiers voldoende anti-
vries en kalkoplosser bevat.
– Rem bij voorkeur op de motor af en
vermijd bruusk remmen.
– In de winter kan op schijnbaar droge
wegen toch ijs liggen. Let daarom vooral
goed op de delen van de weg die door de
aanwezigheid van bomen of rotsen weinig
zon krijgen, waardoor ijs kan blijven liggen.
BELANGRIJK Rijd om beschadiging
van de banden te voorkomen, met ge-
monteerde sneeuwkettingen geen lange
stukken op sneeuwvrije wegen.In extre-
me gevallen moet u zeer langzaam rijden
en de sneeuwkettingen verwijderen zodra
dat mogelijk is.REMMEN
De remmen zijn van essentieel belang
voor de rijveiligheid en dienen dus altijd
perfect te functioneren.
Voor een correct gebruik, een perfecte
werking en een minimale slijtage van het
remsysteem, raden wij u aan de volgende
aanwijzingen op te volgen:
– Laat tijdens het rijden de voet niet on-
nodig op het rempedaal rusten.
– Controleer of de slag van het rempe-
daal niet door een vloermat of een ander
voorwerp wordt belemmerd.
– Controleer regelmatig de werking van
het remsysteem en in ieder geval voor
een lange rit.
– Controleer op het instrumentenpaneel
of het lampje voor te laag remvloeistofni-
veau en aangetrokken handrem
xgoed
werkt: Als het lampje
xtijdens het rijden
gaat branden en blijft branden, controleer
dan of de handrem niet is aangetrokken.
Als de handrem niet is aangetrokken,
moet de auto onmiddellijk worden gestopt
en het niveau van de remvloeistof worden
gecontroleerd; als het niveau onvoldoende
is, moet vloeistof worden bijgevuld. Als het
controlelampje
dgaat branden bij het
IN DE BERGEN RIJDEN
Het rijden in de bergen vereist extra
aandacht. Hierna volgen enkele tips voor
het rijden in de bergen:
– Controleer voordat u vertrekt de vloei-
stofniveaus (motorolie,remvloeistof, koel-
vloeistof) en de conditie van de banden.
– Rem zoveel mogelijk op de motor af
en rijd in een lage versnelling bergaf-
waarts. Daarmee voorkomt u dat de rem-
men oververhit raken.
– Rijd nooit naar beneden met afgezet-
te motor of met de versnellingspook in de
vrij-stand, en absoluut nooit met uitgeno-
men contactsleutel.
– Rijd met een matige snelheid, en ver-
mijd het “afsnijden” van bochten.
– Denk eraan dat bergopwaarts inhalen
veel langzamer gaat en dat de weg daar-
om langer vrij moet zijn. Als u wordt inge-
haald terwijl u bergopwaarts rijdt, geef de
passerende auto dan de ruimte.
IN DE WINTER RIJDEN
Als de temperatuur onder 0 °C daalt of
bij sneeuw of ijzel raden wij u het volgen-
de aan:
139
intrappen van het rempedaal, dan zijn de
remblokken versleten tot de minimum toe-
gestane dikte. Laat de remblokken zo snel
mogelijk door de Alfa Romeo-dealer ver-
vangen.Omdat de auto is uitgerust met een slij-
tage-indicator voor de remblokken voor
moet u, als de remblokken worden ver-
vangen, ook de remblokken achter laten
controleren. De JTD-uitvoeringen beschik-
ken alleen over een slijtagesensor op de
rem linksvoor.
– Remvloeistof is hygroscopisch (rem-
vloeistof trekt water aan); vervang de
remvloeistof iedere twee jaar, onafhanke-
lijk van het aantal afgelegde kilometers,
om beschadiging ven het remsysteem te
voorkomen.
REMBEKRACHTIGER
De auto is uitgerust met een rembe-
krachtiger die alleen werkt bij een draai-
ende motor. Bij stilstaande motor moet
daarom meer kracht worden uitgeoefend
op het rempedaal om de gewenste rem-
vertraging te bereiken.
ANTI-BLOKKEERSYSTEEM
(ABS)
De auto is uitgerust met anti-blokkeer-
systeem (ABS) met elektronische rem-
drukverdeling (EBD). Wij raden u aan
met het volgende rekening te houden:
– Tijdens het remmen kunnen lichte trillin-
gen in het rempedaal worden gevoeld. Dit
betekent dat het ABS in werking is getreden.
– De prestaties van het systeem vergro-
ten in principe de actieve veiligheid, maar
mogen de bestuurder er niet toe verleiden
onnodige en onverantwoorde risico’s te
nemen. – De rijstijl moet altijd zijn aangepast
aan de weersomstandigheden, het zicht
en het verkeer.
– De maximale remvertraging blijft ui-
teraard altijd afhankelijk van de grip van
de banden op het wegdek. Bij sneeuw of
ijs is de grip vanzelfsprekend veel minder,
waardoor de remweg, ook met ABS, aan-
zienlijk langer zal zijn.
Let op bij de montage
van spoilers, lichtmeta-
len velgen en niet stan-
daard wieldoppen: ze kunnen de
ventilatie van de remmen ver-
minderen en daarmee hun doel-
matigheid tijdens krachtig en
veelvuldig remmen; bijvoorbeeld
tijdens een steile afdaling.
W ater, sneeuw en
strooizout op wegen
kunnen zich afzetten op
de remschijven waardoor de ge-
wenste remvertraging iets later
wordt bereikt.
De auto is uitgerust
met een elektronische
remdrukverdeling (EBD).
Als bij een draaiende motor tege-
lijkertijd de waarschuwingslamp-
jes
>en xgaan branden, dan
is er een storing in het EBD-sys-
teem; in dat geval kunnen bij
hard remmen de achterwielen
vroegtijdig blokkeren waardoor
de auto kan gaan slippen. Rijd
zeer voorzichtig naar de dichtst-
bijzijnde Alfa Romeo-dealer om
het systeem te laten controleren.
140
STUURBEKRACHTIGING
De hydraulische stuurbekrachtiging
werkt alleen bij een draaiende motor. Bij
stilstaande motor moet daarom meer
kracht worden uitgeoefend op het stuur-
wiel.
De stuurinrichting is een mechanisch
systeem dat grote invloed heeft op de rij-
veiligheid. Daarom moet de auto bij een
vermoedelijke storing worden stilgezet
en onmiddellijk contact worden opgeno-
men met de Alfa Romeo-dealer.
WISSERBLADEN
C ontroleer regelmatig de ruitenwisser-
bladen. Versleten of vuile wisserbladen
kunnen het zicht aanzienlijk verminderen.
Reinig de ruiten regelmatig door ze te
ontdoen van vuil, vet- en teeraanslag. Op
deze wijze wordt de levensduur van de
wisserbladen aanzienlijk verlengd. Voor-
dat u de ruitenwissers inschakelt, moet
eventuele sneeuw of ijs op de ruit worden
verwijderd.
W anneer de temperatuur onder 0°C is
gedaald, moet, voordat u de ruitenwis-
sers inschakelt, gecontroleerd worden of
er geen ijs tussen wisserblad en ruit zit:
Maak de wissers zonodig vrij met een an-
ti-vriesmiddel.
Schakel de ruitenwissers niet in op
een droge ruit.
Houdt u bij het vervan-
gen van de wisserbla-
den aan de bijgeleverde
instructies en aan hetgeen staat
beschreven in het hoofdstuk “On-
derhoud van de auto” in dit in-
structieboekje.
Het ABS ontheft de
bestuurder niet van de
verplichting voorzich-
tig te rijden, vooral op gladde,
besneeuwde of natte wegen.
Als bij een draaiende
motor alleen het waar-
schuwingslampje
>
gaat branden, dan is er een sto-
ring in het ABS-systeem. In dat
geval werkt het conventionele
remsysteem op de normale ma-
nier, terwijl geen gebruik wordt
gemaakt van het anti-blokkeer-
systeem. Onder deze omstandig-
heden kan ook de werking van
het EBD-systeem verminderen.
Ook in dit geval raden wij u aan
onmiddellijk en zeer voorzichtig
naar de dichtstbijzijnde Alfa
Romeo-dealer te rijden, om het
systeem te laten controleren.
Houd bij een draaiende
motor het stuurwiel
niet langer dan 15 op-
eenvolgende seconden tegen de
aanslag gedraaid: er ontstaat
een bepaald geluid en er kan
schade ontstaan aan het sys-
teem.
RUITEN
Plak geen stickers of andere plaatjes op
de ruiten: ze kunnen uzelf en andere
weggebruikers afleiden en het zicht be-
lemmeren.
148
In ieder geval mag het verticale gewicht
op de trekhaak de waarde niet overschrij-
den die vermeld is in het hoofdstuk
“Technische gegevens”.
Controleer bij het aankoppelen van een
aanhangwagen of caravan of de waarden
van het aanhangergewicht (vermeld op
de typegoedkeuring) en het maximum
toegestane aanhangergewicht (vermeld
op een sticker op de trekhaak), hoger of
gelijk zijn aan die van het totale gewicht
en de belasting op de trekkogel.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
EN SUGGESTIES
Hierna volgen enkele aanwijzingen voor
het rijden met een aanhanger:
– Monteer speciale en/of extra achter-
uitkijkspiegels, waarmee u voldoet aan
de geldende verkeerswetgeving.
– Let erop dat het klimvermogen van
de auto bij het trekken van een aanhan-
ger of caravan wordt beperkt.
– Schakel een lage versnelling in tij-
dens het afdalen om te voorkomen dat u
constant moet remmen.
– Houdt u aan de snelheidsbeperkingen
die voor auto’s met aanhanger gelden. U
mag in geen geval harder rijden dan 100
km/h.
AUTO LANGERE TIJD
STALLEN
T ref de volgende maatregelen als de au-
to langere tijd niet wordt gebruikt:
– Zet de auto in een overdekte, droge en
zo mogelijk goed geventileerde ruimte.
– Schakel een versnelling in.
– Zorg ervoor dat de handrem is aange-
trokken.
– Maak de gespoten delen schoon en
behandel ze met een siliconenwas.
– Smeer de wisserrubbers van de rui-
tenwissers en achterruitwisser in met talk-
poeder en laat ze los van de ruit staan.
– Zet de ruiten een klein stukje open.
– Dek de auto af met een stoffen of
een ademende kunststof hoes. Gebruik
geen dichte plastic hoes, omdat het in
en op de auto aanwezige vocht dan niet
kan verdampen.
– Breng de bandenspanning 0,5 bar bo-
ven de normaal voorgeschreven spanning
en controleer deze regelmatig. Laat de
banden, zo mogelijk, op houten blokken
steunen.
V
oer in geen geval mo-
dificaties aan het hydrau-
lische remsysteem van
de auto uit.
Het ABS waarmee de
auto is uitgerust, werkt
niet op het remsysteem
van de aanhanger. W ees daarom extra voorzichtig
op gladde wegen.
150
EXTRA ACCESSOIRES
RADIOZENDAPPARATUUR
EN MOBIELE TELEFOON
Mobiele telefoons en andere radiozend-
apparaten (bijvoorbeeld 27 mc) mogen
alleen in de auto worden gebruikt als een
aparte antenne aan de buitenkant van de
auto wordt gemonteerd.
SUGGESTIES VOOR
NUTTIGE ACCESSOIRES
Onafhankelijk van de wettelijk verplich-
tingen, raden wij u aan het volgende aan
boord te hebben ( fig. 3):
– verbandtrommel met niet alcoholi-
sche, desinfecterende deppers, steriele
gaascompressen, verbandgaas, pleisters,
enz.,
– een zaklamp;
– een schaar met afgeronde punten,
– werkhandschoenen.
De afgebeelde en beschreven voorwer-
pen zijn opgenomen in het Alfa Romeo
Lineaccessori-programma.
Door het gebruik van
een mobiele telefoon,
een 27 mc-zender of ge-
lijksoortige apparaten in de auto
(zonder buitenantenne) ontstaan
elektromagnetische velden die, als
ze worden versterkt door de re-
flectie in het interieur, niet alleen
schadelijk voor de gezondheid van
de inzittenden kunnen zijn, maar
ook storingen in de elektrische
systemen van de auto (zoals de
regeleenheid van het motorma-
nagementsysteem, de regeleen-
heid van het ABS/EBD enz.) kun-
nen veroorzaken. Hierdoor wordt
de veiligheid in gevaar gebracht. Bovendien wordt de zend- en
ontvangstkwaliteit aanzienlijk
beperkt door de isolerende eigen-
schappen van de carrosserie.
P4U00140
fig. 3
153
Krik de auto uitsluitend
aan de zijkant op. De auto
mag absoluut niet worden
opgekrikt door de hefarm van de
garagekrik onder de aluminium tra-
verse van de achterwielophanging
te plaatsen.
Het reservewiel is niet
geschikt voor de montage
van sneeuwkettingen. Als
u een lekke voorband (aangedreven
wiel) hebt en er moet met sneeuw-
kettingen worden gereden dan
moet u een wiel van de achteras
afhalen en daarvoor in de plaats
het noodreservewiel monteren.Zo
hebt u op de vooras twee normale
wielen waarop uw sneeuwkettin-
gen kunt monteren.
Maak het ventiel absoluut niet
open.
Plaats geen enkel stuk gereed-
schap tussen velg en band.
Controleer regelmatig de spanning
van de banden en van het reserve-
wiel en houdt u daarbij aan de
waarden die beschreven staan in het
hoofdstuk “Technische gegevens”.
WIEL VERWISSELEN
De richtlijnen geven aan dat:
– De krik 2,100 kg moet wegen.
– De krik geen afstelwerkzaamheden mag
vereisen.
– De krik bij beschadiging vervangen
moet worden door een krik van hetzelfde
type.
– Buiten de slinger geen enkel ander
gereedschap op de krik gemonteerd mag
worden.
Op het reservewiel is een oranje sticker
aangebracht waarop de belangrijkste aan-
wijzingen en de beperkingen staan ver-
meld met betrekking tot het gebruik van
het reservewiel. Op de sticker staan de volgende aanwij-
zingen in vier talen vermeld:
A TTENTIE! Alleen tijdelijk ge-
bruiken, 80 km/h max!
Ver vang zo snel mogelijk door
een normaal wiel.
Bedek deze aanwijzing niet.
Ga voor het verwisselen van het wiel als
volgt te werk:
– Stop de auto op een plaats waar het
verkeer niet in gevaar wordt gebracht en in
alle veiligheid het wiel kan worden verwis-
seld. Zet de auto zo mogelijk op een vlak-
ke en stevige ondergrond.
–T rek de handrem aan.
– Schakel de eerste versnelling of de
achteruit in.
– Til de bekleding in de bagageruimte
op.
Op een sticker op de krik
is het maximum hefver-
mogen aangegeven; de
krik mag nooit voor een zwaarde-
re last worden gebruikt.Deze sticker mag ab-
soluut niet worden ver-
wijderd of afgedekt.
Op het reservewiel mag nooit
een wieldeksel worden gemon-
teerd.